Trainer Hans Alleman tekende aan het eind van het seizoen 1979-1980 vol opluchting een nieuw contract bij Veendam. Hij verruilde Birkhoven voor het stadion De Lange Leegte. In de krant keek hij terug: “Het is jammer. Vahstal en ik wilden van Amersfoort een echt voetbalbedrijf maken. Dat blijkt hier kennelijk niet te kunnen.” (Trouw 26-4-1980). Alleman had zich vooral aan het gebrek aan ambitie gestoord. Meer dan eens had een bestuurslid hem toegevoegd: “man, wat maak je je druk? Er moet er toch één onderaan staan?” (Trouw 26-4-1980).
Vahstal had geprobeerd de club uit deze berustende houding wakker te schudden. Er kwam een einde aan het bewind van enkele oudere mannen die de club weliswaar in leven wisten te houden, maar daar hield het dan ook wel mee op. Was met de bemoeienis van de dynamische bouwondernemer de club erop vooruitgegaan? Een balans.
Scorebordjournalistiek
De laatste twee seizoenen voor de komst van Vahstal was de club derde van onderen (1976-1977) en laatste (1977-1978) geworden. In het daaropvolgende seizoen 1978-1979 werd Amersfoort een na laatste (1978-1979), met 23 punten (acht overwinningen, zeven keer gelijk en 21 nederlagen).
In het het seizoen 1979-1980, het tot dan toe rumoerigste seizoen uit de clubgeschiedenis, begon Amersfoort met drie nederlagen op rij en pas in de vierde wedstrijd werd een eerste punt behaald: 2-2 uit bij Telstar. Het seizoen werd afgesloten met amper 14 punten (slechts vier overwinningen en zes gelijke spelen) en een treurige laatste plaats op de ranglijst.
Een ander triest record: uit bij Heerenveen en thuis tegen DS’79 pakte Ton van Loon in dat seizoen – als enige speler in het betaalde voetbal – liefst twee rode kaarten; de eerste wegens protesteren tegen – jawel - scheidsrechter Oetelmans (op Birkhoven vooral bekend als slachtoffer van de ‘karatetrap’ van Henk van Ramselaar).
Kortom, van een stijgende lijn in de sportieve prestaties was geen sprake. De ambitie die Vahstal bij zijn komst had uitgesproken om binnen drie jaar naar de top van de eerste divisie te klimmen, bleef ver uit het zicht.
Algemeen Dagblad 12-4-1980. Een fanatieke en soms onbesuisde voetballer, maar: “Ik verzeker je, er is nog nooit iemand door mijn schuld geblesseerd het veld afgedragen.”
Nieuw elan bij de supporters
De nieuwe aankopen trokken wel meer toeschouwers. De toeschouwersaantallen hadden in het seizoen 1977-1978 een dieptepunt bereikt met een gemiddelde van 835 per wedstrijd, terwijl in het seizoen 1978-1979 gemiddeld ongeveer 1150 belangstellenden de wedstrijden op Birkhoven volgden. In het seizoen 1979-1980 was dat aantal al weer teruggelopen naar 972 per wedstrijd. Desondanks, met een beetje goede wil kon worden gesteld dat de negatieve trend gekeerd leek.
Bovendien was de supportersvereniging in die periode nieuw leven ingeblazen. Balt Gmelig was een van de initiatiefnemers: “Indertijd bestond er bij SC Amersfoort een weinig actieve supportersvereniging. Ik ben toen met een aantal vrienden bij elkaar gaan zitten. We wilden vooral meer sfeer rond de club creëren, de schwung er in houden. En dat lukte aardig. We hadden op een gegeven moment zo’n 500 leden en die betaalden 25 gulden op jaarbasis. Daarmee konden we allerlei activiteiten ontplooien. We maakten een programmablad voor elke wedstrijd, we zorgden voor kerstpresentjes voor de spelers, noem maar op. En we hielden ons ook bezig met het aantrekken van spelers. We probeerden spelers te interesseren voor SC Amersfoort. Op een gegeven moment zijn we zelfs in Amsterdam geweest bij Frits Flinkevleugel, een oud-international. Wij vonden dat hij in zijn nadagen voor SC Amersfoort heel waardevol kon zijn. Er kwam helaas niets uit, maar het reisje naar Amsterdam ben ik nooit vergeten.”
Voorkant van het programmablad S.C. AMERSFOORT THUIS
Verdienvermogen uitgehold
Financieel ging het beduidend minder. Onder de voorgangers van Vahstal werd elk dubbeltje twee keer omgekeerd voordat het werd uitgegeven. Vahstal echter liet zich in zijn ambities verleiden tot dure aankopen. Het afbouwen van de gemeentelijke subsidie en de invoering van de landelijke cao sloegen bovendien gaten in de begroting.
De schulden werden dankzij de aankopen van Vahstal met minstens twee ton verhoogd en bovendien werd het verdienvermogen van de club via transfergelden uitgehold. In het verleden kon de schuldpositie worden gecompenseerd door de (toekomstige) transferwaarde van de spelers, waardoor tekorten op de balans geen fundamenteel probleem vormden. Schuldeisers en investeerders konden er op vertrouwen dat vroeg of laat hun schulden werden afgelost. Na 1978 lag een deel van de eigendomsrechten van de spelers bij Vahstal. Daarmee verschoof een deel van het verdienvermogen van de club naar de bouwondernemer.
Kortom, de financiële balans van de club raakte uit het lood.
Ook Vahstal schoot er bij in
Wie echter denkt, dat Vahstal flink verdiend heeft aan zijn aankopen, heeft het hoogstwaarschijnlijk mis. Voor een groot aantal van de aankopen die door Vahstal op aanraden van trainer Alleman waren gedaan, bleek SC Amersfoort het einde van hun profcarrière. Spelers als Jos Brink, Ruud Wetzel, Leen van de Merkt en Johan Vlietstra stopten met voetballen of gingen over naar een amateurclub. Voor hen liep Vahstal dus een transferbedrag mis.
Spits Ben Hulshoff (verkocht aan De Graafschap) leverde gelukkig nog wel een som op, niet bekend is hoeveel. Feit is in ieder geval dat aan het eind van het seizoen 1979-1980 van de investering van ruim twee ton, die Vahstal naar verluid had gepleegd, er nog zeker 118.00 gulden over was. Dat bedrag wilde hij graag terug van de club.
Kapitaalvernietiging
Hoe terecht was die eis? Was die kapitaalvernietiging van 118.000 gulden niet een ondernemersrisico, dat Vahstal zelf willens en wetens had genomen? Als hij winst had gemaakt had hij dat geld (wellicht) in eigen zak gestoken, maar nu er een verlies was, moest de club daarvoor opdraaien. Bovendien: had Vahstal zelf niet een rol gespeeld bij alle perikelen, waardoor die 118.000 gulden transferwaarde was vernietigd?
De bestuurscultuur was de laatste twee seizoenen fundamenteel veranderd. De gemoedelijke sfeer had plaats gemaakt voor een sfeer gebaseerd op conflicten en wantrouwen. Wantrouwen richting de gemeente, richting de KNVB, maar vooral intern wantrouwen. Dat straalde ook af op de (waarde van de) spelers.
De waarde van een club bestaat niet in de eerste plaats uit de accommodatie, maar uit de spelers, uit hun toekomstige transferwaarde. De spelers moeten door een goede opleiding meer waard worden en op die manier geld verdienen voor hun club. In een club waar het rommelt en wantrouwen regeert, waar de sfeer verpest is en de spelers dus niet met volle overtuiging op de training verschijnen, vindt elke dag kapitaalvernietiging plaats. Elke dag wordt een stukje potentiële transferwaarde vernietigd.
Bovendien versterkte Vahstal dit proces door herhaaldelijk in de krant te laten weten dat hij elk moment de stekker uit de club kon trekken. Andere clubs die wellicht interesse hadden in een speler namen hierdoor een afwachtende houding aan in de veronderstelling: als we even wachten, gaat de club failliet en kunnen we de speler gratis ophalen.
De balans
In de landelijke pers gold de club anno 1978 als het lelijke eendje van de eerste divisie, maar ze was wel financieel en bestuurlijk gezond. In 1980 was de club volgens de meeste landelijke dagbladen een ‘zieltogende club’, een club op sterven na dood. Die kwalificatie is te kort door de bocht. Maar er was in twee seizoenen tijd wel een stevige basis gelegd voor een voortijdig einde.