6 reacties

Betaald voetbal in Amersfoort 1

door addy schuurman
16 januari 2021om 10:43u

Het is bij veel Amersfoorters misschien al niet meer bekend, maar de keistad had in de periode 1954-1982 een betaald voetbalclub. De club, die achtereenvolgens HVC en Sportclub Amersfoort werd genoemd, maakte in zijn bestaan verschillende pieken mee, maar vooral ook diepe dalen. De laatste jaren van de club waren een treurige aaneenschakeling van bestuurlijke chaos, slechte resultaten en lege tribunes. Dat resulteerde uiteindelijk in een faillissement. De oorzaak van de teloorgang? Daarover doen allerlei verhalen de ronde onder oud-spelers en oudere Amersfoorters. Heel vaak wordt daarbij met een verwijtende blik gekeken richting het stadsbestuur, dat in 1979 besloot om de jaarlijkse subsidie aan de club te stoppen. Maar hoe het nu precies allemaal gelopen is, is eigenlijk nooit op een rij gezet en wat er nog in de herinneringen leeft is behoorlijk door de tand des tijds aangetast en vervormd. De komende maanden zal De Stadsbron trachten meer licht te werpen op deze geschiedenis.

Ter inleiding volgt hier een eerste verhaal, waarin in grote stappen de geschiedenis van het betaald voetbal in Amersfoort tot 1978 de revue passeert. Volgende keren wordt dieper ingegaan op deelaspecten, zoals het spelersbeleid, de gemeentelijke bemoeienis en het financiële reilen en zeilen van de club. Met daarbij volop aandacht voor de laatste jaren van de SC Amersfoort en het faillissement.

NL-HaNA_2.24.01.08_0_254-7286 - kopie.jpg

Training van HVC op Birkhoven, begin jaren zestig.
Foto naar dia: Nationaal Archief, CCO, negatief nr. 2.24.01.08. Fotograaf onbekend/Anefo

Voetballen in de kelder van het betaald voetbal

Toeval

Het was eigenlijk bij toeval dat bij de invoering van het betaalde voetbal in Nederland een club uit Amersfoort betrokken was.

Aan de introductie van dat betaalde voetbal in het najaar van 1954 was een discussie van tien jaar voorafgegaan. Die discussie werd vooral in de grote steden en in het zuiden van het land, in Limburg en Brabant, gevoerd. Aan de Keistad was de strijd grotendeels voorbijgegaan. Pas in de loop van het seizoen 1953-1954 kropen er enkele enthousiastelingen bij elkaar met het idee om een profclub Amersfoort op te richten. Maar veel meer dan enkele oproepen in de krant leverde dat uiteindelijk niet op.

Nee, het betaald voetbal vestigde zich in Amersfoort via een bestaande amateurvereniging: HVC. Die club was in het seizoen 1953-1954 kampioen geworden van de tweede klasse en dus gepromoveerd naar de eerste klasse, het hoogste niveau van het toenmalige Nederlandse (amateur)voetbal. Maar in dat nieuwe seizoen 1954-1955 ging niet alleen de eerste klasse van de KNVB van start, maar ook een profcompetitie van een aparte Betaald Voetbal Bond. Eind november 1954 werden beide competities samengevoegd tot één competitie (onder auspiciën van de KNVB), en kregen alle clubs toestemming om hun spelers te betalen. Zo werd de amateurclub HVC ineens een betaald voetbalvereniging.

De overgang van amateur- naar profclub was overigens geen grote stap. Bestuurlijk veranderde er weinig: om de slagkracht van het bestuur te vergroten kwam er naast het amateurbestuur een ‘Bestuur Betaald Voetbal’, dat in hoge mate zelfstandig kon opereren. Voorzitter daarvan was Aart Mosterd, in het dagelijks leven directeur van een broodfabriek aan de Soesterweg. Daarnaast was het belangrijkste verschil dat de spelers – die voordien af en toe in het geniep een envelopje met inhoud kregen – een officieel contract kregen op basis van een premiestelsel: 5 gulden per training (drie keer in de week), en 15, 25 of 40 gulden per wedstrijd, al naar gelang het resultaat (verlies, gelijkspel of overwinning).

ABCDDD_010843155_mpeg21_p005_image.jpg

De Volkskrant 5-9-1955

Een spits uit de tropen

Die oertijd van het Nederlands betaald voetbal was een soort wildwestverhaal met cowboys van allerlei gehalte. Zwart geld en omkoping tierden welig. Ook in Amersfoort kwamen er in 1959 verschillende malversaties aan het licht! Een bestuurslid van HVC was in het dagelijks leven verzekeringsagent en hij zou een medebestuurslid omgekocht hebben om de verzekeringen van de spelers bij zijn kantoor onder te brengen. Daarnaast speelde er ook een zogenaamde ‘poolaffaire’, vermoedelijk rond illegale gokpartijen. Beide kwesties werden overigens in de doofpot gestopt onder het mom van ‘niet in het belang van HVC om openheid van zaken te geven’.

Ook ontstond er een levendige handel in spelers. HVC beschikte in de eerste tien seizoenen over een Amersfoortse kern, met jongens als keeper Henk Brits (hij speelde tot 1962 in totaal meer dan 700 wedstrijden voor de plaatselijke club), spil Bertus van den Biezenbos, en de aanvallers Bennie Marcus, Henk Wery en Ruud Maas. Die Amersfoortse kern werd aangevuld met aankopen van elders, zoals de makkelijk scorende spits Wout Heinen uit Spakenburg en vleugelverdediger Joop van Basten (de vader van Marco) uit Utrecht. In de winter van 1959/60 meldde zich zelfs een eerste ‘buitenlander’ op Birkhoven: Daniel Hanasbei uit Nieuw-Guinea. “Intelligent, schotvaardig en razendsnel”, volgens De Sportkroniek (18-1-1960), maar na een veelbelovend begin moest de aanvaller meestal met een plaats op de reservebank genoegen nemen.

Trainer van HVC in die jaren was doorgaans Evert Sterk, een gemoedelijke, bescheiden man; oud-speler Cees Houtveen verhaalde onlangs voor het radioprogramma EVA-sport dat zijn trainer na een wanprestatie de spelers in de rust smekend en in tranen toesprak: “doe het dan voor mij”. Duidelijk geen man die de wind eronder had en met de vuist op tafel sloeg.

NL-HaNA_2.24.01.04_0_913-7428.jpg

Spelmoment uit de wedstrijd HVC-Heracles (0-3) op 8 april 1962.
Foto: Nationaal Archief, CCO, negatief nr. 2.24.01.04. Fotograaf: Eric Koch/Anefo

Degradatie en revolutie

De eerste zeven seizoenen waren de prestaties op het veld heel aardig. Het provincieclubje - zonder enige ervaring op het hoogste niveau – kon af en toe verrassend uit de hoek komen. Zo versloeg HVC in het seizoen 1955-56 in een uitverkocht stadion De Meer Ajax met 2-3 en wist het twee keer (in 1957 en 1961) de halve finales van het KNVB-bekertoernooi te halen. Achteraf gezien waren dit zonder meer de gloriedagen van het Amersfoortse betaald voetbal.

De club kon zich echter niet op het hoogste niveau handhaven. Bij de invoering van de eredivisie in 1956 belandde HVC in de eerste divisie. In 1962 toen de eerste divisie van twee afdelingen (A en B) naar één werd teruggebracht volgde degradatie naar de tweede divisie.

Die degradatie was mede aanleiding voor een reorganisatie. Al vanaf 1958 klonk er af en toe gemor. Regelmatig liet een groep ontevreden leden zich horen. De oude verenigingsstructuur met zijn keurige, maar vooral amateuristische bestuursleden voldeed naar hun mening niet langer. De schandalen waren daarvoor het beste bewijs! De malcontenten kregen ook de steun van enkele spelers, die het niet in hun trainer Evert Sterk zagen zitten. De discussies leidden uiteindelijk begin jaren zestig tot een kleine paleisrevolutie.

Al in 1960 trad – naar aanleiding van de schandalen – het oude bestuur van de betaald voetbaltak af, met name voorzitter Aart Mosterd en penningmeester Jaap Buursma. Na een kort intermezzo werd uiteindelijk in 1962 Jacques Hogewoning, een jonge, ambitieuze (spoorweg- respectievelijk verzekerings-)employee, de nieuwe voorzitter van de betaald voetbaltak. Die was de vertegenwoordiger van een nieuw clubje prominenten, verenigd in de Stichting Topsport Amersfoort, dat was opgericht om geld en expertise te verzamelen en in de club te investeren. De plaatselijke directeur van de gemeentereiniging – om maar iemand te noemen – zat in de stichting, evenals de teruggetreden Aart Mosterd (hij overleed in 1963), maar ook de belangrijkste sponsor van de club: Ben Pon sr. En dus ook Jacques Hogewoning, die van 1962 tot 1972 als voorzitter van het ‘Bestuur Betaald Voetbal’ van HVC de feitelijke leiding in de club zou uitoefenen.

NL-HaNA_2.24.01.05_0_925-9661.tjp.jpg

Jacques Hogewoning (rechts) was van 1962 tot 1972 voorzitter van HVC. In 1972 werd hij voorzitter van de sectie betaald voetbal van de KNVB.
Foto: Nationaal Archief, CCO, negatief nr. 2.24.01.05. Fotograaf: Bert Verhoef/Anefo

Het nieuwe bestuur ging vol ambitie aan het werk. Zo snel mogelijk moest de club weer terugkeren op het hogere, tweede niveau. Toen dat niet onmiddellijk lukte, trok het bestuur in 1964 een nieuwe, jonge trainer aan, Hans Croon. Die had naam gemaakt als opleider van jeugdig talent. Hij had zijn voetbalpapieren in Duitsland gehaald, waar - veel meer dan toentertijd in Nederland - aandacht was voor de jeugdopleiding. Terug in Nederland zette hij bij verschillende clubs ‘voetbalscholen’ op: bij DWS in Amsterdam, bij SVV in Schiedam en vervolgens dus in Amersfoort bij HVC.

Betonnen wastroggen

Het gemeentebestuur juichte het nieuwe elan toe, maar niet tot elke prijs. Desgevraagd weigerde het stadsbestuur de club een subsidie te verstrekken. Het meende “dat het betaald voetbal moest worden gezien als een zakelijke affaire, een bedrijf dat derhalve diende te werken met een sluitende exploitatie”. Maar het stadsbestuur was wel bereid een duit in het zakje te doen om het door HVC gebruikte sportpark Birkhoven grondig op te knappen. Dat was hard nodig. De was- en kleedruimte onder de hoofdtribune bleek bij inspectie te bestaan uit een ”cementen vloer zonder enige vloerbedekking of betegeling, betonnen wastroggen (geen douches! AS), roestige bovenramen, veel koude, tocht en condens en weinig comfort. Mogelijkheid tot enige behoorlijke verwarming is niet aanwezig.” De ruimte werd verwarmd met straalkacheltjes en een oude kolenkachel met een afvoer door een van de ruiten. Tussen 1964 en 1971 stak de gemeente ongeveer 200.000 gulden in een grondige opknapbeurt van Birkhoven. Zo kwamen er een nieuwe staantribune, nieuwe kleedlokalen, etc. Die gemeentelijke investering werd overigens gedeeltelijk in de huur van Birkhoven verwerkt, zodat HVC ook een financiële bijdrage leverde aan de nieuwbouw.

Ben Pon – hij verliet in 1966 de keistad voor een riante villa in Amstelveen, waar hij in 1968 stierf - verstrekte verder voor ongeveer 125.000 gulden aan leningen, waarmee nieuwe spelers konden worden aangekocht. Opvallendste naam was Mosje Temming uit Utrecht, die in het seizoen 1966/67 HVC met 30 goals van de tweede naar de eerste divisie schoot. Jacques Hogewoning toonde zich in aan de vooravond van het nieuwe seizoen ‘67/68 zeer ambitieus: “Wij nemen geen genoegen met een plaats in de middenmoot. Wij zijn uitdagend! Wij willen zo hoog mogelijk eindigen!” Zo liet hij in de krant ‘Het Centrum’ optekenen.

NL-HaNA_2.24.01.05_0_920-4178 - kopie.jpg

Een afgeladen Birkhoven bekijkt de wedstrijd HVC-Veendam (18 juni 1967), die de promotie van de derde naar de tweede divisie weer een stukje dichterbij bracht.
Foto: Nationaal Archief, CCO, negatief nr. 2.24.01.05. Fotograaf onbekend/Anefo

Dalende inkomsten en stijgende uitgaven

De gehoopte opmars richting de eredivisie bleef echter uit. HVC bleef steken in de middenmoot van de eerste divisie.

Ondertussen begonnen zich echter donkere wolken boven het voetbal in Nederland in het algemeen en rond HVC in het bijzonder samen te pakken. Overal in Nederland namen de toeschouwersaantallen fors af – door allerlei oorzaken – en ook HVC ontsnapte niet aan die trend. Steeds minder fans kwamen hun club aanmoedigen: van gemiddeld 3500 in het kampioensjaar 1966/67, via 1660 in 1970/71 tot een miserabele 835 in 1977/78. Bovendien namen de uitgaven van de clubs fors toe, onder meer aan spelerssalarissen. In 1966 had een rechter (in een zaak tussen Sparta en Theo Laseroms) bepaald dat clubs in het betaald voetbal hun spelers niet langer met een premie konden afschepen, maar zich als werkgever moesten gedragen en dus loon en sociale premies moesten gaan betalen. Dalende inkomsten en stijgende uitgaven; het was het recept voor een kaalslag in het Nederlandse voetbal. Overal kwamen clubs in financiële problemen en klopten aan bij gemeenten om steun. HVC ontving sinds 1971 jaarlijks subsidie om de gaten in de exploitatie te dichten. Een bedrag dat snel groeide: van 30.000 gulden in 1971 naar 66.000 in het seizoen 1975/76.

Het betaald voetbal in Nederland moest saneren. In 1971 werd het aantal clubs ingekrompen van 51 naar 39. HVC overleefde deze sanering ternauwernood. Maar met het verdwijnen van twaalf zwakke broeders werd het bestaan in de eerste divisie er niet makkelijker op. De club leed jaren achter elkaar verlies. Die gaten in de exploitatie werden (deels) goedgemaakt door de gemeentelijke subsidies èn door de incidentele verkoop van toppers-in-spé: zo brachten de verkoop van Ronald Spelbos (aan AZ ’67 voor 102.333 gulden) en van Joop van Maurik (aan FC Utrecht voor 60.000 gulden) tijdelijk enige verlichting in de schuldenproblematiek.

HVC wordt SC Amersfoort

Het was duidelijk dat de club meer daad- en slagkracht nodig had. Bovendien was er nog de amateurtak voor wie de schuldenberg van de betaald voetbalorganisatie een steeds groter risico vormde. Daarom werd in juli/augustus 1973 de band tussen de profafdeling en amateurs volledig doorgeknipt. De amateurclub ging zelfstandig verder als voetbalvereniging HVC, terwijl de betaald voetbaltak zich omdoopte tot Sportclub Amersfoort. De SC nam bijna alle schulden en financiële verplichtingen op zich. Bijna, want de familie Pon zorgde voor een meevallertje: als bruidsschat voor de SC scholden de erven Pon een deel van de schuld (25.500 gulden) kwijt.

SC Amersfoort maakte een nieuwe start in het voetbal. Jacques Hogewoning werd opgevolgd door diverse mensen van de oude stempel; enkelen van hen hadden zelfs nog de invoering van het betaald voetbal twintig jaar eerder meegemaakt. Bestuurders als (de teruggekeerde) Jaap Buursma en Gillis Kruysveldt hadden misschien niet de torenhoge ambities en de vlotte babbel van Hogewoning, maar zij zetten wel een voorzichtig, realistisch beleid in gang; de tering werd naar de nering gezet. Typerend voor de consciëntieuze aanpak van beide heren was dat na 1973 elk jaar de boekhouding door een registeraccountant werd opgemaakt en goedgekeurd. Voordien was dat zelden gebeurd. Alle inkomsten en uitgaven werden keurig verantwoord richting de gemeente, die immers elk jaar subsidie verstrekte.

Naast deze gemeentelijke subsidie kreeg de club na 1973 een nieuwe levenslijn toegeworpen: de toto- en tv-gelden. De bedragen uit die potten werden in de loop der jaren een veelvoud van de inkomsten uit de toegangskaartjes. Daarentegen vielen na 1975 de inkomsten uit transfers goeddeels weg. Vrijwel alle nieuwe spelers van de plaatselijke SC werden voor niets of voor een kleine vergoeding (3000 gulden) bij amateurverenigingen uit Amersfoort en omstreken weggeplukt; velen van hen keerden na enkele jaren terug naar hun oude vereniging of naar andere amateurverenigingen in de regio (zoals Spakenburg, IJsselmeervogels en Elinkwijk) en leverden SC Amersfoort per saldo dus weinig of niets op. Talenten die een hoge transfervergoeding konden opbrengen meldden zich niet meer op Birkhoven.

NL-HaNA_2.24.01.05_0_927-4937.tjp.jpg

Een vrijwel lege tribune tijdens de bekerwedstrijd SC Amersfoort-Eindhoven (2-1), 6 oktober 1974. Bekende Amersfoortse bedrijven leverden de reclameborden.
Foto: Nationaal Archief, CCO, negatief nr. 2.24.01.05. Fotograaf: Hans Peters/Anefo

Hoogte- en dieptepunten

Het eerste seizoen van SC Amersfoort leverde nog een klein succesje op. Onder leiding van de nieuwe trainer Nico van Miltenburg en met een team waarin onder andere rechterspits Dick Teunissen, verdediger Ronald Spelbos en keeper Nico van Zoghel excelleerden, werd een periodetitel gepakt en daarmee een plaatsje in de nacompetitie voor promotie naar de eredivisie veiliggesteld. Tot opluchting van een deel van de gemeenteraad (die de eventuele promotie vanwege de financiële gevolgen als een nachtmerrie-scenario beleefde) was de club al na enkele wedstrijden kansloos.

De periodetitel was een lichtpuntje in een verder roemloos bestaan. Misschien wel het dieptepunt diende zich al aan in het volgende seizoen, toen Amersfoort in de tweede ronde van de KNVB-beker werd uitgeschakeld, in een streekderby nog wel. Op zaterdag 23 november 1974 werden de (niet-zo-duur-)betaalde krachten van SC Amersfoort - met onder andere verdediger Filly Kraak en spits Jef de Neeling - vernederd door de amateurs van IJsselmeervogels. Een met 5000 toeschouwers volgepakt sportterrein De Westmaat zag de jonge keeper Rob Goldhoorn vier keer vissen (4-1). Trainer Nico van Miltenburg baalde: “Een complete off-day”.

Razendsnel zakte SC Amersfoort naar de kelder van het betaald voetbal. Het eindigde elk seizoen steevast bij de laatste drie. De tribunes werden steeds leger. SC Amersfoort werd het lelijke eendje van het betaald voetbal en het onderwerp van sardonische spot onder de volgers van het voetbal.

Anno 1978 leek de club gedoemd een langzame, pijnloze dood te sterven.

Een langzaam stervensproces werd het wel, maar niet pijnloos, integendeel. De laatste vier jaren zouden een langgerekte lijdensweg vol conflicten, luchtkastelen en onbetaalde rekeningen worden. Met als spil in dit proces: de jonge Hans Vahstal. Daarover een volgende keer meer.

bijsluiter

Addy Schuurman is lokaal historicus. Hij heeft onder andere een boek geschreven over het ontstaan van de sport in Amersfoort: 'Glorie wordt duur gekocht'.

bronnen

Dit artikel is gebaseerd op uitgebreid bronnenonderzoek. Van Archief Eemland zijn o.a. geraadpleegd het archief van het stadsbestuur (n.a.v. de subsidieverlening) en van de Stichting Topsport Amersfoort. Daarnaast is er gebruik gemaakt van de uitgebreide bibliotheek van het archief (diverse gedenkboeken, krantenknipsels, etc), te veel om hier op te noemen. De Amersfoortse kranten voor de periode 1954-1982 zijn helaas voor het grootste deel nog steeds niet gedigitaliseerd. Ik heb daarom veel gebruik gemaakt van landelijke en regionale kranten van buiten de stad, die wel gedigitaliseerd zijn en te raadplegen via de website Delpher.

(maak u bekend met uw volledige naam)

opmerkingen

Steun de Stadsbron!

U steunt ons met een gift via IDeal al met een bedrag vanaf 2 euro per artikel.

Draag bij!