Het westelijk deel van Rustenburg. Fotograaf: H. van Mourik, 26 dec. 1980 (Archief Eemland AFT 001002681). De oorspronkelijke plannen voor de wijk gingen uit van veel hoogbouw, maar daar is uiteindelijke vrijwel niets van overgebleven. De enige hoogbouw in de wijk is de Molendijkflat voor seniorenhuisvesting.
Wonen met uitzicht op de snelweg
Toen de plannen voor De Hoef zich gedurende de jaren zestig en zeventig langzaam ontvouwden en steeds concreter werden, gold dat evenzeer voor de naastgelegen nieuwbouwwijk Rustenburg.
Rustenburg was evenals De Hoef al in de jaren zestig op de tekentafel uitgewerkt. In 1966 was het bestemmingsplan gereed voor de inspraak. Het plan bevatte 1681 woningen, waarvan 600 in hoogbouw. Langs de A 28 zouden flats verrijzen met elf verdiepingen “waardoor deze woningen een riant uitzicht krijgen op de rijksweg met het verkeersplein Hoevelaken en het daarachtergelegen landelijk gebied.” In die tijd vond men het uitzicht op een snelweg nog een aanbevelenswaardige kwaliteit. Volgens het plan zou de bouw in 1969 van start gaan.
Maar de plannen liepen vertraging op. Het was in die tijd gebruikelijk dat de gemeente bij nieuwbouwlocaties alle grond verwierf en daarvoor waren langdurige onteigeningsprocedures noodzakelijk. Toen dat proces voltooid was – het is dan al 1972/1973 – waren inmiddels de vigerende plannen achterhaald. De opvattingen over stedenbouw waren radicaal gewijzigd: men wilde af van de traditionele nieuwbouw.
Wijk met ambitie en status
De Stichting Centrale Woningzorg (SCW) was hierin begin jaren zeventig één van de voortrekkers. De sociale woningbouwvereniging wilde Rustenburg niet inrichten met recht-toe-recht-aan-straten met eindeloze huizenrijtjes of saaie flats. De woningzoekende van die tijd wilde een meer gevarieerd straatbeeld. “Daarnaast wilden wij zo graag van het huisje-boompje-beestje idee in de nieuwe wijken af.” Daarom schreef de SCW een prijsvraag uit. “Zes bouwondernemingen kregen een kans een origineel wijkplan te ontwikkelen, waarbij zij zelf hun architect mochten uitzoeken. Binnen de twee maanden moesten de zes een gedetailleerd plan indienen inclusief kostenbecijfering. Een beoordelingscommissie met onder meer drie woningzoekenden werd gevormd om uit te maken welk plan zou moeten worden uitgevoerd.” (Amersfoortse Courant 30-8-1973). Bouwbedrijf Bredero uit Utrecht won de wedstrijd en mocht in opdracht van de SCW een gedeelte van de wijk bouwen.
Andere gedeelten van de wijk kwamen voor rekening van de woningbouwvereniging St. Bonifacius, terwijl vijf aannemers (waaronder Vahstall, Van Hoogevest, Van Swol en Van Bekkum) de koopwoningen voor hun rekening namen.
Er werden nog meer nieuwigheden doorgevoerd, zoals autoluwe woonerven. De wijk kreeg ook een centrumgebouw: het gecombineerde Leer-, Sport- en Wijkhuis aan het Fürglerplein.
De uitgangspunten die aan de wijk ten grondslag lagen, werden in later tijd weliswaar spottend tot ‘nieuwe truttigheid’ bestempeld, maar liepen al wel vooruit op de nieuwbouwpraktijken in de jaren tachtig en negentig, waarbij kwaliteit, menselijke schaal en leefbaarheid basisprincipes waren.
Woningen aan de Van Randwijcklaan 209-219, gebouwd door Van Hoogevest, 1978 (Archief Eemland AFT005001823). Verspringende gevels moesten een wat speelser straatbeeld opleveren
Door de minder massale opzet was het gehele plan inmiddels teruggebracht van bijna 1700 woningen tot nog maar 1374 woningen, met ongeveer 55 % koopwoningen. Dat percentage was relatief hoog in vergelijking met eerdere nieuwbouwwijken. De wijk werd een relatief dure wijk, waar niet elke woningzoekende in Amersfoort zomaar terecht kon.
In de vrije sector waren de prijzen relatief hoog. Daarnaast waren er gesubsidieerde koopwoningen, maar om daarvoor in aanmerking te komen, moest je een woning met lage huur achterlaten en voldoen aan een inkomensnorm. Verder gold er voor die woningen een anti-speculatiebeding: het was niet toegestaan om de woning binnen vijf jaar te verkopen. Ook de sociale huurwoningen in Rustenburg vielen niet bepaald in de goedkoopste categorie.
Dit alles resulteerde in een ‘betere wijk’ dan bijvoorbeeld het naastgelegen Liendert. Dat was een arbeiderswijk met veel jonge gezinnen. Rustenburg was doorgaans te duur voor jonge, startende gezinnen en trokken vooral doorstromers, mensen die al een eerste stapje gezet hadden in hun wooncarrière. De starters die zich er wel vestigden, hadden vooral een goede, vaste baan. Veel kostwinners waren in dienst van de (semi-)overheid – personeel in het onderwijs, de zorg, het leger – of hadden een kantoorbaan. De Rustenburgers verdienden hun brood meer met hun hersenen dan met hun handen, zoals in Liendert.
Saamhorigheid en participatie
Toch was Rustenburg in veel opzichten schatplichtig aan Liendert. De wijk werd gebouwd in de jaren zeventig, een tijd waarin bewonersparticipatie hoogtij vierde. In Liendert was Liendert Leefbaar actief, volgens de Stad Amersfoort (11-10-1974) in die jaren “de ongetwijfeld meest aktieve vereniging ter behartiging van de belangen van de bevolking in een bepaalde stadswijk” in geheel Amersfoort.
Liendert Leefbaar was de inspiratiebron voor de Bewoners Werkgroep Rustenburg (BWR), in 1977 opgericht door een groep ‘pioniers’ in de nieuwbouwwijk. Onder de vlag van de BWR fungeerden verschillende buurtgroepen (onder andere R’79, Boni-R en Westeinde) en werkgroepen, die geënt waren op het werk van Liendert Leefbaar. Zij organiseerden wijkfeesten, disco-avonden voor de jeugd, tuinadviesavonden, kleding- en speelgoedbeurzen, enzovoorts. Ook namen zij deel aan het zogenaamde ‘eerste-lijnsoverleg’ met de huisarts en het maatschappelijk werk.
Zo ontstond er een buurtleven en leerden de nieuwe wijkbewoners elkaar – mede dankzij de BWR – goed kennen. Er ontstond al snel een gevoel van sociale cohesie, een fenomeen dat overigens typerend is voor bijna elke nieuwbouwwijk. Bewoonster-van-het-eerste-uur Riekje Hoffman beschreef dat proces: “De eerste bewoners waren allemaal pioniers. Er was in het begin helemaal niets, een kale zandvlakte. Dat pioniersgevoel bracht je nader tot elkaar. We zaten allemaal in hetzelfde schuitje en dat gaf een gevoel van saamhorigheid. Je leende van de één een schop, van de ander een boor.”
Een jonge, wat hoger opgeleide bevolking met een gevoel van saamhorigheid in het tijdsgewricht van de jaren zeventig; dat was een recept voor actieve bewonersparticipatie. Die participatie kreeg al snel een duidelijke focus: de aanleg van het naastgelegen industrieterrein De Hoef en zijn toegangsweg de Weg van de Vrijheid.