Luchtfoto van de aanleg van De Hoef, 27 april 1987 (Utrechts Archief foto 49985, Delta-Phot Luchtfotografie). Op de foto is duidelijk te zien dat De Hoef ingeklemd ligt tussen de spoorlijnen naar Zwolle (links) en Apeldoorn (rechts) en knooppunt Hoevelaken (op de voorgrond).
‘Waar bemoeien die huisvrouwen zich mee?’ Deze houding proefden Roelie Norp en Riekje Hoffman bij veel gemeenteambtenaren, toen zij in 1984 bezwaar aantekenden tegen het ontwerp-bestemmingsplan voor de industriewijk De Hoef. Op het stadhuis was het na de langdurige discussies rond de aanwijzing van de groeistad wel gebruikelijk om inspraak te organiseren voor de ‘erkende lobbygroepen’, maar wie daartoe niet behoorde, werd vreemd aangekeken. Men was het niet gewend dat omwonenden van bestaande wijken of nieuwe bewoners van groeistadwijken vraagtekens plaatsten bij het gemeentelijk ruimtelijk ordeningsbeleid.
De ambtenaren op het stadhuis hoopten op een vlot proces, maar het werd een stroperige brij. De aanleg van De Hoef in de jaren tachtig ging met de nodige strubbelingen gepaard, waarbij gemeenteambtenaren en omwonenden uit Rustenburg elkaar in de haren vlogen. Twee vraagstukken stonden daarbij centraal: de ontsluiting van de wijk en de bedrijven die zich op De Hoef wilden vestigen. De Rustenburgers wilden zo min mogelijk overlast – verkeer-, geluids- en stankoverlast – van de buren en waren bereid daarvoor een fikse inspanning te leveren.
Het verhaal van de aanleg van De Hoef in vijf delen. Hier het eerste deel.
Wonen en werken dicht bij elkaar
Het naoorlogse Amersfoort was feitelijk een groeistad-avant-la-lettre. In de jaren kort na de oorlog heerste er een enorme woningnood en in de periode 1950-1970 werd dat probleem daadkrachtig aangepakt. In rap tempo werden nieuwe woonwijken uit de grond gestampt: in de jaren vijftig De Koppel, Kruiskamp en Randenbroek, in de jaren zestig Liendert.
In die tijd was het gebruikelijk om de aanleg van nieuwe woonwijken te combineren met de aanleg van bedrijventerreinen. De nieuwe bewoners moesten natuurlijk ook hun brood kunnen verdienen en dan liefst binnen de eigen stadsgrenzen. Veel van de nieuwe werkgelegenheid kwam terecht op De Isselt, dat langzaam maar zeker uitbreidde tot een gigantische werkstad. De nieuwe woonwijken lagen echter meest in het noorden van de stad en daarom moest ook daar een nieuwe industriewijk komen. Een locatie werd snel gevonden: De Hoef. Dat gebiedje lag ingeklemd tussen de spoorlijnen Amersfoort-Zwolle en Amersfoort-Apeldoorn en Knooppunt Hoevelaken. Vanwege de spoorlijnen en de rijkswegen was dat gebied onaantrekkelijk als woonlocatie, maar bij uitstek geschikt als bedrijventerrein. De woonwijken Liendert en Rustenburg (Schothorst zou weldra volgen) waren al in aanbouw of zaten in de pijplijn; het woon-werkverkeer naar en vanuit De Hoef kon dus beperkt blijven tot een wandeling of een kort fietsritje.
De eerste plannen voor De Hoef werden midden jaren ’60 ontwikkeld, maar daarna stokte het proces. Het ene moment schoot de gemeente wakker en verklaarde de aanleg tot de hoogste prioriteit, andere momenten werden de plannen weer op de lange baan geschoven. Maar er was wel vooruitgang in de planontwikkeling. Vanaf midden jaren ’70 werd steeds duidelijker dat De Hoef er vroeger of later zou komen. Was het niet in het kader van de groeistad – die ambitie verscheen op dat moment op de agenda – dan was het wel om uitbreidingsruimte te bieden aan bedrijven die op De Isselt en in het Eemkwartier gevestigd waren. Beide industrieterreinen waren aan een grondige opknapbeurt toe en een aantal bedrijven zou moeten verhuizen.
De Hoef toen het nog landelijk gebied was, 1978. Op de achtergrond zijn de flats van Liendert te zien (Archief Eemland, foto AFT009000020, fotograaf: Willem Oxener)
Ontsluiting van De Hoef
De voordelen van De Hoef – de nabijheid van het spoor en knooppunt Hoevelaken – boden tegelijkertijd ook nadelen: het bedrijventerrein lag tamelijk geïsoleerd en was moeilijk bereikbaar voor het autoverkeer. Een afrit van de snelweg in de buurt van Knooppunt Hoevelaken mocht de doorstroming van het verkeer niet belemmeren. Rijkswaterstaat wilde daar niet aan.
Volgens de plannen zou De Hoef ontsloten moeten worden van twee kanten: vanuit het zuiden en vanuit het noorden/noordwesten. Die laatste mogelijkheid werd vanuit Hoogland kritisch in de gaten gehouden, terwijl de zuidelijke ontsluitingsweg op de nodige bedenkingen vanuit Rustenburg stuitte. Het zuidelijke tracé zou namelijk aan moeten sluiten op de Hogeweg en vandaar op de A 28. Aanvankelijk dacht men daarbij gebruik te kunnen maken van een nieuwe ringweg rondom de hele stad, parallel aan de bestaande ringstructuur. Deze ‘Gordelweg’ zou in het noordoosten van de stad langs de A28 richting Leusden leiden. Maar midden jaren ’70 liet men deze optie varen, officieel omdat De Hoef (voorlopig) niet nodig was, maar er waren ook nog andere redenen. De afdeling verkeer op het stadhuis was bijvoorbeeld bang dat het verkeer zich zou verplaatsen van de bestaande ringwegen langs het Valleikanaal naar de Gordelweg, waardoor de oude ringwegen minder gebruikt en dus nutteloos zouden worden. Mogelijk speelde ook een rol dat de vierbaans-Gordelweg die ten noorden en oosten langs de geplande nieuwbouwwijk Rustenburg liep, kopers in die nieuwbouwwijk af zou schrikken. Op de plaats van de Gordelweg werd daarom een brede groenstrook aangelegd met een geluidswal die de overlast van de A28 moest wegnemen (de kosten hiervan werden overigens in de huizenprijzen van Rustenburg doorberekend).
Met het schrappen van de Gordelweg moest de zuidelijke toegangsweg tot De Hoef op een andere plaats komen en de gemeente liet het oog vallen op het Waterwingebied tussen Liendert en Rustenburg. Hierlangs zou de Weg van de Vrijheid moeten komen: eerst nog een tweebaansweg, maar zodra er genoeg bedrijven op De Hoef gevestigd waren, zou het een vierbaansweg moeten worden.
In Liendert zat men niet op deze oplossing te wachten. Vooral de bewoners die langs de rand van het Waterwingebied woonden, maakten bezwaar. De gemeente ging echter het gesprek aan met de wijkvereniging Liendert Leefbaar. Dat was een bijzonder actieve club met een grote achterban. De vereniging werd geleid door maatschappelijk werksters die de wijkopbouw voortvarend aanpakten, maar geen kaas hadden gegeten van het politiek ambacht.
Liendert Leefbaar liet zich door de gemeente ‘overtuigen’ van de noodzaak van de weg: wanneer de Weg van de Vrijheid er niet zou komen, zou alle verkeer dwars door Liendert worden geleid, via bijvoorbeeld de Liendertseweg of de Van Randwijcklaan. Bovendien zou verzet tegen de weg de bouw van de nieuwbouwwijk Rustenburg vertragen en dat wilde Liendert Leefbaar niet op zijn geweten hebben. De Weg van de Vrijheid was dus ‘een weg van het minste kwaad’, temeer daar de gemeente beloofde voor de Rustenburgers te bekijken of het mogelijk was de tweebaansweg een stukje beneden maaiveldniveau aan te leggen en te omzomen met een geluidswal van 1,50 meter. De geluidsoverlast voor de toekomstige bewoners van Rustenburg zou dan binnen de perken blijven. Redenen genoeg voor Liendert Leefbaar om in ieder geval geen massaal verzet te organiseren. Men liet het aan de bewoners zelf over om protest aan te tekenen.
Zo leek kort na 1975 de ontsluiting van De Hoef na jarenlang wikken en wegen opgelost. Maar dat was gerekend buiten de bewoners van Rustenburg. Een wijk die op dat moment nog in de steigers stond.