1 reactie

Wonderdokters en kwakzalvers

door Addy Schuurman
23 april 2020om 17:41u

‘Fake news’ tijdens epidemieën in vroeger tijd

Een epidemie komt zelden alleen. De duizenden zieken en doden hebben grote economische gevolgen maar in de eerste plaats veroorzaken zij een zware sociaalpsychologische crisis. Grote delen van de bevolking verliezen ineens hun vertrouwde zekerheden en hebben moeite daarmee om te gaan. Het ergste is misschien nog wel het verlies aan vertrouwen in de medemens. Iedereen is immers een potentiële bron van besmetting. En niemand die het weet. Voor veel mensen een totaal nieuwe ervaring, die een stevig beroep doet op hun flexibiliteit, hun zelfvertrouwen en hun kritisch denkvermogen. Hoe hou ik me staande in een dergelijke tijd vol onzekerheden? En wie kan ik vertrouwen?

In het verleden van Amersfoort kwamen dergelijke perioden heel vaak voor. Alleen al in de tweede helft van de negentiende eeuw werd Amersfoort meerdere malen getroffen door zware epidemieën van cholera, pokken en influenza. Ook toen moest de gewone Amersfoorter omgaan met onzekerheid omtrent zijn lot in bange tijden. De reacties op die onzekerheid? Sommigen deden een beroep op oude volkswijsheden om de ziekte buiten de deur te houden. Anderen richtten zich op allerlei nieuwe middeltjes in de hoop dat de verworvenheden van de nieuwste tijd (en handige zakenlui) hen door de epidemie heen zouden helpen. En zoals nu keek men ook toen reikhalzend uit naar de medische wetenschap voor verlichting. In de Amersfoortse kranten wemelde het van de berichten over wetenschappers met soms de meest bizarre verklaringen en oplossingen. Niemand kon echte wetenschap onderscheiden van pseudowetenschap. Wat was echt en wat was ‘fake news’?

De schaar of de pen?

Wie achteraf de Amersfoortse kranten uit de negentiende eeuw doorleest, komt een schat aan ‘fake news’-berichten tegen. Toen wellicht heel serieus genomen, nu vooral vermakelijk. Om te begrijpen waar dit nieuws vandaan kwam, moeten we iets meer weten over het krantenbedrijf in die oertijd. Zo’n honderd of honderdvijftig jaar geleden bestonden er nog geen krantenredacties. Een krant runnen was in feite een eenmansbedrijf: er was misschien een knechtje, maar het merendeel van de kopij moest door één zelfverklaarde journalist worden geleverd. Hij was dus afhankelijk van een groot lokaal netwerk dat hem stukjes aanleverde, maar daarmee kreeg hij zijn krant niet vol. Een meer dan aanzienlijk deel van het journalistiek vak bestond uit knip- en plakwerk uit andere kranten (meestal wel keurig met bronvermelding).

Dat werk bestond uit serieus politiek of economisch nieuws, maar de lezers wilden ook geamuseerd worden. En dus was er tussen het bespreken van het lokale gemeentebestuur ook volop ruimte voor de wederwaardigheden aan de Europese hoven of de laatste roddels over operazangeressen en de ‘beau monde’ in Parijs, Londen of Berlijn. Berichten over spectaculaire ongelukken werden afgewisseld met verslagen van de meest afschuwelijke misdaden of de meest ongelooflijke uitvindingen. De krant moest verkopen; het was niet alleen nieuwsvoorziening, maar ook een amusementsbedrijf.

In tijden van ziekte kwam daar nieuwe berichtgeving bij: die over kwakzalvers, oplichters en wonderdokters.

De dood loerde op elke hoek van de straat

De Amersfoortse kranten konden in de tweede helft van de negentiende eeuw regelmatig uitpakken met berichten over epidemieën. Er was vrijwel altijd wel ergens een dodelijke epidemie van cholera, griep of mazelen. Zelf werd de stad tussen 1832 en 1893 iets minder dan tien maal door cholera bezocht. Tussen 1870 en 1873 was de stad in de ban van een zware pokkenepidemie en na 1890 zaaide regelmatig terugkerende influenzagolven dood en verderf.

Er ging dus regelmatig een schok door de stad. Ziektes en dood waren nooit ver weg. Iedereen kon het volgende slachtoffer zijn, niemand die het wist. Vooral ook omdat niemand wist wat je kon doen om ziekte te voorkomen. Die onzekerheid is nog steeds terug te vinden op de pagina’s van de Amersfoortse kranten uit die tijd. Uit allerlei berichtjes en advertenties is twijfel af te lezen: wat moeten we doen? Hoe voorkomen we dat we besmet raken?

Cholerakarikatuur.jpg

De dood deelt door cholera besmet water uit aan de armen

Volkswijsheden

In sommige berichten werden allerlei volkswijsheden uit de kast getrokken. Er waren mensen die hun hoop vestigden op kruidenmengsels of amuletten, gedragen ineen zakje om hun nek of opgehangen boven de deur van hun huis. In dat kader kan men ook het artikel lezen met als kop ‘Eenvoudig en zeer werkzaam middel tegen de Cholera: terpentijn’. De Amersfoortsche Courant van 11 mei 1866 beschreef hierin nauwkeurig hoe te handelen bij de eerste verschijnselen: “Dan neemt men een servet, handdoek of iets dergelijks, vouwt het in het gewone vierkant op, dompelt het in kokend water, wringt het spoedig uit, besprenkelt de eene oppervlakte met den terpentijn (waartoe een klein wijnglas vol toereikend is) en legt het den lijder midden op den buik, zoo heet als hij het maar verdragen kan.

Sommigen van dit soort volkswijsheden werden vermengd met een flinke dosis maatschappijkritiek en moralisme. Meerdere malen werd bijvoorbeeld geconstateerd dat choleraslachtoffers vaak alcoholisten of ex-alcoholisten waren. Met andere woorden: door de drank te laten staan, kun je cholera voorkomen. Een variant hierop was de overtuiging dat het eten van onrijp fruit gevaarlijk was. Aan de vooravond van de choleraepidemie in 1849 maande een lezer van de Arrondissementsbode van Amersfoort (17 juli 1849) het gemeentebestuur tot optreden tegen de fruithandelaren en marktkooplui: “zoo men toch de onrijpe vruchten ziet die in Amersfoort publiek verkocht worden”. Zij brachten immers met hun ondeugdelijke producten de bevolking in gevaar.

Wondermiddeltjes

Over ondeugdelijke producten gesproken: er was natuurlijk ook een leger aan handige zakenlui die geld verdienden aan de verkoop van middeltjes tegen de ziektes: een poeder, een pil of een drankje. De Amersfoortse kranten stonden vol met advertenties voor dergelijke wondermiddelen. Bij apotheker c.q. drogist Van de Roemer op de Langestraat kon je bijvoorbeeld ‘Holloway-pillen’ kopen, die hielpen tegen maagklachten, maar zo nodig ook ingenomen konden worden ter voorkoming van cholera. “Wie kan met zekerheid de gevolgen voorspellen van eene ongestelde maag, indien zij worden verwaarloosd? De koorts, de buikloop, ja zelfs de Cholera zijn maar al te dikwijls de straf van een zoodanige verwaarlozing.” Bij dezelfde apotheek/drogist was ook ‘Dr. Döppfers Weener Cholera Praeservatif’ verkrijgbaar. “Het bezit verwarmende, windbrekende en maagversterkende eigenschappen, kan zoowel door kinderen als door volwassenen, met water, wijn of sterkendrank gebruikt worden” en dat voor slechts 40 centen (een half dagloon!)

De handelaren waren uiterst flexibel en pasten hun advertenties aan al naar gelang de tijden er om vroegen. Haverstro, fijngehakt en gekookt tot een lichtbruine smurrie – met wat suiker toegevoegd voor de smaak – gold het ene moment als prima middel tegen kinkhoest, maar bood in een volgende winter ook verlichting tegen influenza. Rond 1890 wemelde het in de Amersfoortse kranten van advertenties als “Van Houten’s Haverstroo Borstbonbons. Is het eenige radicale middel tegen hoest, keelpijn en influenza. Prijs per pakje 15 en 25 cent” (Nieuwe Amersfoortsche Courant 4 november 1891) of voor Alewijn’s Haverstroo-pastilles tegen hoest, kinkhoest, bronchitis, keelaandoening, enz. enz., te verkrijgen bij A.F. Hoogenboom in de Langestraat (Amersfoortsche Courant 13 oktober 1890).

NAC 30 jan 1892.jpg

Advertentie in de Nieuwe Amersfoortsche Courant van 30 januari 1892. Een pepermuntdrankje als voorbehoedmiddel. Het drankje wordt nog steeds verkocht, tegenwoordig onder het mom van ‘revitalisering’ en ‘anti-stress’.

Dat deze middeltjes niet tegen de ziekte hielpen, hoeft geen betoog. De advertenties waren dus op z’n minst suggestief, zo niet misleidend. Kwalijk, maar meestal niet misdadig omdat de drankjes en pilletjes meestal onschuldig waren. Wie mensen ziek maakte met zijn wondermiddeltjes werd aangepakt en kon rekenen op een forse boete. In 1865 kwam er een ‘Wet op de uitoefening der geneeskunst’ waarmee kwakzalvers konden worden aangepakt. Voordien was men vooral afhankelijk van het optreden van lagere overheden en deze lieten lang niet alles over hun kant gaan. Zo werd in april 1849 een wonderdokter uit Lekkerkerk tot een boete van 25 gulden veroordeeld vanwege kwakzalverij. Een dergelijk bericht verscheen ook in de Amersfoortse Arrondissementsbode, ongetwijfeld niet alleen vanwege de nieuwswaarde maar ook als waarschuwing aan lieden met verkeerde ideeën (het risico dat lieden zich lieten inspireren, nam men voor lief).

Tijdens epidemieën waren er ook regelrechte oplichters actief. Zo verscheen in de Nieuwe Amersfoortsche Courant van 8 januari 1890 een berichtje over een bende keurige heren die in Parijs gebruik maakte van de heersende influenza om zieken een paar centen af te troggelen: “Personen, wier net uiterlijk niet het minste wantrouwen inboezemde, kwamen een bezoek brengen aan de conciërges van verschillende woningen. “Een der bewoners heeft de griep en hij heeft mij laten roepen. Ik ben echter zijn naam vergeten.” In den regel waren in hetzelfde gebouw wel een tiental grieplijders. De conciërge antwoordde dan ook: “Dan zal ’t zonder twijfel op die en die verdieping moeten zijn.” En mijnheer wandelde de trap op en werd meesttijds met blijdschap ontvangen. Men bracht hem in een ziekenvertrek; hij onderzocht den lijder, schreef een geneesmiddel voor, liet zich goed betalen en verdween. Deze ‘chevaliers d’industrie’ waren echter in ’t geheel geen geneesheren. Niets meer of minder dan slimme oplichters, exploitanten der influenza.”

Wetenschap en pseudowetenschap

Al deze lieden maakten dus gebruik van de onwetendheid respectievelijk de onzekerheid onder het publiek. Van een ziekte als cholera werd pas in 1883 het bacil ontdekt en dus de oorzaak vastgesteld.

Tot die tijd was het onzekerheid troef. De wetenschap onderscheidde grofweg twee opvattingen. De eerste was de ‘miasmatische’ opvatting; deze ging er vanuit dat er een stof in de lucht was, die zich als gevolg van natuurkundige of chemische processen of het weer tot een miasme omvormde, een soort wolk van smetstof. Deze wolk was eenvoudig waarneembaar, omdat deze een afschuwelijke stank veroorzaakte. Een tweede opvatting was de ‘contagieuze’ opvatting; die ging er vanuit dat er een smetstof was, de contagio, die besmettelijk was en van mens tot mens werd overgedragen. Bijvoorbeeld door het drinken van water waarin uitwerpselen van choleralijders terecht waren gekomen.

London_Board_of_Health_searching_the_city_for_cholera_Wellcome_V0010896.jpg

Leden van de gezondheidscommissie van Londen op zoek naar het miasme

Binnen deze vage noties over het ontstaan van de epidemieën (waaruit bestond bijvoorbeeld het miasme of contagio en hoe kon je het isoleren en bestrijden?) was er dus volop ruimte om te speculeren of om zelf met een eigen fantastische theorie naar buiten te treden. Verschillende kwamen in de krant terecht. Een berichtje uit Wallonië verhaalde over een arts, Dr. Defontaine, die “door toepassing van electro-galvinisme op de choleralijders, uitmuntende resultaten erlangd.” Een ander voorbeeld: “Men beweert, dat de heer Arenson, een scheikundige, de oorzaak der cholera en de wijze om haar te genezen heeft ontdekt. De ziekte ontstaat volgens hem door overmaat van zuringzuur in de spijsverteringsorganen: hij neutraliseert dat zuur door middel van loogzouten en dient den lijder dubbelkoolzuurzout toe. Naar men mededeelt, is de heer Arenson te Marseille aangekomen, waar zijne geneeswijze goede vruchten draagt” (Amersfoortse Courant 29 september 1865).

arbode1849.jpg

Arrondissementsbode van Amersfoort 13-1-1849

Nieuws of fake news?

Dergelijke krantenverhalen hielpen natuurlijk niet om de verwarring bij het lezerspubliek weg te nemen. Er waren immers drie manieren om tegen zo’n krantenartikel aan te kijken: (1) het verhaal was van A tot Z verzonnen; (2) de theorie was daadwerkelijk geopperd, maar had geen enkele wetenschappelijke waarde. In beide gevallen kon de lezer het verhaal dus met een glimlach terzijde leggen. (3) De geopperde theorie was wel waardevol, maar het wetenschappelijk bewijs was nog niet geleverd.

Zowel krantenredacteur als lezers konden heel moeilijk de kwaliteit van de berichten beoordelen. De redacteur zag het niet als zijn taak om commentaar te leveren en drukte de theorie zoals hij die in een andere krant vond, ongewijzigd af. Hij liet het aan de lezer over om het stuk voor zoete koek aan te nemen. Of niet.

Gelukkig zijn wij na meer dan honderd jaar een stuk verstandiger geworden. Wij geloven niet meer in de verkooppraatjes van gladde zakenlui of de bizarre complottheorieën van pseudowetenschappers. Toch?

bronnen

De Amersfoortse kranten zijn te raadplegen via https://archiefeemland.courant.nu
Een uitstekende lokale studie over cholera is: P.D. ’t Hart, Utrecht en de cholera 1832-1910 (Zutphen/Utrecht 1990)

(maak u bekend met uw volledige naam)

opmerkingen

Steun de Stadsbron!

U steunt ons met een gift via IDeal al met een bedrag vanaf 2 euro per artikel.

Draag bij!