De strenge winter van 1947 was in minstens één opzicht de strengste winter van de vorige eeuw. Het KNMI in De Bilt telde in 1947 liefst 46 ijsdagen, tegen 42 in 1963. In Amersfoort werd in de winter van 1947 ook een record in de boeken opgenomen. Een schaatsrecord welteverstaan.
Gezien de lange vorstperiode was het niet verwonderlijk dat er op 8 februari 1947 een Elftstedentocht werd georganiseerd. Die is nog steeds omstreden vanwege de allerminst vlekkeloze organisatie, zo vlak na de oorlog. Het ijs was slecht en er moest veel gekluund worden. Dat leidde tot scheve situaties, waarbij sommige schaatsers met paard en wagen overgezet werden en anderen zich op eigen kracht moesten redden. Bovendien deden allerwege verhalen de ronde over speciaal ingehuurde krachten die – tegen alle regels in – sommige deelnemers uit de wind hielden. Er was zelfs sprake van dat rijders stukken van de route met de auto hadden afgelegd.
Van de eerste zeven aankomende schaatsers werden er na lang beraad zes gediskwalificeerd vanwege het vermeende bedrog. Jan van der Hoorn uit Ter Aar (Zuid-Holland), die als vijfde was gefinished, werd tot winnaar uitgeroepen.
Slierten op de ijsbaan aan de Rubensstraat, 1935/36 (Archief Eemland, foto nr. 13228)
Zwieren en slierten
Dichter bij huis was de schaatsbaan van de Amersfoortse IJs Vereniging (AIJV) die winter van 1946-1947 precies 59 dagen achter elkaar open. Op het ijs aan de Rubensstraat was het bijna elke dag een drukte van belang. Jong-en-oud schaatste door elkaar heen. In het ene hoekje krabbelden kleine kinderen langzaam over het ijs in een poging de eerste beginselen van het schaatsen onder de knie te krijgen, elders ging een sliert jongeren met veel lawaai en hilariteit onderuit en schoof meterslang over het ijs, iedereen meesleurend die zich niet snel genoeg uit de voeten had gemaakt.
’s Avonds was de baan kleurig verlicht en kon men baantjes trekken op de vrolijke tonen van de muziek – in die jaren werd de traditionele orgelman Teus Dreuning steeds vaker vervangen door muziek van de radio of grammofoon. Zien en gezien worden was op dergelijke avonden het devies: hoeveel stelletjes hebben niet op de ijsbaan hun eerste toenaderingspogingen ondernomen?
Topschaatsers in Amersfoort
Enkele dagen was de baan echter gereserveerd voor de echt snelle jongens, voor de topschaatsers van die dagen. Amersfoort was in die tijd een prominente schaatsstad. De AIJV behoorde met liefst 1700 leden tot de grotere verenigingen in het land. De centrale ligging van Amersfoort en de gunstige ligging van de ijsbaan, dicht bij het centrum, werden ook als pluspunten benoemd. De schaatsbond KNSB kwam daarom graag naar Amersfoort voor de jaarvergaderingen. Bovendien werd de schaatsbaan regelmatig aangewezen voor schaatswedstrijden van de KNSB, zoals de provinciale kampioenschappen.
In de krant werden de zegeningen van de baan nog eens uit de doeken gedaan: “fraai gelegen, door bos beschut en dus vrijwel windstil, in het midden van onze stad en geleid door een uitermate deskundig bestuur, dat over een goede staf medewerkers beschikt.” (Dagblad voor Amersfoort 27-12-1950)
Een hoogtepunt was het invitatietoernooi op zaterdag 23 februari 1947. Onder het toeziend oog van burgemeester Molendijk – naar eigen zeggen een fervent schaatsliefhebber – en een talrijk toegestroomd publiek schaatsten landelijke en regionale toppers hun wedstrijden over de in die tijd gebruikelijke afstanden: de 500, 1500 en 5000 meter. De namen van de winnaars zijn al lang vergeten. De winnaar van de wedstrijd over 5000 meter (in een tijd van 9 minuut en 14,2 sec; het huidige wereldrecord is ongeveer 6 minuten) verdient echter een plaatsje in de annalen van de Amersfoortse geschiedenis. Zijn naam: Marius Strijbis.
Polderjongen
Marius Strijbis (1918-2008) kwam uit Harenkarspel, in de kop van Noord-Holland, tussen Alkmaar en Schagen. Daar had hij een tuinderij en was hij machinist van een poldergemaal. Nog steeds is dat een gebruikelijke achtergrond in het schaatscircuit. Strijbis was dus een echte polderjongen, die eind jaren dertig als topsporter naar voren kwam – hij onderscheidde zich ook als wielrenner en turner.
Op de schaats was hij een diesel die langzaam op gang kwam, maar eenmaal op stoom het heel lang kon volhouden. Hij won in de jaren veertig verschillende landelijke en regionale wedstrijden, vooral op de langere afstanden (1500 en 5000 meter); het korte sprintnummer (de 500 meter) was niet zijn ding. Daardoor kwam hij ook nooit hoog in het algemeen klassement terecht.
Bij het Nederlands kampioenschap langebaanschaatsen was een zesde plaats in 1946 uiteindelijk zijn beste prestatie ooit.
Oertijd van de sport
Terug naar Amersfoort. Na de winst op het invitatietoernooi besloot Strijbis nog een paar dagen in Amersfoort te blijven. Hij kondigde aan een aanval te willen doen op het Nederlands uurrecord op de schaats. Dat moest plaatsvinden in Amersfoort op de baan aan de Rubensstraat, op donderdag 27 februari 1947.
Het uurrecord op de schaats was eigenlijk een discipline uit een lang vervlogen tijd, uit de oertijd van de sport. In die oertijd was het gebruikelijk om in je eentje je kracht te meten tegen de klok en de elementen. Voor toeschouwers is zo’n recordpoging tamelijk saai om te volgen. Vanwege het wedstrijdelement werden in latere tijden de kampioenschappen (de wereldkampioenschappen, de Olympische Spelen etc) daarom veel populairder.
Het was dan ook nooit tot een officieel uurrecord op de schaats gekomen, een record dat algemeen erkend werd en volgens vastgestelde regels moest worden afgelegd. Wel wist men in oude boeken op te duikelen dat Coen de Koning (1879-1954), na Jaap Eden de beste Nederlandse schaatser uit die oertijd, in 1906 een werelduurrecord had gevestigd in Davos in Zwitserland.
De KNSB had midden in de oorlog het idee van het uurrecord evenwel nieuw leven ingeblazen. In 1943 stelde de bond de officiële titel van ‘Nederlands uurrecordhouder schaatsen’ in. Die eretitel was bedoeld om het lange afstandsschaatsen in Nederland te stimuleren. Om krabbelaars te ontmoedigen werd wel een minimumeis gesteld: de schaatser moest minstens 27 km afleggen om zijn record erkend te krijgen. Bovendien moest er geschaatst worden op een baan in Nederland (die eis is in de jaren zeventig vervallen) èn er mocht geen gebruik gemaakt worden van gangmakers. De Leidsche IJsclub stelde een beker ter beschikking.
Tot februari 1947 had nog niemand zich gemeld voor een recordpoging. Marius diende als eerste het verzoek in om in aanmerking te komen voor de titel. De KNSB stemde onmiddellijk toe.
Coen de Koning
De recordpoging trok behoorlijke aandacht in de pers. Zelfs de houder van het stokoude wereldrecord, de toen 67-jarige Coen de Koning, verscheen in Amersfoort in het clubhuis van de AIJV. Vooraf liet hij weten weinig vertrouwen te hebben in de kansen van Strijbis: “De baan is best, maar er is teveel wind.” Een verbetering van zijn record leek daarom uitgesloten. “Als hij de 27 km. haalt die hij moet rijden om een Nederlandsch record te vestigen, mag hij blij zijn.”
Strijbis zelf stelde zich voor de start bescheiden op. Hij wist dat hij in topvorm was, maar gaf aan dat hij niet veel getraind had. “Dat hindert niet. Ik had ook niet getraind, maar je kunt het proberen. Als het niet lukt, dan is het in ieder geval een goede oefening voor je.” Aldus Coen de Koning. Hij gaf hem nog een goede raad mee. Zo’n uur onafgebroken schaatsen, dat gaat op je gemoed werken. “Denk erom dat je niet alleen met je benen rijdt. Je kop moet ook werken.” (Dagblad voor Amersfoort 27-2-1947)
Marius Strijbis draait zijn rondjes op de Amersfoortse ijsbaan. Foto: Nationaal Archief nr. NL-HaNA_2.24.01.09_0_902-0553, fotograaf: Co Zeylemaker / Anefo
Rondje 48,0
Die 27e februari stond er rond de geplande starttijd – begin van de middag – een stevige bries. Daarom besloot men te wachten op het moment dat de wind ging liggen. Om tien over half vier was het zover: Coen de Koning loste het startschot, Strijbis begon aan zijn recordrace.
De oude kampioen (twee maal winnaar van de Elfstedentocht en één maal wereldkampioen) stond de hele wedstrijd langs de baan, om zijn opvolger aan te moedigen. Dicht bij hem stond Annie Strijbis, de zus van Marius en zelf ook een befaamd hardrijdster. Zij hield voor haar broer het gewenste schema bij. Strijbis was van start gegaan op een schema van zo’n 52 a 53 seconden per rondje van 400 meter. Dat was voldoende om de vereiste 27 km te halen.
Maar al snel bleek dat het veel sneller ging. Marius presteerde boven verwachting. Zijn rondetijden schommelden tussen 45 en 49 seconden. Het hele uur wist hij dit hoge tempo constant aan te houden. De verwachte inzinking bleef uit en na een uur had hij 75 baantjes en precies 56 meter afgelegd. De klok werd stilgezet bij 30.056 meter.
Zoals gebruikelijk in die tijd, meldde de krant dat Strijbis na zijn race niet uitgeput was. “Wel had hij wat pijn in den rug in verband met het feit, dat zijn lichaam gedurende zoo’n langen tijd in dezelfde gebogen houding had gelegen.” (Nieuwe Haarlemsche Courant 28-2-1947).
Hij had ook nog de tegenwoordigheid van geest om het Amersfoorts publiek te danken: “wilt u in de krant zetten, dat ik de menschen erg dankbaar ben, omdat ze allemaal in de bocht gingen staan. Ik kon het goed merken, want ik had niet zoo veel last van den wind, toen al die menschen daar stonden.” (DvA 28-2-1947)
In het midden (v.l.n.r.) Annie Strijbis, Marius Strijbis (met krans) en Coen de Koning tijdens een ereronde op de ijsbaan. Op de achtergrond het Sportfondsenbad. Foto: Nationaal Archief nr. NL-HaNA_2.24.01.09_0_902-0549, fotograaf: Co Zeylemaker / Anefo
Wereldrecord
Wat was de waarde van het record? Een Nederlands record is maar een Nederlands record. Aan de afstand van Coen de Koning was Strijbis bij lange na niet gekomen. Coen had in 1906 32.370 meter afgelegd; hij was ruim twee kilometer verder gekomen. Natuurlijk was de baan in Davos veel sneller dan het baantje in Amersfoort. Bovendien had De Koning gebruik gemaakt van gangmakers die hem uit de wind hielden. Beide voordeeltjes had Strijbis niet gehad, die waren immers bij reglement verboden.
Strijbis had dus het Nederlands record op zijn naam geschreven. Maar dat was nog niet het hoogste: er was ook nog een wereldrecord.
Twee jaar later, in 1949 trok Strijbis naar Hamar in Noorwegen voor een trainingsstage. Na afloop deed hij een nieuwe recordpoging. Hierbij maakte hij wel gebruik van gangmakers en dat leverde een aanmerkelijke verbetering op van de prestatie van Amersfoort: hij kwam op 7 februari 1949 tot een afstand van 32.660 meter, bijna driehonderd meter verder dan het oude record. Iedereen in Nederland was opgetogen. Coen de Koning had eindelijk zijn opvolger gekregen. En opnieuw door een Nederlandse schaatscrack.
De lijst begint in Amersfoort
De naam van Strijbis prijkte jarenlang op het lijstje met de werelduurrecordhouders. Nog in 1984 plaatste Het Parool een lijstje met de recordhouders, waarop Strijbis als opvolger van Coen de Koning werd aangeduid. Inmiddels is echter vast komen te staan, dat de Nederlandse officials en de sportpers jarenlang hun werk niet goed hadden gedaan. Want al in 1928 had de Franse schaatser Léon Quaglio op de baan van Chamonix, aan de voet van de Mont Blanc, het record van de Koning verbroken en gebracht op 32.970 meter. Die poging had iedereen in Nederland over het hoofd gezien. Marius Strijbis had in 1949 helemaal geen werelduurrecord geschaatst.
Het Nederlands record van Marius Strijbis staat gelukkig nog wel in de boeken. Nog steeds begint de lijst met de houders van het Nederlands uurrecord met de poging van Marius Strijbis. Op de lijst prijken alle beroemde kunstijsbanen van latere datum, waar het Nederlands record is aangescherpt: Heerenveen, Inzell, Calgary, Salt Lake City. Maar helemaal bovenaan staat de natuurijsbaan aan de Rubensstraat in Amersfoort.