Mevrouw Keijser-Hardick anno 1962. Foto: Fotocollectie Anefo (fotograaf onbekend), Nationaal Archief, foto nr. 2.24.01.05 913-7784
Dien Keijser-Hardick was iemand. Niet een BN-er zoals we nu influencers of celebrities kennen - een hoop lawaai, weinig wol - maar Dien was een figuur die weliswaar af en toe op de voorgrond trad, maar vooral onzichtbaar bergen werk verzette in dienst van de samenleving.
Een van de keren dat Dien in de schijnwerpers verscheen, was op vrijdagochtend 2 december 1960. Ze mocht mee met de eerste directe vlucht van Schiphol naar Biak in Nieuw-Guinea. Heel het ‘maatschappelijk middenveld’ van Nederland was hierbij vertegenwoordigd, inclusief de voorzitters van de vakbonden en werkgeversverenigingen, alsook de secretaris van de KNVB. Gastheer was de president-directeur van de KLM. Dien Keijser-Hardick was door de luchtvaartmaatschappij uitgenodigd in haar hoedanigheid als presidente van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen.
Het tripje was een van de meest memorabele momenten in haar leven. Het was overigens niet bedoeld als een snoepreisje! De vlucht werd geafficheerd - in het geval van Dien - als een studiereis om in de toenmalige kolonie adviezen te geven voor de opbouw van vrouwenorganisaties ter plekke.
Levenskeuze
Stond het in de sterren geschreven, toen Dien ter wereld kwam, dat zij zo’n positie zou vervullen, midden in de samenleving? Ja en nee. Ze kwam uit een gezinnetje dat in de loop der jaren de maatschappelijke ladder beklom. Vanaf de geboorte stond de deur als-het-ware voor haar op een kiertje. Dien kwam in de positie om zelf keuzes te maken. Rustig op de achtergrond blijven en huisvrouw spelen in een welgesteld gezin, of kiezen voor een ander levenspad: midden in de samenleving, proberen iets op te bouwen, iets neer te zetten. In de toenmalige vrouwenbeweging; actief temidden van en voor vrouwen. Dat was de weg die Dien koos, dat was de rode draad in haar leven.
Haar geboortehuis stond in Vlaardingen, aan de Hofsingel. Voor Vlaardingse begrippen een statige laan, maar wel van aanzienlijk minder statuur dan bijvoorbeeld de Utrechtseweg in Amersfoort. Aan die Hofsingel kwam ze op 9 maart 1907 ter wereld als Gerritdina Hendrika Hardick. Zoals gebruikelijk erfde ze de namen van haar voorouders: Gerritdina was de naam van haar oma, Hendrika was de naam van haar moeder.
Vader Hardick was gemeenteambtenaar en hij klom spoedig op tot de hoogste rangen in het stadhuis. In 1914 werd hij benoemd tot gemeentesecretaris van Vlaardingen. In 1916 verhuisde het gezin naar Apeldoorn, waar vader tot zijn dood in 1943 diezelfde functie bij de gemeente vervulde.
De jonge Dien Hardick groeide dus op in een welgesteld gezin en kreeg ongetwijfeld de ins en outs van het gemeentebestuur en de gemeentepolitiek met de paplepel ingegoten. In Apeldoorn ging zij naar het gymnasium en na haar eindexamen in 1926 wilde ze studeren. Maar wat?
Een (getrouwde) vrouw hoort niet te werken
Voor vrouwen bood de overheidsdienst in die tijd een weinig aantrekkelijk perspectief. In het begin van de twintigste eeuw waren vrouwen voor functies als rechter, burgemeester, gemeentesecretaris of ambtenaar van de burgerlijke stand uitgesloten en anno 1926 waren die verbodsbepalingen nog steeds van kracht. Een carrière in de voetstappen van haar vader zat er voor Dien niet in.
Een letterenstudie was het meest populair onder vrouwen, maar ook hier waren de beroepsperspectieven niet even rooskleurig. Banen in het onderwijs waren er volop, maar zodra een lerares wilde trouwen, werd de deur dichtgesmeten. Veel schoolbesturen en gemeenten - vooral van confessionele signatuur - stuurden leraressen op hun trouwdag naast de felicitaties ook meteen een ontslagbrief. Zij vonden dat de plaats van een getrouwde vrouw in het gezin was en niet voor de klas.
Dien koos voor farmacie. In het apothekersvak waren er wel ontplooiingsmogelijkheden voor (getrouwde) vrouwen. Het beroep van apothekeresse (en van apothekersassistente) stond al relatief vroeg open voor vrouwen en de sector wierp daarbij geen bijzondere drempels op. Anno 1898 waren er in Nederland al vijftien apothekeressen werkzaam (ter vergelijking: er waren toen drie vrouwelijke artsen en één doctor in de letteren). Farmacie was dus een populaire richting onder de eerste generaties vrouwelijke studenten, hoewel die populariteit in de jaren twintig terugliep. Toen Dien haar studie aanving in het collegejaar 1926-1927 waren er 325 vrouwelijke geneeskundestudenten op een totaal van 2859 (letteren telde 482 studentes en wis- en natuurkunde 452).
De overhandiging van de sleutels van de nieuwe huisvesting van de UVSV, Drift 19, op 24 november 1930. Of en waar Dien op de foto staat, is mij niet bekend. Foto: Utrechts Archief, cat. nr. 99275.
In het studentenleven
Dien verhuisde van Apeldoorn naar Utrecht en betrok een kamer in het bijzonder statige huis Lievendaal op het Lepelenburg. Ze ging voortvarend van start en binnen anderhalf jaar haalde zij het examen voor apothekersassistente. Maar daarna kwam de klad er in. Pas in december 1932 behaalde ze haar kandidaatsexamen scheikunde met bijvakken plantkunde en natuurkunde. Zes en een half jaar voor het kandidaatsexamen, dat moest toch veel sneller kunnen?
De vertraging had een duidelijke oorzaak: Dien had zich in het studentenleven gestort, zoals zovelen voor en zovelen na haar. Ze was actief lid geworden van de Utrechtse Vrouwelijke Studenten Vereniging UVSV. Het begon nog rustig met zingen bij ‘canto’, het koor van de vereniging. Maar op 3 december 1930 werd ze voorzitter van de Huishoudelijke commissie. Dat was een tijdrovende functie, mede omdat de vereniging juist was verhuisd van de Lange Nieuwstraat naar het pand Drift 19, waar de vereniging nog steeds zit. Bovendien kon zij zich nauwelijks aan haar taken ontrekken, omdat zij intern ging wonen, bij de vereniging in. Als een soort dagelijks toezichthouder was Dien betrokken bij het interne reilen en zeilen van de vereniging en was zij ongetwijfeld ook een vraagbaak voor iedereen met een probleem. Ze ging over de inrichting van het pand aan de Drift, maar ook over de feesten, de interne contacten binnen de vereniging, etc. Het heeft ongetwijfeld veel energie gekost, maar het leverde ook veel op aan kennis en ervaringen. Een studentenvereniging is dikwijls een leerschool van onschatbare waarde.
Na twee jaar legde ze haar functie bij de UVSV neer en verliet de Drift voor kamers op de Lange Nieuwstraat respectievelijk de Voorstraat. Het duurde daarna nog vijf jaar voordat ze het doctoraalexamen farmacie behaalde (9 april 1937) en daarna volgden nog twee examens om apotheker te worden. Op 21 januari 1938, na elf en een half jaar studie, was ze eindelijk klaar (tijden veranderen: haar kleindochter Erica, die in 1999 de apotheek overnam, had zes jaar nodig voor haar studie: vier jaar farmacie en twee jaar specialisatie).
Apotheek in de Langestraat
Het einde van de studie was het begin van een nieuwe levensfase: ze trouwde en samen met haar man opende ze een eigen apotheek.
Het privéleven van Dien is in die vroege jaren onzichtbaar gebleven. Uit een krantenberichtje weten we alleen dat ze zich al in 1928 verloofd had met ene H. de Bruijn uit Zeist, maar dat was klaarblijkelijk op niets uitgelopen. Jaren later ontmoette zij op een farmaceutencongres Reijer Remko Keijser, één jaar jonger dan Dien. Enkele maanden na haar afstuderen, op 5 maart 1938, traden zij in het huwelijk. De plechtigheid vond plaats in het gebouw van de Nederlandse Protestantenbond in Apeldoorn. De jonggehuwden ging wonen boven de nieuwe apotheek Keijser op de Langestraat 9 in Amersfoort.
De zoektocht naar een eigen praktijk had het stel namelijk naar de keistad gebracht. Korte tijd werkte Dien bij apotheek C.B. Kok & zn aan de Langestraat 74, maar weldra begon ze dus met Reijer Keijser een eigen zaak. Even verderop in de Langestraat, op nummer 9, had firma Van der Zoo de Jong ook een apotheek en deze werd door beide jonggehuwden overgenomen.
Apotheek Keijser aan de Langestraat zou bijna zestig jaar binnen de familie blijven en werd voor veel Amersfoorters een begrip. “In het zacht groene interieur heeft menig Amersfoorter, zittend op één van de rood gestoffeerde bankjes, geduldig op een recept gewacht,” aldus Jaap Hengeveld in zijn boekje over oude, inspirerende bedrijven in Amersfoort.
Langestraat 9 anno 2024. Foto: auteur
Oorlog
Vanaf het begin moet het een roerige tijd zijn geweest. De oorlog brak immers uit en dat had allerlei gevolgen voor de zaak en voor het gezin. Voor de zaak zal de beschikbaarheid van grondstoffen en medicijnen in de loop der jaren steeds problematischer zijn geworden. In januari 1940 waren er minstens zes apotheken in de stad, maar in de loop van de jaren moesten zij bijna allemaal noodgedwongen hun deuren sluiten. Behalve apotheek Keijser. In een berichtje uit de Amersfoortse Courant van 24 februari 1945, bleek dat de apotheek aan de Langestraat tijdens de laatste oorlogswinter nog de enig werkende apotheek in de stad was. Dat moet een zware last voor het jonge apothekersechtpaar geweest zijn.
Daarbij kwamen nog de huiselijke omstandigheden, die de nodige aandacht vroegen. Er kwamen in rap tempo drie kinderen: Geert (1939-1999), Gerrit Jan (geboren 1940) en Hendrika Jantina (geboren 1943).
En dan was er ook nog de zorg voor onderduikers achter de winkel in de Langestraat. Het lijkt vanaf de straat een niet bijzonder groot huis, maar achter de gevel gaat een enorm diep pand schuil. Kleindochter Erica Keijser vertelde Jaap Hengeveld: “In de oorlog hadden mijn opa en oma hier joodse onderduikers verborgen. In het achterhuis was een soort bedstee die je niet kon zien. De muur zag er uit als één grote wand met behang. Vooral m’n oma was heel begaan met haar onderduikers. Ze heeft heel goed voor ze gezorgd en dat terwijl ze regelmatig Duitsers in de apotheek kreeg.” Zoon Jan herinnerde zich een ‘oom Thijs’, een man die uit de Arbeitzeinsatz in Duitsland was gevlucht en een tijdje bij hen thuis ondergedoken had gezeten. Bovendien wist hij te vertellen dat Dien in die tijd ook met illegale krantjes liep. In een kinderwagen werd het materiaal verstopt, de dochter erbovenop en dan ging het stevig stappend richting Nijkerk.
Tijd te over
Na de oorlog verhuisde het gezin van het winkelpand in de Langestraat naar een fraaie villa in het Bergkwartier. Eerst op het adres Van Limburg Stirumlaan 16, vanaf begin jaren vijftig op de Abraham Kuyperlaan 23. Het huwelijk van Dien en Reijer was ‘buitengewoon hartelijk’, aldus Jan, ondanks het feit dat beide partners twee totaal verschillende persoonlijkheden waren. Reijer was eerder bescheiden en verlegen, terwijl Dien als ‘dynamisch’, ‘een stoere vrouw’ werd gekarakteriseerd.
De eerste jaren slokte ongetwijfeld de verhuizing, de zorg voor de kinderen en voor de apotheek alle aandacht op, maar na een aantal jaren, toen de kinderen naar school gingen, begon het bij Dien te kriebelen. Dien zag het huishouden en de opvoeding niet als een dag-, laat staan als een levenstaak. Ze wilde meer en begon om zich heen te kijken.
In verschillende publicaties in de jaren vijftig legde ze uit, hoe ze haar eigen rol en de rol van de moderne vrouw zag. Ze signaleerde een maatschappelijke trend, waar ook zij deel aan had: het huishouden vergde steeds minder tijd, mede dankzij allerlei handige apparaten (stofzuiger, wasmachine, etc). Dat gaf de moderne vrouw het recht - en ook de plicht - die vrije tijd op een nuttige manier te besteden. Dat wil zeggen met vrijwilligerswerk of met een betaalde baan. De vrouwen die het geld nodig hadden voor hun levensonderhoud, moesten worden gestimuleerd een vakopleiding te volgen; ze moesten voor een beroep leren “dat de vrouw weer kan opvatten na haar huwelijk, als de kinderen groot genoeg zijn om de voortdurende tegenwoordigheid van moeder te kunnen missen”.
Dien had het geld niet nodig en zag haar roeping in allerlei betaalde en onbetaalde bestuursfuncties. Ze stak haar tomeloze energie in de gemeentepolitiek, in het Amersfoortse maatschappelijk leven en in de landelijke vrouwenbeweging. Als een duizendpoot reisde ze stad en land af, altijd in de weer om aandacht te vragen voor de belangen van de (huis)vrouw en het gezin. Dat dan weer wel.
Vrouwenbeweging
Hoe stond het met de vrouwenbeweging in die jaren, waar hielden feministes zich zoal mee bezig? Als we in een paar grote stappen door de geschiedenis van de vrouwenbeweging gaan, werd de periode van ‘de eerste feministische golf’ (ongeveer 1870-1918) grotendeels bepaald door het kiesrechtvraagstuk; het vrouwenkiesrecht was in de ogen van de eerste feministes (zoals Aletta Jacobs) het breekijzer om de emancipatie van de vrouw te verwezenlijken.
Toen in 1919 het vrouwenkiesrecht bereikt werd, kwam echter de desillusie; de parlementaire democratie bleek niet in staat op korte of middellange termijn gelijke rechten en gelijke behandeling van mannen en vrouwen te bewerkstelligen. Integendeel, in de jaren dertig ondernam de regering zelfs pogingen om alle getrouwde vrouwen het werken buitenshuis te verbieden, hen te verbannen tot het fornuis en het aanrecht.
Ondertussen hadden vrouwen zich in allerlei organisaties verenigd, om voor hun belangen op te komen. In een aantal van die organisaties werd Dien actief. Haar naam dook vanaf eind jaren veertig op in allerlei periodieken van vrouwenclubs. Dat ging van de relatief kleine Unie van Soroptimistenclubs - een netwerkorganisatie, waarvoor Dien bij haar thuis gezellige middagjes met lezingen of muziek organiseerde - tot allerlei bestuursfuncties zoals het Nederlands Vrouwencomité (een koepelorganisatie van vrouwenverenigingen), het Koningin Wilhelminafonds (KWF) en in de Gezinsraad, een adviesorgaan voor de regering, die gevraagd en ongevraagd onderzoek liet doen en/of adviezen gaf met als doel ‘het bevorderen van de bescherming alsmede van de mogelijkheden tot ontplooing van het gezin’.
Vereniging van Huisvrouwen
Maar boven al deze activiteiten springt haar werk voor de Vereniging van Huisvrouwen het meest in het oog. Begin jaren vijftig was zij al secretaresse van de afdeling Amersfoort en in 1953 werd ze lid van het landelijke hoofdbestuur. Kort daarna volgde de benoeming tot vice-presidente en in 1958 tot presidente.
In 1962 vierde de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen het 50-jarig jubileum in Hilversum. Koningin Juliana (links) was eregast en Dien (rechts) gastvrouw. Foto: Fotocollectie Anefo (fotograaf onbekend), Nationaal Archief, foto nr. 2.24.01.05 913-7781
De Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen telde in de jaren vijftig zo’n 36.000 leden (de plaatselijke afdeling in Amersfoort telde 450 huisvrouwen) en was toen een belangrijke spreekbuis die opkwam voor de belangen van ‘de gewone huisvrouw’. Het was een constructieve spreekbuis die naast het sociale aspect als belangrijkste doel had het huishoudelijk werk makkelijker en veiliger te maken. De vereniging was een pionier op het gebied van consumentenbescherming. De huidige Consumentenbond werd opgericht in 1953 met 141 leden en nam pas tientallen jaren later veel werk van de vereniging uit handen. Maar daar was in de tijd van presidente Keijser-Hardick nog lang geen sprake van.
Een van de speerpunten van de Vereniging van Huisvrouwen was het testen en beoordelen van huishoudelijke artikelen. Een voorgangster van Dien stond ooit met een stel kapotte pannen op de stoep van het ministerie van Economische Zaken om een verbeterd toezicht op de kwaliteit van huishoudelijke producten te eisen. Maar de vereniging nam ook zelf het voortouw met een eigen onderzoeksinstituut, dat artikelen testte en beoordeelde. Na vaststelling van de deugdelijkheid kreeg het product het waarborgmerk van de vereniging: ‘goedgekeurd door de vereniging van huisvrouwen’. Ook deed de vereniging veel aan etikettering (zoals wasvoorschriften in kleding) en allerlei andere nuttige wenken, zoals ‘de vlekkenlijst’. Jaarlijks hoogtepunt van het verenigingsleven was natuurlijk de Huishoudbeurs. De presentatie van allerlei innovaties werd hier tot een gezellig uitje voor de moderne huisvrouw, en ook voor haar geëmancipeerde partner.
Ook liet de vereniging zich uit over allerlei politieke en beleidsvraagstukken. Dien sprak bijvoorbeeld enkele malen over de slecht op elkaar afgestemde school- en werktijden die de combinatie van kinderen en werk bemoeilijkte. En ook pleitte zij voor een diensplicht voor vrouwen. Als vrouwen gelijkwaardig in rechten waren, hoorden daar ook gelijkwaardige plichten tegenover...
Na zes jaar, in 1964 legde ze haar functie bij de NVVH neer, maar haar betrokkenheid bij de vereniging bleef. Ze werd benoemd tot erelid en tot op hoge leeftijd - zeker tot 1984 - verscheen ze regelmatig prominent in beeld tijdens congressen of speciale bijeenkomsten van de vereniging.
Een vrouw op een rotan ligstoel krijgt een schoonheidsbehandeling op de huishoudbeurs in de Ahoyhal te Rotterdam, 11 september 1959. Foto: Nationaal archief, fotocollectie Anefo, fotograaf: Wim van Rossem, foto nr. 2.24.01.04 910-6674
Vrouwen in de gemeenteraad
Ondertussen was Dien ook nog voor de VVD actief in de gemeentepolitiek in Amersfoort. De gemeenteraad was in de jaren vijftig en zestig niet bepaald een vrouwenbolwerk: toen ze in 1955 in de raad kwam was zij de vijfde vrouw (op 33 raadsleden). Toen er na de gemeenteraadsverkiezingen van 1958 slechts vier vrouwen terugkwamen stak zij de ergernis daarover niet onder stoelen of banken. Volgens haar moesten vrouwen - vooral ook in Amersfoort - een ‘lijdensweg’ afleggen, voor zij in openbare bestuurslichamen werden gehoord, laat staan serieus genomen. Het aantal vrouwelijke raadsleden nam overigens bijzonder langzaam toe: in de periode 1970-1974, toen Dien wethouder was, waren er zes (op 35) vrouwelijke raadsleden, naast Dien ook nog twee vrouwen voor de fractie NU (een progressieve samenwerking), één voor D’66, nog één voor de VVD en één voor de SCVP (een plaatselijke voorganger van het CDA).
Wanneer Dien precies lid is geworden van de VVD is niet bekend, maar dat ze voor die partij koos, was niet verbazingwekkend. De eerste feministische golf werd vooral gedragen door vrijzinnig-democratische en liberale vrouwen. Welbespraakt, goed met de pen en beschikkend over voldoende tijd en geld om zich in te zetten voor de vrouwenemancipatie. Ook nadien bleef de vrouwenemancipatie een belangrijk onderwerp voor de vrijzinnig-democratie en het liberalisme. Vrouwenrechten stonden hoog op de agenda en jarenlang was de VVD de partij met procentueel de meeste vrouwelijke kamerleden.
Bovendien zullen ook de standpunten van de VVD over het nemen van eigen verantwoordelijkheid, het vrije ondernemerschap en de middenstand het apothekersgezin hebben aangesproken. Ten slotte was er het godsdienstig aspect. Dien was op kerkelijk gebied vrijzinnig en niet bepaald een trouwe kerkganger. Ze was weliswaar voor de kerk getrouwd en lid van de Remonstrantse gemeente in Amersfoort, maar liet zich op godsdienstig gebied vooral kennen als een tolerante, liberale vrouw. Dat bleek bijvoorbeeld tijdens een discussie over zondagevementen tijdens de festiviteiten in het kader van 700 jaar stadsrechten in 1959. Zij liet toen weten: “Als de mensen op zondag willen eeuwfeesten, mij best. Als ze maar geen aanstoot geven. (…) Natuurlijk heb ik geen bezwaar tegen het gekostumeerd gaan op zondag, het is reuze feestelijk. Ik vind wel dat men niet in kostuum naar de kerk moet gaan.” Kortom, liberaal en met respect voor andersdenkenden.
Einde aan het gedwongen ontslag
In 1953 werd ze voor het eerst op de kieslijst voor de gemeenteraadsverkiezingen geplaatst, op de vierde plaats. Ze haalde net geen zetel: de VVD bleef steken op drie zetels. Toch trad ze twee jaar later toe tot de gemeenteraad. De fractievoorzitter W. van Gent (jarenlang lid van de raad en in de jaren twintig en dertig een bekend architect in Amersfoort) trad om gezondheidsredenen terug en Dien mocht zijn zetel innemen. Op 30 september 1955 verwelkomde burgemeester Molendijk (PvdA) haar met een vriendelijk woord; hij noemde haar “een even openhartige, prettige figuur (als Van Gent was geweest, AS), die in de vrouwenorganisatie zeer gezien is om haar helder inzicht in tal van maatschappelijke vraagstukken.”
Een van de eerste zaken waar zij mee te maken kreeg was het gedwongen ontslag bij trouwen van vrouwelijke gemeenteambtenaren. In Amersfoort stond dat nog steeds in het gemeentelijk ambtenarenreglement. Een motie om die bepaling te schrappen werd door vier van de vijf vrouwelijke raadsleden ingediend, ook door Dien. Alleen het vrouwelijk KVP-raadslid mevrouw Van den Heuvel-Hoefsmit weigerde haar handtekening. In de raad was echter een duidelijke meerderheid voor de motie, waarna het voorstel zonder hoofdelijke stemming werd aangenomen. Sinds 1955/56 is het huwelijk dus als ontslaggrond bij gemeente Amersfoort niet langer van toepassing.
Voor het overige hield Dien zich vooral met sociale onderwerpen bezig, onder andere op het gebied van volkshuisvesting. In verband met haar raadswerk werd ze ook lid van het bestuur van de Amersfoortse credietbank en van de SCW (Stichting Centrale Woningzorg, de voorganger van De Alliantie).
Verkiezingsfolder van de lokale afdeling van de VVD (1958)
Verkleedpartij
Ook in het maatschappelijk leven begon ze geleidelijk op de voorgrond te treden, onder meer in het vluchtelingenwerk en tijdens de festiviteiten rond 700 jaar stadsrechten.
In 1955 was ze lid geworden van het Amersfoorts Comité Vluchtelingenhulp. Onder het motto ‘De vluchteling wacht op Uw sleutel’ hield deze organisatie een grote inzamelingsactie, waarbij het publiek naast een financiële bijdrage ook gevraagd werd om oude, ongebruikte sleutels in te leveren. Korte tijd later pleitte zij namens de afdeling Amersfoort van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen voor huisvesting voor vluchtelingen en bood ze aan bij de inrichting van de woningen te helpen.
Mevrouw Keijser-Hardick (links) hanteert de microfoon tijdens een modeshow van historische kostuums
Foto:www.utrechtaltijd.nl
In 1959 vierde Amersfoort op grootse wijze 700 jaar stadsrechten met allerlei evenementen en manifestaties. Vooral veel indruk maakten de optochten in historische kledij. Al voorafgaand aan die optochten waren er verschillende modeshows, waarbij de dames en heren hun historische ontwerpen aan het publiek showden. De Markthal aan de Breestraat was bij die gelegenheden stampvol. Tijdens die modeshows speelde Dien een belangrijke rol; zelf gekleed in een bruinfluwelen gewaad naar zestiende eeuws model verzorgde zij namelijk de presentatie. Volgens de krant van die dagen was ze een uitstekend speaker met een goed ontwikkeld gevoel voor humor. Zo werd zij als-het-ware het gezicht van de historische kostuums tijdens het herdenkingsjaar. Dat ging zelfs zo ver, dat toen ze een keer in haar gewone kleren door de stad liep, ze werd aangeschoten en ter verantwoording werd geroepen: “Waarom ben je niet in kostuum?”
Een stap terug (?)
In de jaren zestig leek er een tijdelijk einde te komen aan de tomeloze energie van de liberale feministe uit Amersfoort. Aanwijzingen daarvoor zijn er: in 1962 gaf ze na de gemeenteraadsverkiezingen haar raadszetel op (in 1966 stond ze als allerlaatste op de kieslijst van de VVD bij de gemeenteraadsverkiezingen, als een lijstduwer avant-la-lettre) en in 1964 trad ze terug als presidente van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen.
Het is niet duidelijk wat er aan de hand was. Desgevraagd kon zoon Jan zich niet herinneren haar ooit een periode minder energiek en enthousiast te hebben gezien. Het kan ook een bronnenkwestie zijn: het krantenarchief in Amersfoort na 1960 is nog steeds niet gedigitaliseerd, zodat veel van het stedelijk leven in die jaren nog goeddeels onzichtbaar is voor historici. Ten slotte is het ook mogelijk dat zij zich enige tijd wat minder prominent in het openbare leven vertoonde, omdat er privé donkere wolken opdoemden. Bij haar echtgenoot Reijer traden in 1964 de eerste verschijnselen van de spierziekte ALS op en dat zorgde natuurlijk ervoor dat het bestieren van het huishouden en het ziekbed prioriteit kregen boven de publieke activiteiten. Twee jaar duurde het, voordat Reijer vredig in zijn bed insliep.
Een onverwachte comeback
Na enkele jaren op de achtergrond keerde Dien terug in de gemeenteraad; op 1 september 1970 werd ze opnieuw beëdigd. Ze ging zich vooral bezig houden met openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en verkeer en vervoer. Ook was ze raadsvertegenwoordiger in de besturen van de Amersfoortse kredietbank en van de muziekschool.
De VVD-fractie telde inmiddels zes zetels en werd aangevoerd door A.A. Land, sinds 1966 wethouder. In het nieuwe college, dat na de verkiezingen van 1970 aantrad, was Land opnieuw wethouder, samen met W. Huslage (PvdA), J.H. Hazelaar en D. Bakker (beiden SCVP). Maar de VVD-wethouder, die de portefeulles onderwijs en gezondheidszorg bekleedde, besloot na ongeveer een half jaar zijn functie neer te leggen; in zijn ontslagbrief klaagde hij over ‘overbelasting’. De VVD moest een opvolger kiezen en droeg Dien Keijser-Hardick voor. Op dinsdag 30 maart 1971 werd ze gekozen: ze kreeg 27 van de 33 uitgebrachte stemmen in de gemeenteraad, met twee blanco stemmen en vier stemmen op andere kandidaten van de VVD.
Amersfoort had in die periode enige tijd geen burgemeester. Op 13 februari 1971 was Johan de Widt (voordien ook al langere perioden afwezig vanwege ziekte) overleden en Amersfoort wachtte op een nieuwe benoeming vanuit Den Haag. Tot die tijd werd de post door de loco-burgemeester Wim Huslage waargenomen. In een kort welkomswoord sprak hij van een ‘historische dag’ omdat - voorzover hij had kunnen nagaan - er voor het eerst een vrouw aantrad als wethouder in Amersfoort. Dien maakte er geen woorden aan vuil, maar toch...
In dit opzicht liep Amersfoort niet bepaald voorop, maar sloot zeker niet de rij. Al in 1919, op het moment dat vrouwen nog niet eens het actief kiesrecht hadden, werden de eerste vrouwelijke wethouders benoemd: Stiena Ruypers-Erens in Valkenburg (Limburg) en Willy Hofman-Poot in Oostzaan. Het waren vaak wat kleinere gemeenten waar vrouwen het eerst tot het pluche doordrongen. Van de grote steden was Rotterdam in 1956 de eerste, pas in 1974 volgden Utrecht en Den Haag; Amsterdam sloot de rij in 1978. In Eemland was Soest er in 1967 relatief vroeg bij.
Het college van B en W in 1972. Zittend v.l.n.r. wethouder D. Bakker, burgemeester M. Troostwijk en wethouder G.H. Keyser-Hardick. Staand v.l.n.r. de wethouders W. Huslage en J.H. Hazelaar en gemeentesecretaris mr. Gudde. Bron:www.utrechtaltijd.nl
(Te) kort van stof
VVD-wethouder Land was afgetreden tijdens de algemene beschouwingen, die onder meer op 30 en 31 maart 1971 plaatsvonden. Geen fijn moment voor een nieuwe wethouder om aan te treden, maar voorlopig werd Dien gespaard: ze liet alle alle debatten aan zich voorbijgaan.
Dien speelde sowieso nooit de eerste viool tijdens raadsvergaderingen. Wie de raadsnotulen uit die jaren doorbladert, komt nergens lange betogen van wethouder Keijser-Hardick tegen. Waar haar collega’s minutenlang aan het woord waren over hun beleidsterreinen (in druk vele pagina’s lang), onderscheidde Dien zich juist door korte, zakelijke antwoorden. Zelfs tijdens de algemene beschouwingen in de jaren nadien hield zij het beknopt. De argumentatie werd wel doorspekt met cijfermateriaal (zo wist zij tijdens een debatje precies te melden hoeveel auto’s er in een uur tijd door de Langestraat reden, voor apotheek Keijser langs) en ook met een zekere humor en relativering. Zo ging ze tijdens een raadsvergadering een discussie aan met het christelijke raadslid De Vries over dansen en sloeg zij hem om de oren met allerlei relevante bijbelcitaten, zich daarbij wel verontschuldigend dat zij natuurlijk niet zo bijbelvast was als de geachte christelijke afgevaardigde.
Wat ook niet hielp om haar op een voetstuk te plaatsen: haar beleidsterreinen, namelijk Volksgezondheid en Onderwijs, leverden weinig politiek vuurwerk op. De reorganisatie van de GG en GD of een nieuwe school in Schothorst leverden in die periode wel de nodige hoofdbrekens op, maar waren geen onderwerpen waar de politiek - laat staan het electoraat - erg warm voor liep.
Bovendien, onderwerpen waarover eventueel een ideologisch debat mogelijk was, zoals de ‘middenschool’ - waar toentertijd ook in Amersfoort over gesproken werd - ging ze handig uit de weg. De jaren zeventig staan wellicht bij velen bekend om zijn oeverloze discussies waarin elk onderwerp gepolitiseerd werd en beoordeeld langs een meetlat van links naar rechts. Die tijdgeest ging aan Dien volledig voorbij. Uit haar optreden komt veeleer het beeld naar voren dat zij haar wethouderschap vooral zag als een managersfunctie; zij zocht het vooral in practische oplossingen voor de stad. Ze gebruikte haar functie niet om zich politiek te manifesteren, de tegenstellingen op de spits te drijven, maar juist om te verbinden. Haar kracht lag niet in het geven van mooie redeneringen en lange uitweidingen, maar in beknopte antwoorden, gebaseerd op feitelijke argumenten.
Haar wethouderschap leverde dus weinig vuurwerk op en wellicht raakte ze een beetje ondergesneeuwd in het politieke spektakel dat haar collega’s vaak wel opvoerden. Desondanks keerde ze na de verkiezingen van eind 1973 terug in het college van B en W, maar verloor ze een deel van haar takenpakket. Het college werd namelijk uitgebreid van vier naar zes wethouders en de portefeuille Volksgezondheid ging naar Albert van der Weij (PvdA). Dien hield alleen Onderwijs over.
Afscheid
Of die ‘degradatie’ een rol heeft gespeeld is niet duidelijk, feit is dat ze op 19 november 1974 te kennen gaf haar wethouderschap neer te willen leggen. In haar ontslagbrief aan de gemeenteraad werd met geen woord gerept over een reden voor het opstappen. Burgemeester Maurits Troostwijk nam in de raadsvergadering van 18 december 1974 met enkele vriendelijke woorden afscheid.
“En zo ontmoette ik u als wethouder toen ik nu bijna 3½ jaar geleden voor het eerst als burgemeester voet zette in het Amersfoorse stadhuis (...). U was toen belast met de portefeuilles onderwijs en volksgezondheid, voorwaar geen eenvoudige zaken. Ik ben dikwijls onder de indruk geweest van uw kennis van deze zaken, en dit terwijl u toen nog maar zo kort met deze taken, die voor u nieuw waren, was belast. Maar uw belangstelling ging veel verder, strekte zich uit tot het gehele pakket, dat wekelijks pleegt te worden afgedaan. U hebt uw bijdrage aan de werkzaamheden van b. en w. ruimschoots geleverd, kritisch maar opbouwend, ijverig maar tijd nemend voor gezelligheidjes, soms ongerust over bepaalde ontwikkelingen of stilstanden maar voortgaande in de door u uitgezette lijn, overtuigend maar voor tegenargumenten sans rancune gevoelig, kortom samenwerkend in een goede geest en gedragen door een vaste politieke overtuiging. Ik heb u talloze malen in vergaderingen met derden meegemaakt. Ook in moeilijke gevallen lukte het u een goede gesprekssfeer te scheppen, dankzij uw gedecideerde vriendelijkheid maar niet minder dankzij uw vriendelijke gedecideerdheid. Dat maakte indruk op zowel medestander als op opposant.”
In haar ontslagbrief had ze opgemerkt: “Ik hoop echter de belangen van de gemeente Amersfoort verder als raadslid te mogen dienen.” En zo geschiedde. Tot 1982 bleef ze aan als lid van de VVD-fractie in de gemeenteraad, toen vond ze het welletjes. Ze was inmiddels 75 jaar en aan pensioen toe.
Apotheek Keijser leeft voort
Dien overleed op 15 april 1996. Haar overlijden op 89-jarige leeftijd was typerend. Ze woonde in een flat naast De Lichtenberg bij de Stichtse Rotonde en ze bemoeide zich nog met van alles en nog wat. Tot ze tijdens een bewonersvergadering plotseling van haar stoel viel: een hartaanval had een einde gemaakt aan het leven van een betrokken, strijdbare vrouw.
Ze ligt begraven op begraafplaats Rusthof, in een graf samen met haar man en zoon Geert.
En de apotheek? Genoemde zoon Geert nam deze over. Hij verhuisde de apotheek van de Langestraat naar de Snouckaertlaan. Kleindochter Erica vertelde: “Er was natuurlijk een duidelijke reden voor de verhuizing. (...) Aan de voorzijde was een trapje waardoor mensen in een rolstoel niet naar binnen konden. Het interieur voldeed niet meer aan de eisen van een moderne apotheek. Alleen een zeer ingrijpende verbouwing zou soelaas bieden. Maar ja, het pand is een monument, dus er waren allerlei beperkingen. Dat trapje mocht absoluut niet worden aangepast. Mijn vader ging op zoek naar een andere, beter bereikbare locatie. Uiteindelijk vond hij dit pand aan de Snouckaertlaan. Samen met twee artsen is hij hier ingetrokken.”
Geert overleed op relatief jonge leeftijd in 1999. Maar gelukkig was er toen al een opvolger in beeld: zijn dochter Erica, de derde generatie apothekers in de familie Keijser. Zij had gehoopt enige tijd met haar vader de apotheek te runnen, maar dat kwam er dus niet van. Dit jaar is het 25 jaar geleden dat zij de zaak overnam.