De eerste opgetekende staking in het moderne Amersfoort dateert van 1898. Het is aannemelijk dat zich in de jaren daarvoor stakingen hadden voorgedaan, maar tot nu toe is daar nog niets van boven water gehaald. Die eerste staking is ook nooit beschreven in de Amersfoortse kranten. De meeste Amersfoorters – ook uit die tijd zelf – zullen er dus wellicht nooit van hebben gehoord. Voor een berichtje moeten we een socialistisch blad raadplegen: Het Volksdagblad, volgeschreven door aanhangers van Ferdinand Domela Nieuwenhuis.
In de krant van 16 juni 1898 was te lezen: “Werkstaking te Amersfoort. Door het werkvolk, werkzaam aan de tien in aanbouw zijnde villa’s aan het Christiaanspark te Amersfoort, is eenparig het werk gestaakt omdat geen evenredig loon werd uitbetaald. De werklieden buiten de gemeente ontvingen 23 cent per uur en de in deze gemeente woonachtige werklieden slechts 18 cent per uur.”
Het Christiaanspark lag aan de Van Asch van Wijckstraat. Wellicht vond de staking plaats tijdens de bouw van dit rijtje stadsvilla’s. Foto: Archief Eemland, nr. 50052
Was die 23 cent nu veel of weinig? Het antwoord: voor Amersfoortse begrippen was die 23 cent een vermogen. Dat kunnen we afleiden uit verzoeken om loonsverhoging in de jaren direct voor 1898.
Een jaar eerder bedroeg het uurloon van een Amersfoortse timmerman nog maar veertien cent. Maar dat vonden de arbeiders en hun vakverenigingen langzamerhand wel wat al te gortig; dat was onvoldoende “voor de behoefte van een werkmansgezin” (gemiddeld zeven gulden per week) en dus was “dringende verbetering vereischt” (Nieuwe Amersfoortsche Courant 24-4-1897).
Op 27 april 1897 hadden de drie in Amersfoortse gevestigde vakorganisaties (het socialistische ‘Streven naar Verbetering’, de timmerlieden binnen het protestantse Patrimonium en de katholieke timmerlieden vereeniging St Jozef) gezamenlijk een vergadering uitgeroepen om met alle in Amersfoort gevestigde patroons – zoals dat toen heette – te spreken over een loonsverhoging van veertien naar achttien cent.
Van de 27 uitgenodigde bouwers kwamen drie patroons en één architect opdagen. “De aanwezige patroons, erkennende dat een hooger loon alleszins gewenscht was, achtten het, met het oog op de bestaande toestanden, niet in ’t belang van den werkman, wijzende op werkloosheid door grooten toevoer van werkkrachten van buiten, tot dezen maatregel over te gaan.” (Volksdagblad 6-5-1987) Uiteindelijk was de uitkomst dat de patroons met hun collega’s zouden overleggen. Enkele weken later volgde een positief bericht: de patroons zouden per 1 januari 1898 het loon naar boven aanpassen en wel van 14 naar 16 cent per uur (bij 11 uur werk).
De Amersfoorste timmerlieden moesten dus met een loonsverhoging van twee centen genoegen nemen, omdat – volgens de werkgevers - anders de Amersfoortse bouwprojecten overspoeld zouden worden met (goedkope) arbeiders van buiten de stad, die de dure Amersfoortse arbeiders zouden verdringen. Het moet voor de Amersfoorters een enorme verrassing zijn geweest, toen zij merkten dat hun conculega’s van buiten aanmerkelijk meer verdienden. En dat de beweringen van de lokale bouwondernemingen niet zo maar voetstoots geaccepteerd konden worden als ‘de waarheid en niets dan de waarheid’….
Of de staking tot een aanzienlijke loonsverhoging heeft geleid? Dat weten we niet, maar het is onwaarschijnlijk. Het is namelijk bekend dat in de begrotingen voor gemeentelijke bouwprojecten anno 1899 nog van een uurloon van zestien cent werd uitgegaan. Dus niet achttien cent, laat staan 23!
Waarmee iets meer licht in de duisternis van die eerste staking is geworpen, op de lokale arbeidsverhoudingen in die jaren èn op het functioneren van de Amersfoortse kranten in die tijd.