Arbeidsconflicten in Amersfoort (1898-circa 2010)
Stakers bij de ingang van de Wagenwerkplaats aan de Soesterweg, 6 april 1992. Archief Eemland Foto AFT005003212 (Fotografie: NS Materieel Wagenbedrijf Amersfoort)
Met de verschillende demonstraties naar aanleiding van Black Lives Matter, het coronabeleid en het woonprotest nog vers in het geheugen, volgt hier een artikel waarin gepoogd wordt een eerste schets te geven van de geschiedenis van arbeidsconflicten in Amersfoort. Was Amersfoort altijd een oase van rust? Of kwamen de arbeiders ook in de keistad door middel van stakingen of andere acties op voor hun rechten?
Honderd stakingen in honderd jaar
Er is verbazingwekkend weinig bekend en geschreven over de arbeidsverhoudingen in Amersfoort. Hoog tijd dus voor een eerste inventarisatie. Dat gebeurt aan de hand van een dataset, die verzameld is door Sjaak van der Velden van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. Hij heeft meer dan 16.000 arbeidsconflicten in Nederland opgespoord en beschreven. Waaronder precies honderd, waarbij Amersfoorters of Amersfoortse bedrijven betrokken waren.
Met arbeidsconflicten worden niet alleen stakingen bedoeld. Zo organiseerden Amersfoortse werkgevers enkele malen een uitsluiting om werknemers hun wil op te leggen. En soms meldden Amersfoortse werkwilligen zich aan als onderkruipers, om een staking te breken….
Overigens is ‘mijn top 100’ zeker niet compleet. Dat ook in Amersfoort tijdens de spoorwegstakingen van 1944 de treinen stil werden gezet, dat is niet in het bestand terug te vinden. Verder is mijn indruk dat ook menige naoorlogse staking en actie ontbreekt. Maar desalniettemin: beter een haperend begin, dan een eeuwigdurend zwijgen!
Metaalwerkers en schilders
De grootste stakingen - met het hoogste aantal verloren werkdagen - waarbij Amersfoorters betrokken waren, waren natuurlijk landelijke stakingen. Dat waren gebeurtenissen waarbij in meerdere bedrijven (soms honderden) de boel plat werd gelegd. De grootste ooit was een landelijke metaalstaking in 1921. Hieraan namen in het hele land zo’n 18.000 werknemers deel. In Amersfoort werd gestaakt bij de welbekende Eysinkfabriek. Inzet was het terugdraaien van een loonsverlaging van 10 % voor volwassenen en 15 % voor jongeren. Na ruim twee maanden moesten de stakers zich gewonnen geven en de loonsverlagingen accepteren.
De grootste lokale (zuiver Amersfoortse) staking was een schildersstaking in 1932. Zo’n 25 schilders legden bijna drie maanden het werk neer tijdens de bouw van gemeentewoningen op het terrein Oskam (tussen de Leusderweg en de Woestijgerweg). De werkweigering veroorzaakte de nodige onrust in de stad en het politieoptreden tegen de stakers werd zelfs meerdere malen in de gemeenteraad ter discussie gesteld. Alle reden dus om in een later artikel nog eens op deze gebeurtenissen terug te komen.
Bron: databestand IISG. Overzicht van de teruggevonden acties per periode van vijf jaar. Soms was niet bekend of een staking een wilde (spontane) staking was of door een vakbond was georganiseerd. Die ‘onbekende’ stakingen staan afgebeeld als groene staafjes.
Staken in de oertijd
Ongeveer de helft van alle stakingen vonden in de eerste 25 jaar plaats, in de periode 1898-1923. In die jaren kwamen werkgevers en werknemers voor het eerst tegenover elkaar te staan en dus waren de onderlinge krachtsverhoudingen nog onduidelijk. Bij de wilde, spontane stakingen èn bij de acties die door vakorganisaties werden uitgeroepen, speelde bijna altijd op de achtergrond de vraag mee hoever de macht van werkgevers en werknemers binnen het bedrijf reikte. De erkenning van de werknemers en hun vertegenwoordigers was niet vanzelfsprekend maar moest bevochten worden.
En het is duidelijk: de eerste jaren werden nog wel eens stakingen verloren, maar in de loop der jaren volgden er ook overwinningen voor de arbeiders. Nog vaker kwam men er in goed overleg eruit. Een piepklein voorbeeldje? In januari 1905 legden de negen arbeiders van het schoenfabriekje van C.H. van Doorn aan de Utrechtseweg het werk neer omdat ze het koud hadden. De arbeiders wilden dat de kachel aangezet werd; na twee dagen beloofde de patroon dat hij per week voldoende brandstof zou verstrekken.
De Amersfoortse economie telde in die jaren nauwelijks grootbedrijven of moderne industrie. Traditioneel ambachtelijke bedrijven die de overgang van ambacht naar kleinindustrie hadden doorgemaakt voerden de boventoon. Juist in deze bedrijven vonden dan ook de meeste stakingen plaats: in de bouw, sigarennijverheid, schoenmakerij en de drukkerijen/uitgeverijen. Dat is in grote lijnen tot 1970 ook zo gebleven.
Boycot en uitsluiting
De inzet van de stakingen was overigens lang niet altijd verbetering van de arbeidsomstandigheden (lonen, werkuren). Vaak lag ontslag van collega’s aan de basis van de protestactie, zeker in de periode tot 1914. Een interessant incident vond plaats in 1903 bij de Phoenixbrouwerij aan het Smallepad. Hierbij werd er niet gestaakt, maar pasten beide partijen nieuwe strijdvormen toe: boycot en uitsluiting.
De directie van de Phoenix wilde de Bierbrouwersgezellenvereeniging niet erkennen en ontsloeg drie werknemers. Daarop riep de Amersfoortsche Bestuurders Bond (een koepel van alle socialistische organisaties in de stad) een boycot uit van de brouwerij. De directie was niet onder de indruk en sloot daarop elf arbeiders uit van hun werk (in totaal werkten toen bij Phoenix zo’n veertig à vijftig arbeiders). Uiteindelijk werden tien van de elf weer aangenomen, één werknemer werd definitief ontslagen.
Het wapen van de uitsluiting werd in de jaren tot 1925 vaker ingezet. Maar wat is een uitsluiting nu precies? Bij uitsluiting legt de directie het bedrijf stil en stuurt de arbeiders – zonder loon – naar huis. Arbeidersgezinnen met weinig inkomen en reserves kunnen dat natuurlijk maar een beperkte tijd volhouden. Uitsluiting was dus een doeltreffend middel om loonsverlagingen af te dwingen.
Historici hebben aangetoond dat directies soms ook baat hadden bij het tijdelijk stilleggen van hun bedrijf (en daarom welbewust een uitsluiting forceerden): te grote voorraden konden worden weggewerkt, producten werden schaars en stegen dus in prijs, etc. In Amersfoort is het middel minstens acht keer toegepast. Grote landelijke uitsluitingen vonden onder meer plaats bij de sigarenmakers in 1913 (hier deden 184 bedrijven aan mee) en 1922 (met 201 bedrijven). Kleine lokale uitsluitingen waren er onder andere in 1916 (bij de naaisters) en 1918 (bij kleermakers).
Personeel van de Phoenix-brouwerij, eerste helft twintigste eeuw. Opvallend is het grote aantal jonge kinderen, terwijl vrouwen ontbreken. Archief Eemland, foto AFT001000264
De periode 1925-1950
Na 1925 nam het aantal stakingen in Amersfoort tijdelijk fors af. Er werden steeds meer cao’s afgesloten en het geregeld overleg nam dus toe. In de (tweede helft van de) jaren dertig volgde nog een laatste opleving van het actiewezen met onder meer de bovengenoemde schildersstaking in 1932, een staking bij de sigarenfabriek van de Gebroeders Van Raaij in 1938 (uitkomst: alle zeventien stakers werden ontslagen) en bij de sigarenfabriek Spaan & Bertram in 1936.
Deze laatste staking kreeg een opmerkelijke staartje. De staking was uitgebroken na het ontslag van zes arbeiders. De bonden (o.a. het NVV) steunden de stakers en werden uiteindelijk in het gelijk gesteld: de rechter oordeelde dat het ontslag ‘niet rechtvaardig en niet billijk’ was geweest. Het bedrijf Spaan & Bertram moest een schadevergoeding aan de ontslagenen betalen.
In de periode rond de oorlog moet een tweetal stakingen in de werkverschaffing worden aangestipt. Het werken in dergelijke projecten was weinig benijdenswaardig: het was dikwijls zwaar werk onder slechte omstandigheden. Alles werd uit de kast gehaald om het de werklozen zo moeilijk mogelijk te maken, in de hoop dat zij zo snel mogelijk een reguliere baan gingen zoeken. Stakingen en protesten in de werkverschaffing waren dus geen uitzondering, ook in Amersfoort en omstreken niet.
De eerste keer dat we een dergelijke staking tegenkwamen was in december 1922, toen op een project aan de Soesterweg het werk werd neergelegd. De tweede staking was in oktober en november 1940, dus aan het begin van de Duitse bezetting (dit feit is tot nu toe in de Amersfoortse geschiedschrijving onopgemerkt gebleven). Bij projecten in Amersfoort en Baarn werkten vooral Amsterdamse werklozen. Toen op het project de werktijd met drie kwartier werd verlengd, weigerden de arbeiders – zo’n 1800 in getal – dat gegeven te accepteren: zij hielden op het oude tijdstip op met werken om naar huis te gaan, naar Amsterdam. Daar kwam gedoe van.
In Amsterdam ontstonden relletjes en in de werkverschaffing in onze contreien braken vechtpartijen uit. De Sicherheitspolizei dreigde met harde maatregelen, maar het liep allemaal met een sisser af. Er kwam een schikking, die overigens niet lang voldeed want enkele maanden later hielden duizenden werkverschaffingsarbeiders een demonstratieve optocht door Amsterdam.
De derde staking in de werkverschaffing was een relatief klein conflict waarbij dertig arbeiders het werk voor een dag neerlegden omdat zij het met het loon niet eens waren. Dat was in juli 1945, dus net twee maanden na de bevrijding. Het leek al snel weer business as usual.
Nieuwe actievormen
Na de oorlog werd er in Amersfoort weinig gestaakt, als we de inventarisatie van Van der Velden moeten geloven. Er zullen zonder enige twijfel de nodige acties ontbreken, maar of aanvulling het algemene beeld zal doen wijzigen is zeer de vraag. De geringe stakingsbereidheid sluit immers aan bij de gevestigde opinie.
Na de oorlog ontstond immers de overlegeconomie c.q. het poldermodel. Door de oprichting van overlegorganen als de SER en de Stichting van de Arbeid kwamen werkgevers en werknemers steeds vaker door onderhandelen op nationaal niveau tot overeenstemming. Het stakingsinstrument had zijn langste tijd wel gehad. Dacht men.
Fabriekshal van de Amersfoortsche Machine en Apparatenfabriek (AMAF) in het Eemkwartier, in 1942. Archief Eemland Foto nr. AFT003000656 (vervaardiger: Fotografie Huygen & Wessel/Bronswerk)
Desondanks is er na de oorlog wel een opvallend verschijnsel waarneembaar. Naast de klassieke staking werden nieuwe actievormen ontwikkeld. De korte werkonderbreking, de estafettestaking en de publieksvriendelijke actie deden hun intrede.
In Amersfoort werd het middel van de korte werkonderbreking of ‘sit-in’ – voor zover bekend – voor het eerst toegepast in 1948 bij de AMAF (een onderdeel van Bronswerk). Het personeel wilde delen in de winst van het bedrijf en om de directie tot toegevingen te dwingen verliet een groot deel van het personeel één uur lang de werkplek, om daarna weer rustig aan het werk te gaan.
Vanaf het midden van de jaren tachtig werd de estafettestaking een beproefd actiemiddel. Zo vonden in 2001 liefst twee estafettestakingen plaats: één bij Imtech en een tweede in de kinderopvang. Deze stakingsvorm sloot aan bij ontwikkelingen die in de voorgaande decennia het bedrijfsleven bepaalden, namelijk het ontstaan van grote concerns met tientallen vestigingen.
Door de acties van de ene naar de andere vestiging te verplaatsen creëer je binnen het gehele concern een grote mate van betrokkenheid bij de actie, terwijl aan de andere kant de gevolgen voor de individuele werknemer (en de vestiging) beperkt blijven. Het is een klein, maar krachtig signaal aan de concerndirectie.
Ten slotte is een derde nieuwe actievorm de ‘publieksvriendelijke actie’. Een vroeg voorbeeld daarvan vond plaats eind april 1979, toen de buschauffeurs van Nefkens een nog steeds actueel probleem aankaartten: het verkeer in de binnenstad. “Zij klagen al jaren bij de gemeente Amersfoort dat de verkeerssituatie in de smalle straten in de oude binnenstad onhoudbaar is. Door dubbel parkeren en verkeerde voorrangsregelingen lopen de busdiensten zoveel vertraging op dat hele diensten uitvallen. Ook lopen de in de Rijtijdenwet verplichte rustpauzes van de chauffeurs gevaar.” (Leeuwarder Courant 27-4-1979)
De hele dag mochten de passagiers gratis van de bus gebruik maken.
Een gezagsgetrouwe stad
Concluderend kunnen we stellen dat het beeld van Amersfoort als een braaf en burgerlijk bolwerk weer eens wordt bevestigd. Immers, honderd stakingen in Amersfoort op een totaal van 16.000 in heel Nederland is wel heel weinig. Ook op andere manieren zijn er in de stakingsgegevens sporen van een weinig opstandige mentaliteit terug te vinden. Zo is er in Amersfoort gestaakt omdat arbeiders kerkelijke feestdagen (in 1914) of Koninginnedag (in 1951) wilden vieren en geen vrij kregen van hun werkgevers. Het geeft maar een kleine indicatie waar de prioriteiten van de Amersfoortse arbeiders lagen (en liggen?)
Aan de andere kant, onder de deken van gezagsgetrouwheid borrelde het. Onrechtvaardigheid – zoals ontslag en loonsverlaging – werd niet geaccepteerd. In dat geval was men ook in Amersfoort bereid tot verzet. Ook aan de stakingsoproep vanuit elders in het land werd in de keistad regelmatig gehoor gegeven. Desnoods maandenlang.
Waar deze gezagsgetrouwe mentaliteit vandaan komt? Het voert te ver om daar hier en nu uitgebreid op in te gaan. Het resultaat van de stakingen biedt wellicht inzicht in welke richting we moeten zoeken. Van 73 stakingen was de afloop bekend: negentien keer behaalden de stakers een overwinning, 24 keer dolven zij het onderspit, en dertig keer kwamen beide partijen tot overeenstemming. In een groot aantal gevallen kwam men er dus wel uit.
De economische structuur is daarbij wellicht een belangrijke factor. Amersfoort telde veel kleine bedrijven waar directie en personeel elkaar persoonlijk kenden. Dat speelde ongetwijfeld een rol bij de uitkomst van veel conflicten.
Grote bedrijven waar managers het bedrijf op een zakelijke, anonieme manier leidden en het personeel hooguit een nummer was, dat soort bedrijven telde de stad nauwelijks. En voor zover dat het geval was – denk aan bijvoorbeeld de spoorwegen of de grote verzekeraars – waren de arbeidsomstandigheden (loon, secondaire arbeidsvoorwaarden, pensioenvoorzieningen) daar wellicht relatief goed. Grote fabrieken waar een massa slecht betaalde en slecht behandelde arbeiders werkten, dat soort bedrijven kende Amersfoort amper.
Voor zover we weten.... Daarom wil ik hierbij iedereen uitnodigen om die laatste veronderstelling onderuit te halen.