Het gebouwencomplex bij de schietbaan op de Leusderheide, vergeten militair erfgoed dat erkenning verdient.
Op de Utrechtse Heuvelrug oefent het Nederlandse leger al twee eeuwen lang. In Geheim Landschap beschrijft Kees Volkers wat zich hier allemaal heeft afgespeeld sinds de Franse generaal Auguste de Marmont bij Austerlitz zijn beroemd geworden monument liet oprichten. Volkers biedt in zijn boek een compleet overzicht van dit uitgestrekte gebied.
Dit artikel gaat over een onderdeel dat van bijzonder grote cultuurhistorische betekenis is: een ensemble van gebouwen bij de schietbaan op de Leusderheide. Het voorbestaan van dit bijna honderd jaar oude, vergeten militair erfgoed staat onder druk. De eigenaar (defensie) kent de geschiedenis ervan niet meer en heeft er onvoldoende waardering voor. Bovendien biedt het monumentenbeleid van de gemeente Leusden onvoldoende mogelijkheden voor bescherming.
Door deze publicatie in De Stadsbron willen wij bevorderen dat de gebouwen als ensemble veilig worden gesteld. Dat doen we door de historie van dit gebied te beschrijven en vervolgens een schets te geven van de situatie zoals die bestond ten tijde van de mobilisatie in 1939-1940 en daaropvolgende oorlogsjaren. Een vergelijkbaar verhaal verscheen recent in het lokaal-historische tijdschrift 'Leusden Toen' (2018 nr. IV, p. 4-14) wat weer de aandacht trok van het AD/AC (van 13-12-2018) en het Reformatorisch Dagblad (van 15-12-2018). Daarop stelde de CDA-fractie in de Tweede Kamer vragen over dit onderwerp. We zijn blij met deze aandacht, maar zullen aan het slot van dit artikel uitleggen waarom we nog niet helemaal gerust kunnen zijn op een goede afloop.
Schieten op de Leusderheide
Tot ver in de twintigste eeuw is Leusden een agrarische gemeente. Als de naam mensen elders in het land al iets zegt, dan komt dat vooral door de Leusderheide. Daar kruipen generaties dienstplichtigen door het zand, mikken zij op schijven van een van de schietbanen of gaan zij op patrouille of in bivak. Veel van deze soldaten zijn gelegerd in een van de grote kazernes in Amersfoort, maar ze komen ook uit Utrecht of uit andere kampementen in de omgeving.
Door de nabijheid van de Grebbelinie is de garnizoensstad Amersfoort van grote betekenis voor de landsverdediging. Voor de inwoners van stad en regio is de aanwezigheid van soldaten een vanzelfsprekendheid. Na de Tweede Wereldoorlog maken ook de dagelijks overvliegende straaljagers de militaire functie van dit gebied hoorbaar en zichtbaar. Zolang de Koude Oorlog duurt is het gebied rond de vliegbasis Soesterberg van strategisch belang.
Internationale ontwikkelingen brengen tegen het einde van de 20ste eeuw grote veranderingen met zich mee. De vliegbasis wordt opgeheven, veelal tot vreugde van de bewoners, want wie het lawaai van vroeger heeft meegemaakt waardeert nu de rust des te meer. De Leusderheide krijgt ook een andere betekenis. De tanks zijn verdwenen en het oefengebied wordt door allerlei eenheden van de krijgsmacht intensiever gebruikt dan voorheen. Maar op straat ziet men steeds minder militairen doordat Amersfoort al eerder een aantal kazernes kwijtraakte.
Dit artikel gaat over de betekenis van het militaire oefengebied Leusderheide in de 20ste eeuw en dan met name over de binnen de gemeente Leusden gelegen militaire schietbanen met het daarbij behorende complex van gebouwen. Het betreft de noordoost punt van de heide, die sinds de jaren vijftig wordt doorsneden door de Kolonel van Royenweg. De gebouwen naast het terrein van de vroegere Tankwerkplaats vallen daardoor minder op dan in de oorspronkelijke situatie. Tegenwoordig zijn militairen uit het dagelijkse straatbeeld verdwenen. Juist daarom is de cultuurhistorische betekenis van dit belangrijke militaire erfgoed in de gemeente Leusden aanzienlijk toegenomen.
De heide: van agrarisch tot militair gebied
Eeuwenlang is het heidegebied het gemeenschappelijk domein van boeren uit de omgeving. Sinds de Middeleeuwen bezitten de eigenaren van 26 boerderijen hier gebruiksrechten. Ze halen er hout vandaan, steken er plaggen, ze plaatsen er hun bijenkorven en laten er hun schapen grazen. De boeren hebben rechten in de meent (=gemeenschap) van de Leusderberg. Een meent, ook wel marke genoemd, wordt bestuurd door een college. De meeste boerderijen van de Leusderberg liggen in Leusbroek of op de lagergelegen gronden langs de Heiligenbergerbeek. Overal in het land raken markegenootschappen in de negentiende eeuw in de verdrukking. Kunstmest vervangt schapenmest en het hele idee van die ingewikkelde gemeenschappelijke eigendomsvormen past steeds minder bij de heersende liberale opvattingen. Woeste gronden moeten worden ontgonnen en zo geld opleveren. Veel collectief beheerd wild gebied wordt dus verkocht of in erfpacht uitgegeven. Voor de Leusder Marke blijft de oude situatie echter lang bestaan, totdat de Markenwet van 1886 een opdeling onder de aandeelhouders onvermijdelijk maakt. Het hele gebied bestaat op dat moment nog voornamelijk uit heide.
De buitenomtrek van de Marke van de Leusderberg volgens een beschrijving uit 1594. (Bron: Jan Verduin, Middeleeuws Leusden in bisschoppelijke rekeningen, Leusden 2003)
Al in 1856 had het Ministerie van Oorlog aan het College van de Leusder Marke verzocht een gedeelte van het heidegebied te mogen kopen om daar militaire (schiet)oefeningen te kunnen houden, overigens zonder succes. Dat verzoek had direct te maken met nieuwe opvattingen over het voeren van oorlogen. Eeuwenlang gold het bezit van sterke vestingsteden als het geheim van militair succes, maar in de negentiende eeuw raakten steeds meer militairen overtuigd van het nut van grote veldlegers. De Frans-Duitse oorlog (1870-1871) bewees de juistheid van deze nieuwe inzichten en ook in Nederland werd de conclusie getrokken dat in een moderne oorlog niet vestingsteden, maar grote veldlegers belangrijk zijn. Met die legers moest natuurlijk wel geoefend worden en daarom ging defensie op zoek naar ruimte. Anders dan in 1856 vond het ministerie een kleine twintig jaar later wel gehoor. In 1872 besluit de Leusder Marke delen van haar gebied te verhuren voor schietoefeningen. In het begin alleen nog maar in de maand augustus en dan uitsluitend enkele ochtenden per week. In 1887, een jaar na het in werking treden van de Markenwet gaat men een stap verder. De Leusderberg verkoopt nu nagenoeg het hele gebied ten westen van de Doornseweg (875 ha) aan de gemeente Amersfoort. De stad treedt daarbij in feite op namens het Ministerie van Oorlog en verhuurt dit gebied - de tegenwoordige Leusderheide - vervolgens aan de staat als militair oefengebied. Vanaf dit moment kan het militaire gebruik intensiever worden. In de noordoost punt van het gebied wordt een schietbaan in gebruik genomen. Voor de rijdende artillerie en de cavalerie komen er ook oefenmogelijkheden. Ter hoogte van de buurtschap Waterloo biedt een militaire renbaan mogelijkheden voor wedstrijden en parcours met springhindernissen.
Op deze luchtfoto van 17 april 1945 is de noordoosthoek van de Leusderheide met de schietbanen en de renbaan goed zichtbaar. (Bron: Fotoarchief Kamp Amersfoort)
De heide: van agrarisch gebied tot productiebos
Het niet verkochte oostelijk gedeelte van de vroegere Leusderberg wordt eveneens in 1887 verdeeld onder de eigenaren van de boerderijen die vanouds rechten op de Leusderberg hebben. Bijna de helft van de ruim 30 boerderijen is op dat moment al in bezit geraakt van de familie De Beaufort. Die familie koopt de rechten van de overige eigenaren en beplant de oude heidegronden met productiebos. Zo ontstaat pas kort voor 1900 het tegenwoordig zo opvallende landschappelijke verschil tussen het bosgebied van Den Treek en het heidelandschap van het militaire oefengebied aan de andere kant van de Doornseweg.
Het schietterrein
Dankzij de hierbij afgebeelde topografische kaart uit het begin van twintigste eeuw kunnen we ons voorstellen welke voorzieningen beschikbaar waren in de noordoostpunt van het militaire oefenterrein, ongeveer daar waar tegenwoordig de Kolonel van Royenweg op de Doornseweg aansluit. Vanaf de gebouwen aan de Doornseweg -op de kaart aangeduid als Signaal en Wachtlokaal- liepen twee zogenaamde decauvillesporen richting Leusderheide. Dankzij dit smalspoor konden schietschijven en andere benodigdheden op een gemakkelijke manier met een lorrie vanuit de loods naar de schietbanen worden getransporteerd. Ook Kamp van Zeist, gelegen aan de noordwestzijde van de Leusderheide, was met zo’n decauvillespoor verbonden met de schietbanen. Het systeem van gemakkelijk aan te leggen smalspoorwegen was een uitvinding van de Franse boerenzoon Paul Decauville. Omdat zijn paarden tijdens de oogst wegzakten in natte landbouwgrond bedacht hij rond 1875 een manier om ondanks de regen toch producten te kunnen oogsten: demontabele, gemakkelijk te transporteren spoorrails. In de praktijk werd zijn uitvinding vanaf het einde van de negentiende eeuw echter meer toegepast bij industrie en defensie dan in de landbouw.
De Leusderheide is rond 1900 in de eerste plaats van belang als oefengebied voor de talloze manschappen die in Amersfoort worden gelegerd. Dat heeft alles te maken met de nieuwe strategische inzichten, vastgelegd in de vestingwet van 1874 die rekening hield met de lessen van de Frans-Duitse oorlog. Amersfoort krijgt spoedig twee nieuwe kazernes naast het al bestaande complex van de Rijdende Artillerie aan de Beestenmarkt. Een kazerne voor artillerie en cavalerie in 1883 aan de Heiligenbergerweg, later Willem III Kazerne genoemd. Tien jaar later komt de Infanteriekazerne (I t/m IV) aan de Leusderweg gereed, vlakbij de Leusderheide gelegen. Dit was de latere Juliana van Stolbergkazerne. Op de hei oefenen overigens ook de veldartillerie uit de Utrechtse Van Sypesteinkazerne en de manschappen van de Kromhoutkazerne.
Topografische kaart 1908, Amersfoort 428. (Bron: Kadaster)
Het gebouwencomplex van de schietbanen
Om de schietoefeningen goed te laten verlopen zijn faciliteiten nodig. Schietschijven moeten worden gereed gemaakt en weer gerepareerd als ze een aantal keren zijn getroffen. Hiervoor is hout nodig dat in nabijgelegen loodsen wordt opgeslagen. Voor het vervoer van de materialen over het smalspoor dienen lorries die in een aparte loods worden gestald.
Na 1900 komen er steeds meer gebouwtjes als opberg- en werkruimten. Het is niet voor elke opstal afzonderlijk bekend vanaf welk moment deze dateert. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog staan er veel houten schuren en loodsen en een enkel stenen gebouw. De verantwoordelijke persoon ter plaatse is de beheerder van de schijvenloods. Hij woont (in ieder geval sinds 1941) met zijn gezin in een houten woning op het terrein. Een plattegrond uit 1939, dus uit de mobilisatietijd, geeft een goede indruk van de grootte van het geheel van militaire gebouwen bij de schietbaan langs de Doornseweg. Helaas is deze kaart niet goed leesbaar te reproduceren. Een bewerking geeft echter een goed beeld van het complex.
De situatie in 1939, met de Doornseweg aan de onderkant. (Bron: Archief Rijksvastgoedbedrijf, bewerkt door Johan de Kruijff)
Enkele vooroorlogse gebouwen zijn nog steeds op het complex aanwezig. We zullen ze hieronder bespreken en afbeelden. De letters bij de gebouwen verwijzen naar de situatietekening van 1939.
- De houten schijvenloods uit 1925 met de lorries en het smalspoor, (gebouw W).
In deze loods worden schijven op maat gezaagd en geschilderd voor gebruik op de schietbanen. De eenheden die komen oefenen moeten zich in de ochtend melden bij de loods om daar de schijven en andere benodigdheden op te halen. Dankzij de lorrie kunnen ze al dat materiaal op een comfortabele manier vanuit de schijvenloods naar de uiteinden van de schietbaan transporteren. De lorrie wordt met de voet voortgeduwd. Na afloop van de oefening neemt men de schijven weer mee terug en de stukgeschoten exemplaren worden voor reparatie apart gehouden.
Schijvenloods uit 1925, huidige situatie (2018).
De binnenkant van de schijvenloods.
Een lorrie voor het vervoeren van schietschijven over het smalspoor. (Bron: Fotoarchief Johan de Kruijff)
In 1953 komt er een nieuwe stenen loods, waar de voorraad schijven wordt opgeslagen. Het oorspronkelijke startpunt van het smalspoor wordt verplaatst naar de nieuwe loods om weer rechtstreeks met de schietbanen verbonden te zijn. De loods uit 1925 blijft in gebruik als werkplaats van de beheerder van de schijvenloods. Hij herstelt daar de schijven. Tot zijn taak behoort ook het uitvoeren van herstelwerkzaamheden op het oefenterrein, zoals het repareren van houten slagbomen, het schilderen van de rood witte palen en dergelijke werkzaamheden.
In 1957 worden de functies schijvenloodsbeheerder en terreinbeheerder samengevoegd.
De nieuwe loods voor opslag van de schijven, alsmede kantoor uit het jaar 1953. (Bron: Fotoarchief Johan de Kruijff)
Zowel het smalspoor als de lorries zijn bewaard gebleven, al zijn gedeelten van het smalspoor onderbroken door de aanleg van verschillende wegen. De lorries verkeren nog in goede staat. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn deze opgeslagen omdat men vanaf dat moment de schijven met een vrachtwagen naar de schietbanen brengt.
Het smalspoor loopt rechtstreeks vanuit de schijvenloods naar de schietbaan. Deze foto is genomen vanuit de in 1953 in baksteen opgetrokken nieuwe schijvenopslagloods vlakbij de houten reparatie schijvenloods uit 1925. (Bron: Fotoarchief Johan de Kruijff)
- De kantine annex woning voor de beheerder van de schijvenloods, (gebouw R).
De kantine dateert volgens de overlevering uit de jaren twintig. In het begin is daar nog geen woning aan verbonden, maar wanneer de bezetter het in 1941 nodig vindt dat de schijvenloods vooral ’s nachts wordt bewaakt, verbouwt men het linkerdeel van de kantine tot woonhuis. Het gezin van schijvenloodsbeheerder Vetkamp komt hier nu te wonen. In 1946 wordt de kantine verder verkleind doordat aan de rechterkant een tweede woonhuis komt voor de familie D. Hakstege. Burger Hakstege krijgt de functie van Leusderheidebeheerder, een taak die tot dan toe was uitbesteed. Na het vertrek van de familie Vetkamp in 1957 wonen er nog twee gezinnen van bij de schijvenloods werkzame timmerlieden. Het valt niet meer na te gaan op welk moment de laatste bewoners vertrekken, maar in ieder geval wordt het woongedeelte op een gegeven moment weer bij de kantine getrokken.
De schietbanen worden namelijk in de jaren zeventig en tachtig steeds intensiever gebruikt. Soldaten die door de week op schietoefening zijn kunnen voortaan over de volledige kantine beschikken evenals burgers van de Nationale Reserve die in het weekend worden opgeroepen. Aan dit gebruik van de kantine komt een einde met het sluiten van de schietbanen in juni 2009. Tegenwoordig worden vergaderingen en lezingen in de kantine gehouden. Ook oefenen de Bagpipe-muzikanten van The Seaforth Highlanders of Holland hier. Het interieur herinnert nog met verschillende elementen aan de periode dat een deel van de kantine als woonhuis werd gebruikt.
Interieur kantine: de open haard.
De keuken.
De kantine (2018) met rechts de woning van de terreinbeheerder met huisnummer 15. (Bron: Fotoarchief Johan de Kruijff)
De barak waarin de kantine zich bevond is dus van grote cultuurhistorische betekenis. Dit monument staat model voor het type houten gebouwen dat tijdens het Interbellum en vooral ook tijdens de mobilisatie van 1939-1940 bij het Ministerie van Oorlog in gebruik was. Uit een interview met aannemer Hertzinger uit Leusden weten we dat zijn collega Schimmel uit Amersfoort al jaren voor de oorlog op allerlei defensieterreinen in en rond Amersfoort barakken bouwde. Vanaf september 1939 kreeg Schimmel zoveel opdrachten dat hij het werk niet meer aan kon en aannemersbedrijf Hertzinger bijsprong. Er was namelijk dringend vraag naar barakken voor de verschillende mobilisatiekampen die toen in de omgeving van Amersfoort werden ingericht, zoals De Boskamp, Waterloo, Amsvorde en het Heihuis. Ook op het complex van de schietbaan kwamen bijgebouwen. Vier Nederlandse infanteriedivisies hadden daar namelijk opslagloodsen (de bergplaatsen D, G, H en L op de kaart van 1939). Voor deze barakken heeft het ontwerp van de kantine uit 1925 zeer waarschijnlijk als voorbeeld gediend. In De Boskamp dat later Kamp Amersfoort werd stonden dus vanaf 1939 dergelijke barakken.
Begin 1941 liet de bezetter op het complex veel van de loodsen uit 1939 afbreken, evenals alle barakken van Kamp Heihuis. Naar alle waarschijnlijkheid zijn deze vrij nieuwe gebouwen hergebruikt voor de barakken van het gevangenendeel van Kamp Amersfoort, dat een paar maanden later in augustus 1941 wordt geopend. Omdat de Duitsers bij hun vertrek in april 1945 hun archieven hebben verbrand is deze informatie echter niet te verifiëren.
- De MOR, de masker oefenruimte, (gebouw A).
Op de plattegrond van 1939 staat ook een gebouwtje afgebeeld waarin geoefend kan worden met het gebruik van gasmaskers. Volgens de overlevering dateert het gebouw uit 1925. Het gebruik van gifgas aan het Westelijk Front tijdens de Eerste Wereldoorlog en vooral de angstaanjagende verhalen daarover zullen voor het neutrale Nederland reden geweest zijn om zich tegen dit moderne oorlogstuig te wapenen. In de maskeroefenruimte doen manschappen ervaring op met het hanteren van hun masker tegen het levensbedreigende gas. Tot op de dag van vandaag maakt defensie gebruik van de MOR om eenheden te oefenen in het gebruik van een gasmasker.
De Masker Oefen Ruimte uit 1925. (Bron: Fotoarchief Johan de Kruijff)
Recente foto van het gebruik van de MOR. (Bron: Fotoarchief Johan de Kruijff)
De schietbanen tijdens de Tweede Wereldoorlog
Het complex bij de schietbaan ligt in de omgeving van Jannetjesdal en de overige plaatsen op de Leusderheide waar tijdens de Tweede Wereldoorlog vele honderden politieke gevangenen werden doodgeschoten. De leden van de executiepelotons kwamen of uit Den Haag naar de Leusderheide of ze waren bewakers van Kamp Amersfoort en Kamp Amsvorde. Ab Vetkamp weet te vertellen dat zij na afloop van deze meedogenloze actie in de kantine van de schietbaan met een borrel op hun gemak werden gesteld. De bezetter maakte ook een meer regulier gebruik van de faciliteiten die op de Leusderheide beschikbaar waren. Op enkele foto’s is te zien dat Goering op bezoek is bij het complex van de schietbaan.
Foto’s gemaakt tijdens het bezoek van Hermann Goering in 1941. (Bron: Fotoarchief Kamp Amersfoort)
De cultuurhistorische betekenis van het geheel
De drie besproken gebouwen langs de Doornseweg vormen een unieke herinnering aan de situatie rond de schietbaan op de Leusderheide, waarvan het begin nu bijna een volle eeuw achter ons ligt. Vanaf de jaren twintig dienden deze gebouwen als faciliteit voor het leger op oefening. Tijdens het Interbellum waren er nog veel meer gebouwen in gebruik dan tegenwoordig. Heel wat van de gebouwen die Ab Vetkamp zich uit zijn jeugd weet te herinneren zijn inmiddels verdwenen. Dat heeft voor een deel te maken met het in gebruik nemen van nieuwe voorzieningen in de jaren vijftig. Deze werden in steen uitgevoerd.
Van een ander inmiddels verdwenen gebouw is kortgeleden nog een afbeelding ontdekt. Het gaat om de vooroorlogse lorrieloods, gebouw F op de situatieschets van 1939. Deze loods is te zien op filmbeelden die het Canadese leger in mei 1945 op de Leusderheide maakte van de ontwapening van soldaten van de Wehrmacht. Op deze plaats legde de Wehrmacht in mei 1945 de wapens neer. Een van de Duitsers wilde de zaak saboteren. Hij vuurde een ‘Panzerfaust’ af op de stapel al ingeleverde wapens, wat veel slachtoffers tot gevolg had.
De lorrieloods afgebeeld op de Canadese legerfilm: ’Bevrijding van Nederland’. (Bron: Collectie Ronald Polak)
Dankzij deze afbeelding en de drie overgebleven besproken gebouwen met het daarbij behorende smalspoor is het nog heel goed mogelijk ons een voorstelling te maken van de situatie waaraan dit belangrijke cultuurhistorisch militair erfgoed herinnert.
Tot besluit
Na de Tweede Wereldoorlog maakt het Nederlandse leger opnieuw intensief gebruik van de mogelijkheden die de Leusderheide biedt. Het noordoostelijk deel behoudt de bestemming van schietterrein met daarachter een grote niet toegankelijke veiligheidszone. Het vooroorlogse complex van barakken voor beheer en opslag blijft in gebruik maar wordt deels vervangen door gebouwen van steen. Het grootste gedeelte van de Leusderheide wordt dan oefengebied voor lichte en zware rupsvoertuigen.
De aanleg van de Kolonel van Royenweg in de jaren vijftig zorgde voor een visuele scheiding tussen de schietbanen op de heide en het gebouwencomplex in de onmiddellijke nabijheid. Passanten kunnen zich tegenwoordig nog maar moeilijk voorstellen dat tussen de bomen en struiken langs de Doornseweg belangrijk militair cultuurhistorisch erfgoed schuilgaat. Dit erfgoed verdient erkenning vanwege de duidelijke relatie met de historie van de schietbaan, de zwarte gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de relatie met Kamp Amersfoort.
Bescherming noodzakelijk
Het is nodig dat dit belangrijk erfgoed niet alleen erkend, maar ook beschermd wordt, te meer daar defensie -naar verluidt- met ingang van 2019 geen gebruik meer maakt van de gebouwen. Het complex ligt binnen de grenzen van de gemeente Leusden. Deze gemeente startte enkele jaren geleden een inventarisatie van markante historische objecten. De plaatselijke Historische Kring heeft toen geattendeerd op het ensemble bij de schietbaan. Men zou verwachten dat dit ensemble vervolgens de status van gemeentelijk monument zou krijgen, maar de kans daarop is vrijwel nihil. De gemeente Leusden heeft in 2014 namelijk gekozen voor een opmerkelijk en naar onze mening bijzonder onverstandig beleid waarbij alleen monumenten worden aangewezen als de eigenaar ermee instemt. Daarnaast is in het afgelopen najaar de procedure gestart om het Parapluplan Cultureel Erfgoed vast te stellen. Dat is een bestemmingsplan gericht op het behoud van waardevolle cultuurhistorische objecten binnen Leusden. Is een bepaald gebouw opgenomen in dat plan, dan gaat de gemeente in gesprek met eigenaren of en hoe de waarde van een pand behouden kan worden voor de toekomst.
Nu is het natuurlijk verstandig dat de gemeente Leusden in eerste instantie liever met eigenaren overlegt dan bij voorbaat dwingende regels op te leggen. Maar Leusden ontloopt haar verantwoordelijkheid door de uiteindelijke beslissing aan particulieren over te laten. Juist de overheid kan algemeen erkend cultureel erfgoed beschermen en moet dat ook doen als het erop aankomt. Je moet er toch niet aan denken dat een uitgangspunt als in Leusden gehanteerd in het verleden algemeen was toegepast; ons land zou maar weinig monumenten tellen!
Wij zijn om verschillende redenen betrokken bij de geschiedenis van dit gebied en maken ons sterk voor het behoud van het ensemble van gebouwen op de Leusderheide, liefst met een nieuwe functie. Wij hebben aangetoond dat het complex bij de schietbaan een belangrijke herinnering en illustratie is bij honderd jaar nationaal verleden. Tot onze verrassing en vreugde stelden Hanke Bruins Slot en Lenny Geluk-Poortvliet namens de CDA Tweede Kamerfractie vragen die zijn gericht op ‘het behoud van de gebouwen schietbaan Leusderheide’. Het blijft afwachten of de gemeente Leusden uiteindelijk een rol kan spelen bij het beschermen van dit erfgoed. Hopelijk leidt deze geschiedenis in ieder geval tot een herziening van het monumentenbeleid in Leusden zodat in de toekomst ook ander bedreigd (industrieel) erfgoed kan worden veiliggesteld.
In 1953 werd een stenen beheerderwoning gebouwd achter de houten schijvenloods uit 1925. (Bron: Fotoarchief Johan de Kruijff)
Het smalspoor vanuit de schijvenloods van 1925 richting schietbanen. (Bron: Geheim Landschap, pagina 62)
Op deze moderne kaart zijn de nog bestaande gebouwen van voor en na de Tweede Wereldoorlog aangegeven. De Doornseweg loopt (buiten de foto) links. (Bron: In 2018 door Johan de Kruijff bewerkte Google opname)