2 reacties

Verborgen schatkamer (4): 'Verzamelen is een zoektocht naar wat je kunt bewonderen'

door Eric van der Velden
7 april 2021om 11:57u

Amersfoortse particulieren en bedrijven verzamelen kunst. Een verborgen schatkamer, waarvan de StadsGalerij een kier open zet met een expositie eind dit jaar in het Rietveldpaviljoen. In de aanloop publiceert de Stadsbron interviews met connaisseurs. Wat drijft hen? In de vierde aflevering Adri Colpaart. Een gesprek over hoe kunst de blik kan verruimen en hoe inspirerend het is als je kunt bewonderen. 

Adri Colpaart zag het Rietveldpaviljoen bouwen. Of zoals hij hardnekkig blijft zeggen: de Zonnehof. De historie van de ruim zestig jaar oude kunsthal acht hij zo rijk dat pimpen met de grote architectennaam achterwege had mogen blijven.
,,Dagelijks fietste ik er langs. Van huis naar de middelbare school en weer terug naar het Soesterkwartier. Een spannend gebouw. Met een functie die ook toen al tot mijn verbeelding sprak.
Op mijn twaalfde nam een Amsterdamse oom me mee naar een expositie in het Stedelijk. Omdat ik zo van tekenen hield. Ik kende de kleuren eerder dan ik kon lopen. Werken van Karel Appel. Zijn eerste solo-expositie, begreep ik later. Maakte diepe indruk. Dat je zo kon schilderen. Beeldend kunstenaar, ja, dat wilde ik ook worden.’’
Vooral vanwege deze overweldigende ervaring stelt Colpaart zijn verzameling graag in dienst van het Verborgen Schatkamer- initiatief van Ron Jagers. Omdat Amersfoort geen museum kent dat werk van hedendaagse Amersfoortse kunstenaars collectioneert, en omdat de stad sowieso relatief weinig kunst bezit, laat Jagers in het Rietveldpaviljoen (pardon: de Zonnehof) eind volgend jaar een expositie samenstellen uit niet openbare collecties. Doel: inspiratie bieden met verrassende combinaties en bijzondere achtergrondverhalen. ,,Ik gun iedereen wat mij overkwam als 12-jarige.’’

DSCF0026 Adrikopie.jpg

Adri Colpaart: 'Naar de kunstacademie? Dat vonden mijn ouders toch echt geen goed idee'. Foto Ron Jagers

Martin Brink

Schilder werd Colpaart niet. Het lot beschikte anders. ,,Thuis werd ik tot op zekere hoogte gestimuleerd. Mijn vader was in de trein naar Amsterdam, waar hij als bouwkundig tekenaar werkte, in gesprek geraakt met Martin Brink. Brink dreef een tekenschool aan het begin van de Utrechtsestraat, in het inmiddels afgebroken politiebureau. Daar mocht ik heen. Maar de kunstacademie? Dat vonden mijn ouders toch echt geen goed idee. Als een soort compromis rolde er de opleiding tot tekenleraar uit. Had je uitzicht op een vaste betrekking. Op het toelatingsexamen kreeg ik exact dezelfde gipskop na te tekenen die bij Brink ook al zeker drie keer was gepasseerd. Als eerste stond ik weer buiten. Ik slaagde, had een beurs en een kamer op loopafstand van het Rijksmuseum, waar deze opleiding in een vleugel zat. Ik ging niet. Afgeknapt. Vijf jaar opdrachten à la de gipskop, dat ging ik, zoals ze nu zeggen, niet trekken. Thuis begrepen ze het niet. Zelf was ik ook in verwarring. Wat nu? Mijn moeder wist het: een baan zoeken en héél snel. Aan het werk.’’

Platenkorf

De eerste de beste geschikte vacature bracht hem naar Onnes, drukker/uitgever van onder meer de Amersfoortse Courant. ,,Tegenover het Grand Theatre aan de Snouckaertlaan. Met een enorme ruit waarachter je de imposante krantenpers in de kelder zag staan. Met een daverend geluid kwam de machine op gang. Machtig. Ik ging aan de slag als redactiesecretaris. Niet bij de krant, maar bij de muziekbladen. Onnes had Luister een blad dat nog steeds bestaat. Onnes had ook als drukorder de Platenkorf, een reclameblad van de Bijenkorf. Over de invulling van de vormgeving liet ik me wel eens uit. Mijn chef zei: ‘Als je het zo goed weet, ga dan maar mee naar de Bijenkorf, mag je daar ook de wijsneus uithangen.’ De opmaak van de Platenkorf werd vervolgens aan mij toevertrouwd. Zo kwam ik in contact met Ben Bos van Total Design, het vooraanstaande vormgevingsbureau dat de basis-layout had ontworpen. Heel veel geleerd. Ook van typografie, drukpersen, matrijzen, clichés. Na twee jaar zette ik mijn honger naar kennis voort bij een klein reclamebureau in Vreeland. Ook daar na twee jaar uitgeleerd. Vervolgens altijd freelancer gebleven.’’

Rode draad

De Zonnehof ontspon zich als een rode draad in zijn leven. ,,Vanaf de opening in 1959 heb ik vrijwel geen expositie gemist. Niet veel mensen kunnen me dat nazeggen. Helemaal ondersteboven raakte ik in 1963 van een overzicht van het werk van Jef Diederen, een van de zogeheten Amsterdamse Limburgers. Ja, waarom? Het was zo anders. Zo niet-calvinistisch. Kerkelijk opgevoed ben ik niet, maar gereformeerde trekjes zijn mij niet vreemd. Een traditie waar Total Design eigenlijk ook in stond. Een hang naar streng, sober, strak, functioneel. Diederen brak daaruit, zoals Appel en de andere leden van Cobra dat op hun eigen manier ook deden. De enige van Cobra waar ik moeite mee had was Eugène Brands. Iets stond me in de weg. Totdat ik in de Zonnehof een assemblage van hem zag met beschilderde plankjes en stuk markiezendoek. Zo ontzettend mooi. Dat je dat uit afval kon scheppen. Kunstenaars die ik bewonderde zocht ik op. En uit dat contact kwamen vaak weer samenwerkingen voort. Zowel met Diederen als Brands heb ik boeken gemaakt. Van beiden zijn ook werken naar mij toegekomen. Een lang, smal schilderij van Diederen dat mij op zijn expositie in het bijzonder raakte, koester ik nu thuis. Spijt dat ik zelf geen kunstenaar ben geworden heb ik niet. De moed was me al snel in de schoenen gezonken. Het niveau van Diederen en Cobra zou ik nooit halen.’’

De Flint

De Zonnehof viel onder de Amersfoortse Culturele Raad (ACR), samen met het Kreatief Centrum beoogd ‘bewoner’ van het dan nog te bouwen cultureel centrum De Flint. ,,In de aanloop naar de opening van De Flint werkte ik al een aantal jaren voor het Kreatief Centrum en van tijd tot tijd voor de gemeente. Op basis daarvan werd me gevraagd om de huisstijl van De Flint op te zetten en tevens de vormgeving van de ACR. Doel was om meer eenheid te krijgen in de visuele presentatie. Zo belandde ik bij de Zonnehof. Had ik niet durven dromen toen ik er als puber langs fietste. Of ik in deze tijd ook zo’n kans had gekregen, valt te betwijfelen. Tegenwoordig kijken de opdrachtgevers eerst naar de prestigieuze Amsterdamse en Rotterdamse bureau’s. Pas als die onbetaalbaar blijken komen ze dicht bij eigen huis uit. Jammer. Ik denk dat het meerwaarde biedt als je leeft en woont in de stad van je opdrachtgever. In de begintijd van De Flint verzorgde Math Meester daar jazzconcerten, de voorloper van het festival Amersfoort Jazz. Omdat ik Math goed kende, omdat ik zelf tot zijn doelgroep behoorde, kon ik goed aanvoelen wat hij wilde uitstralen met zijn affiches. Nu struikel je in Amersfoort over de grafische vormgevers. Toen waren we met zijn tweeën. Cees Broekhuizen van de Buurtweg deed de bedrijven en ik de niet-commerciële instellingen, waar mijn hart lag.’’

Grootste voorbeeld

Voor het 20-jarige bestaan van de Zonnehof kreeg Colpaart een vraag die hij nooit had verwacht. ,,Of ik een tentoonstelling over Rietveld wilde inrichten. Kreeg er klamme handen van. Hoe pak je dat aan? Het lukte wonderwel. Als het publiek weg was, keerde ik geregeld terug. De beveiligingscode kende ik uit mijn hoofd. Zat ik daar in mijn eentje na te genieten en me af te vragen waar het nog beter had gekund. Dat er een volgende keer moest komen, stond voor mij vast. Ik was dan wel geen tekenleraar geworden, maar er bleek toch een leraar in mij schuil te gaan. Je enthousiasme overbrengen over wat je mooi en belangrijk vindt, is zo ongeveer het mooiste wat je kunt doen.

Zijn grootste voorbeeld in zijn eigen vak was Willem Sandberg. De legendarische directeur van het Stedelijk Museum (van 1945 tot 1963) kon zich als grafische vormgever een oneindige vrijheid permitteren. Hij was immers zijn eigen opdrachtgever. Zijn affiches, catalogi, boeken en briefpapier voor het Stedelijk rekent Colpaart tot het hoogste wat je in de grafische vormgeving kunt bereiken. ,,Sandberg was mij ver voor. Enorm secuur, en tegelijk speels en licht. Alles deed hij net even anders. Niet de letter T een kleur geven, maar ook de binnenruimte van de E die er bij hoorde. Ik had Total Design hoog zitten, maar Sandberg kon ik echt bewonderen. Begin jaren zeventig zag ik op de televisie een documentaire over hem. Ik realiseerde me: al zijn werk is nog beschikbaar. Destijds te koop voor maar een paar kwartjes, maar toen was dat zelfs te duur voor mij. Sandberg maakte de verzamelaar pas goed in mij los. Bij hem is het begonnen. Verzamelen is een zoektocht naar wat je kunt bewonderen.’’

Gemeentesecretaris

Na een tentoonstelling over de minder bekende samenwerkingsprojecten van de Cobra-kunstenaars volgde een eerbetoon aan Sandberg. Van een leien dakje ging dat niet. ,,Inhoudelijke argumenten maakten weinig indruk bij de toenmalige directeur van de ACR. De doorslag gaf uiteindelijk dat Sandbergs vader een tijdje gemeentesecretaris van Amersfoort was. In die periode is Willem geboren, hier, in de Van Persijnstraat. Dat weten maar heel weinig mensen. De opening van de expositie moest verricht worden door de toenmalige gemeentesecretaris. Zo gênant. Je eert een man om zijn gigantische artistieke verdiensten en je haalt naar voren dat zijn vader een tijdje in je stad heeft gewerkt. Ik kan me er nog over opwinden. Willem Sandberg komt absoluut een Amersfoortse straatnaam toe. Onbegrijpelijk dat dit nog niet is gebeurd. Hij was ook nog een verzetsheld. Het scheelde maar een haartje of de Duitsers hadden ook hem gefusilleerd.’’

Colpaarts volgende en laatste tentoonstelling eindigde met een domper. Graag had hij Amersfoort de Nederlandse primeur gegund van een overzicht van de baanbrekende affiches en huisstijlen van het Parijse ontwerperscollectief Grapus. In de roerige jaren zestig lieten de leden alle geschreven en ongeschreven regels achter zich op een manier die je bijna als vrije kunst kunt bestempelen. Colpaart zocht het collectief op, verzamelde het werk, verdiepte zich grondig in de achtergronden. Het plan bleef in een la liggen. Totdat museum de Beyerd in Breda contact met de directeur van de ACR zocht. De Beyerd had gehoord dat de Zonnehof werkte aan een Grapus-tentoonstelling en wilde graag aanhaken. Of er over een samenwerking viel te praten. Dat gebeurde en tot verbijstering van Colpaart werd toen waar hij bij zat de organisatie tegen betaling uit handen gegeven. Grapus was als eerste in Breda te zien. Pas daarna reisde de tentoonstelling door naar de Zonnehof. Zesendertig jaar na dato emotioneert het Colpaart nog steeds.

Liefdeloosheid

Na woonachtig te zijn geweest in Amsterdam, Leusden-Zuid en ook nog even in Rosmalen woont Colpaart al jaren plezierig met zijn nieuwe liefde Mieke in een appartement nabij de Stadsring. Het expositiebeleid van kunsthal KAdE, de opvolger van de Zonnehof, is naar zijn hart. ,,De mensen van KAdE houden hun eigen zoektocht. Geen kopieën van tentoonstellingen elders. Dat levert interessante en verrassende exposities op.’’
Van alle tijden is naar hij vreest de bestuurlijke onverschilligheid en liefdeloosheid ten aanzien van kunst. ,,Neem Couzijn van Leeuwen. Geliefd bij alle kunstverzamelaars. Maar toen hij uit zijn atelier bij de Koppel moest vertrekken vanwege bouwplannen kon hij met geen mogelijkheid een goed en betaalbaar atelier in Amersfoort krijgen. Neem ook de Zonnehof. Jaren en jaren na de sluiting weet de gemeente nog steeds niet ‘hoe verder’. Gelukkig zijn er ook altijd lichtpuntjes. De mensen van 033fotostad hebben de leegte weten te vullen, maar zonder veel middelen van de gemeente.’'

bijsluiter

Eric van der Velden is gepensioneerd dagbladjournalist. Hij was onder meer theaterredacteur en chef kunst van het Utrechts Nieuwsblad/Amersfoortse Courant. Eerder in deze serie verschenen interviews met Bob Kovel, Lex van de Haterd en Michel en Greet Schoonderbeek. Deze serie interviews komt tot stand in nauwe samenwerking met Ron Jagers, drijvende kracht achter de StadsGalerij.

(maak u bekend met uw volledige naam)

opmerkingen

Steun de Stadsbron!

U steunt ons met een gift via IDeal al met een bedrag vanaf 2 euro per artikel.

Draag bij!