De Rode Familie: tussen integratie en isolement

door addy schuurman
7 augustus 2021om 21:09u
60dc5580dbe4e.jpg

In een tijd waarin de kiezersgunst voortdurend wisselt – er is zo langzamerhand sprake van weekkoersen die door opiniepeilers gretig worden uitgevent – is het bijna niet meer voor te stellen dat in vroeger tijden kiezers hardnekkig vasthielden aan hun politieke voorkeuren. Wat er ook gebeurde. Kiezers stemden een leven lang bijvoorbeeld katholiek, antirevolutionair of socialistisch.

In dit verzuilde stelsel leefden de kiezers en hun leiders voortdurend in tweestrijd: tussen ideologische zuiverheid en een pragmatische praktijk. Zuiverheid betekende het zich terugtrekken in de eigen zuil, pragmatisme leidde wellicht tot meer samenwerking en bracht daarmee de idealen wellicht dichterbij realisering. Maar het kon ook leiden tot verwatering ervan.

Hoe dan ook, in elke politieke beweging komt de tweestrijd tussen zuiverheid en pragmatisme vroeg of laat aan de oppervlakte. Hier wordt verhaald hoe de rode zuil, de sociaaldemocratische familie in Amersfoort, in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw met dit dilemma worstelde.

De SDAP in Amersfoort

De tweestrijd tussen ideologische zuiverheid en een pragmatische praktijk is verbonden met het thema van maatschappelijk isolement of integratie. Wil je – gedreven door je hoogstaande idealen – duidelijk een aparte positie innemen, los van de mainstream-samenleving? Of zoek je de samenwerking met andere delen van de samenleving en ben je bereid daarvoor idealen op te geven of in de ijskast te plaatsen?

De landelijke socialistische partij in de jaren twintig en dertig was niet in de gelegenheid vrij hierin een keuze te maken. Andere politiek partijen deden dat voor hen. De Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP) had gehoopt met de invoering van het algemeen kiesrecht in 1918 de grote arbeidersmassa voor zich te winnen, zodat men in Den Haag niet meer om de partij heen kon. Dat viel tegen. Weliswaar werd de SDAP één van de grootste partijen van het land, maar het bleek mogelijk de socialisten voortdurend buiten de regering te houden. Er was zelfs sprake van een blokkade, opgeworpen door met name de katholieken die de radicale sentimenten binnen de SDAP verafschuwden. Het politiek isolement, dat was het lot van de landelijke partij.

In Amersfoort maakte de plaatselijke afdeling evenzeer een moeizame ontwikkeling door. Een confessionele blokkade zorgde ervoor dat pas in 1916 voor het eerst een SDAP-er in de gemeenteraad gekozen werd. In dat jaar besloten progressief liberalen de blokkade te doorbreken – zij vonden dat in een stad als Amersfoort de socialisten in de raad niet mochten ontbreken – en hun kiezers op te roepen bij tussentijdse verkiezingen voor een socialist te stemmen.

Na de invoering van het algemeen kiesrecht in 1918 werd de SDAP direct een van de grote blokken in de Amersfoortse gemeenteraad. De Rooms-Katholieke Staatspartij was doorgaans net iets groter, maar de SDAP volgde op korte afstand. Bij de verkiezingen voor de gemeenteraad behaalden de sociaaldemocraten in de jaren twintig en dertig steeds zeven of acht van de 25 beschikbare zetels. De meeste stemmen waren hierbij afkomstig van de stembureaus dicht bij de grote sociale woningbouwcomplexen in de stad, zoals de complexen van Goed Wonen in het Soesterkwartier (de bloemenbuurt) en van de gemeentewoningen aan de Woestijgerweg in het Leusderkwartier.

08149.tjp.jpg

Verkiezingscampagne in Amersfoort voor de SDAP, vermoedelijk voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1925. Archief Eemland, foto 08149

Anders dan in de landelijke politiek gaf men de SDAP in Amersfoort wel een kans tot het lokale stadsbestuur toe te treden. Al in 1921 mocht de partij een eerste wethouder leveren, Jan Hofland. Maar deze socialist-van-de-oude-stempel schopte door zijn radicale opstelling zijn collega’s en zijn gemeenteambtenaren voortdurend tegen de schenen en na één periode werd de SDAP voor lange tijd uit het college geweerd. Pas toen Berend Noordewier – veel meer geneigd tot compromissen, een type bestuurder zoals Drees in Den Haag en Wibaut in Amsterdam – partijleider werd, werd er weer een plaats voor de socialisten ingeruimd op het lokale regeringspluche. Noordewier werd in 1931 wethouder en zou die functie tot in de oorlog behouden.

Rode Familie

De sociaaldemocratie was niet alleen een politieke partij, maar het socialisme was ook een ‘way of life’. De rechtgeaarde socialist onderscheidde zich door een eigen levenswijze en door specifieke opvattingen: hij was bijvoorbeeld tegen roken en drinken, hij las bepaalde boeken (van bepaalde uitgeverijen), hij luisterde naar bepaalde radiouitzendingen (van de VARA), etc.

De sociaaldemocraat was lid van de Rode Familie en deze telde in het vooroorlogse Amersfoort een groot aantal ‘gezinsleden’. Om een indruk te geven van de omvang: de 1 mei-optocht door het Soesterkwartier in 1934 telde liefst 27 organisaties, meest plaatselijke afdelingen van landelijke organisaties. Zo liepen in de stoet mee de afdelingen van de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP), de Arbeiders Jeugdcentrale (AJC), de verschillende vakbonden onder de paraplu van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV), de VARA, de Nederlandse Arbeiderssportbond (NASB), het Instituut voor Arbeidersontwikkeling (IvAO), de Socaaldemocratische Vrouwenclub, de toneelvereniging Kunst na Arbeid en het koor van de Stem des Volks. Ook de arbeidersmuziekvereniging H.J. Hegeraat en het muziekensemble The Red Boys lieten regelmatig van zich horen. Centrale plaats van samenkomst van dit bonte gezelschap was het Volksgebouw aan de Snouckaertlaan, tegenwoordig bekend als De Amershof.

Ook in de lokale kranten was er in zekere zin sprake van verzuiling. Voor een verslag van de activiteiten van de socialistische bijeenkomsten kon men doorgaans alleen terecht in het Amersfoorts Dagblad De Eemlander. Deze stond het dichtst bij de rode familie. Alle andere kranten – zoals De Amersfoortsche Courant - negeerden de sociaaldemocratische verenigingen vrijwel geheel. Alsof ze niet bestonden.

AFT005001493.tjp - kopie.jpg

Uitvoering van het socialistische koor Morgenrood, eind jaren dertig. Archief Eemland, foto AFT005001493

Dag van de Arbeid

Het hoogtepunt van het jaar voor de beweging was 1 mei, de Dag van de Arbeid. Dat was de dag dat de beweging zich in alle openbaarheid manifesteerde in de stad. Waarop de leden in alle trots lieten zien: ik ben lid van de Rode Familie.

Deze dag werd ook in Amersfoort grootscheeps gevierd. Begin jaren dertig bestonden de manifestaties meestal uit drie onderdelen. ’s Ochtends trok men in een optocht naar het sportterrein van de Arbeiderssportbond aan de Oude Soesterweg (het huidige Bokkeduinen). Hier presenteerden de diverse verenigingen zich, onder andere met muziek en gymnastiekoefeningen. ’s Middags kwam men bijeen op de Hof om vandaaruit een demonstratieve tocht – inclusief vaandels en praalwagens – door de stad te houden. ’s Avonds was er dan nog een grote bijeenkomst in een zaal met muziek en sprekers. Amicitia of de Markthal (aan de Breedstraat) werden voor die gelegenheid afgehuurd.

Vanaf 1933 werd het houden van de tochten echter problematischer. Met de opkomst van de NSB in die jaren werd het politieke klimaat grimmiger en de overheden reageerden hierop door demonstraties te verbieden of te ontmoedigen. In het Wetboek van Strafrecht werd een verbod opgenomen om ‘in het openbaar kledingstukken of opzichtige onderscheidingstekens te dragen of voeren, welke uitdrukking zijn van een bepaald staatkundig streven’. Ofschoon bedoeld om nationaalsocialistische groepen aan te kunnen pakken, ondervonden ook andere politieke bewegingen hinder van deze nieuwe regels. In het vervolg waren vaandels en praalwagens verboden op de openbare weg en het dragen van rode tulpen of andere rode bloemen, evenals rode strikjes of zelfs een rode das werd taboe verklaard. De sporters van de NASB moesten hun sportkleding (bestaande uit een wit shirt met een rode broek) bedekken. Wie op 1 mei ook maar iets roods droeg, kon door de politie op de bon worden geslingerd. Voor zover bekend is dit echter in Amersfoort nooit gebeurd, maar elders in het land waren lokale overheden minder soepel. En dat werd uitgebreid in de Amersfoortse kranten besproken.

Voor de 1 meivieringen week de Amersfoortse Rode Familie sinds 1933 dan ook uit naar een alternatief programma. In 1933 hield men ’s ochtends een fietstocht en ’s middags een bijeenkomst op Birkhoven. In 1934 werd er wel een optocht door de stad georganiseerd, maar was deze sober gehouden, zonder praalwagens en vlaggen. De Eemlander sprak van een weinig feestelijke tocht, waarvoor de belangstelling minder was dan andere jaren. Alleen de avondbijeenkomst in de Markthal, waar Willem Drees de menigte toesprak, werd goed bezocht. De oude tijden met hun fleurige optochten zouden pas eind jaren dertig weer enigszins herleven. Het plaatselijke politieregime werd milder, zodat anno 1939 weer vlaggen en vaandels in demonstratieve tochten mochten worden meegedragen.

AFT005001443.tjp - kopie.jpg

Handbalsters van de Amersfoortse NASB-afdeling, 1937. Handbal werd op gras gespeeld, elf tegen elf. Archief Eemland, foto AFT005001443 (vervaardigd door W. Fortuin).

Arbeiderssport

De viering van de Dag van de Arbeid was dus een manifestatie van het ideologisch karakter van de socialistische zuil. Er waren echter meer van dergelijke initiatieven. De arbeiderssport was er één van. In de jaren twintig drong in de socialistische beweging het denkbeeld door “dat het voor de strijd en het klassebewustzijn van het grootste belang is dat de arbeidersbeweging naast haar reeds bestaande kulturele organisaties op het gebied van zang, toneel, muziek, jeugdontwikkeling etc. ook haar eigen onafhankelijke sportverenigingen sticht, die de bevordering van sport en lichaamskultuur tot doel hebben mede ter versterking van onze toekomstige strijders (‘sters).” Een aparte sportorganisatie moest de arbeidersjeugd aan de socialistische beweging binden. En ook losweken uit de neutrale sportverenigingen. In ideologisch bevlogen bewoordingen zette men zich af tegen ‘de burgerlijke sport’. “Wij wensen een arbeiderssportbeweging die gegrondvest is, niet op rekordverrichtingen, sensatie, individualisme zoals in de burgerlijke sportbeweging, doch wij wensen een beweging met zo groot mogelijke massasport, in samenwerking met onze ganse Moderne Arbeidersbeweging, veelzijdige lichaamsontwikkeling, waarbij de geestelijke scholing onzer sociale beginselen niet wordt veronachtzaamd, terwijl de ware vredeswil en de internationale kameraadschap steeds het voornaamste streven onzer arbeidssportfeesten zal zijn.”

Het waren hele grote woorden en idealen die ten grondslag lagen aan de Nederlandse Arbeiders Sportbond (NASB). De landelijke bond werd opgericht in 1927, een Amersfoortse afdeling volgde al een jaar later. Vier jaar later, in januari 1932, telde de afdeling al 235 leden. Het was dus een grote club.

EPSON004 - kopie.JPG

Oproep om zich aan te sluiten bij de zwemgroep in het Sportfondsenbad, 1937. M. van Heemstra, Sportfondsenbad. 80 jaar zwemmen in Amersfoort (Amersfoort 2017), p. 27

De lokale afdeling was georganiseerd in zes groepen, die aan gymnastiek, voetbal, atletiek, zwemmen, schaken en handbal deden. Aanvankelijk was gymnastiek de belangrijkste sport – dat vormde immers de basis voor de massale sportbijeenkomsten, zoals op de Dag van de Arbeid. Maar vanaf het midden van de jaren dertig nam het prestatie-element binnen de NASB toe en kwam in Amersfoort vooral handbal naar voren.

In sommige gemeenten kreeg de arbeiderssport met de nodige tegenwerking te maken. Afdelingen werden bijvoorbeeld sportvelden of andere accommodaties geweigerd. Vooral de ‘luchtige kleding’ die veel onbedekt liet, bleek onoverkomenlijke bezwaren op te roepen in sommige burgerlijke en/of confessionele kringen. Korte broekjes en shirtjes met korte mouwen en een V-hals, dat riep veel weerstand op. Maar voor zover bekend niet in Amersfoort.

Net als elke neutrale, protestant-christelijke of katholieke sportvereniging werd de NASB volledig geaccepteerd door het stadsbestuur. De afdeling werd meteen na de oprichting in de zomer van 1928 toegelaten tot de Amersfoortse Bond voor Lichamelijke Opvoeding (ABvLO). Deze organisatie –een voorganger van SRO – beheerde de diverse gemeentelijke sportterreinen. De Amersfoortse afdeling kreeg een terrein toegewezen aan de Oude Soesterweg, bij de spoorwegovergang (Bokkeduinen dus). Voor de meeste leden - veel woonden in het Soesterkwartier - was dit terrein dus een klein stukje lopen of fietsen.

Vol ambitie ging de afdeling aan het werk. “’s Maandags en Donderdagsavonds wordt de voetbalsport beoefend onder leiding van den heer J. van Doorn. Voor de gymnastiekoefeningen is het gymnastieklokaal van het gymnasium afgestaan en Dindsdagavonds zullen de oefeningen resp. voor dames en heeren worden gehouden onder leiding van den heer W. van Minnen. Voor korfbal en handbal wordt eveneens het terrein aan den Ouden Soesterweg gebezigd.”(AD De Eemlander 3-7-1928) “De Bokkeduinen bestond toen nog uit een zandvlakte met hier en daar wat graspollen. De leden wilden echter meer dan alleen maar trainen en ook het veld moest beter worden. Elk vrij uurtje werd besteed om van deze zandvlakte een grasvlakte te maken. Ook kwam toen op dezelfde manier het kleedlokaal tot stand. Alles met eigen krachten. Een ding ontbrak echter en dat was het water. Dat moest gehaald worden bij de familie Blankenstein.” (Dagblad voor Amersfoort 8-1-1964)

Van isolement naar integratie

Sporten in socialistische geest, wat betekende dat in de Amersfoortse praktijk? Aanvankelijk koos de afdeling voor isolement. Slechts af en toe werden gymnastiekuitvoeringen gehouden. Soms was men best tevreden over de verrichtingen van de Amersfoortse turners, maar soms was er ook kritiek op de houterige en slordige oefeningen. “Niet dat alles reeds in de perfectie was. Integendeel, alle oefeningen werden nog lang niet even correct uitgevoerd en soms werd zelfs nog in heel eenvoudige dingen gefaald.” (AD De Eemlander 16-1-1931) Naast de uitvoeringen werden er ook wedstrijden gespeeld met teams uit andere afdelingen van de NASB. In de omgeving van Amersfoort beschikten bijvoorbeeld Utrecht, Zeist, Hilversum en Weesp over afdelingen.

Ondanks de ideologisch bevlogen woorden was over het algemeen de arbeiderssportbond veel minder drammerig dan bijvoorbeeld de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), die zelfs als elitair werd gezien. Omdat men al snel merkte dat de animo voor feestavonden aanzienlijk minder werd wanneer er niet minstens een ‘bal na’ werd georganiseerd, accepteerden de sportbestuurders al snel dansen en ontspanning voor de leden. Bovendien bleek na verloop van tijd dat de competitiebacil zich ook binnen de NASB (en in de Amersfoortse afdeling) had genesteld. Om een leegloop van de sportbond te voorkomen, besloot men mondjesmaat competitiesport toe te staan en zich af en toe te meten met de burgerlijke sporters. Een mooie prestatie van een NASB-sporter of van een NASB-team was tenslotte ook goede propaganda voor de socialistische zaak.

In het midden van de jaren dertig werden er dan ook regelmatig contact gezocht met andere Amersfoortse sportverenigingen. De officiële koers die pleitte voor een duidelijke afstand tot de ‘burgerlijke sport’, werd meer dan eens verlaten. De Amersfoortse afdeling verscheen regelmatig bij manifestaties van de ABvLO. In 1935 nam bijvoorbeeld een voetbalelftal deel aan de ‘zomeravondcompetitie’ met tien andere Amersfoortse teams. In diezelfde tijd nam de atletiekgroep twee keer deel aan de ‘Plantsoenestafette’; zoals de naam al aangeeft een estafetteloop rond de oude binnenstad, georganiseerd door de ABvLO.

Maar er waren ook grenzen aan de toenadering. Toen de katholieke turnvereniging zijn jubileum vierde en diverse sportverenigingen de jubilaris kwamen feliciteren, was de NASB afwezig. Toen de militaire ruiter Pahud de Mortanges in 1932 na het behalen van (opnieuw) een gouden medaille op de Olympische Spelen door diverse verenigingen van het station werd opgehaald om in triomftocht door de stad te worden gevoerd, deed de NASB hier niet aan mee. Men zette de eigen principes niet opzij voor de goede vrede in de stad.

resolve.jpg

Affiche: Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam

Interland op Birkhoven

Vooral in het handbal kwam de prestatie-bacil tot uiting. In het midden van de jaren dertig ontwikkelde de Amersfoortse handbalafdeling zich tot een van de beste van Nederland; men behaalde zelfs in 1938 een NASB-landstitel. De krant De Eemlander schreef lovend “dat het spelpeil van de NASB (Amersfoort) iets aparts is. Fraai open spel, met steeds weer opnieuw verrassende wendingen en met spelers, die dit begrijpen en zich zoo weten op te stellen, dat de bal uiteindellijk terecht komt bij degene, die het best in staat is een schot op doel te lossen.” (AD De Eemlander 28-12-1936) De bekendste spelers in die afdeling waren onder andere Alex Steenbeek en Wim van Helsdingen, die ook verschillende interlandwedstrijden voor de NASB speelden. Hoogtepunt was een grote manifestatie op Birkhoven in 1939. Die bestond uit een handbaltoernooi met 38 elftallen en bovendien een interlandwedstrijd tegen België, door de Nederlanders met 16-5 gewonnen. Wethouder Noordewier was aanwezig om de gasten uit België te ontvangen. Burgemeester Van Randwijckhield hield een praatje en verrichtte de aftrap. De burgervader liet zich door het spelen van De Internationale niet afschrikken. Een fraai voorbeeld van wederzijds respect.

AFT005001453.tjp.jpg

Burgemeester Van Randwijck (de man in het zwarte pak met zijn hoed in de hand) wordt aan de NASB-handballers voorgesteld. Archief Eemland, foto AFT005001453.

Besluit

De hoogdravend-idealistisch soep werd doorgaans dus niet zo heet gegeten als hij werd opgediend. Dat maakte dat de sociaaldemocratie – met af en toe grote woorden, die gezagsgetrouwe burgers de wenkbrauwen deed fronsen - door het stadsbestuur volledig werd erkend. Dat is een van de lessen die we uit de lotgevallen van de Amersfoortse NASB kunnen afleiden. Er werden soms grote woorden gebruikt, maar de praktijk dwong de leiding dikwijls tot concessies. En de relatie met de burgerlijke partijen? De uitgestoken hand werd van beide kanten op zekere momenten welwillend aanvaard.

Een tweede les: de politieke ideologie gaf aan grote groepen mensen een duidelijke identiteit. Men was socialist, katholiek of antirevolutionair en men was trots om dat soms aan de hele stad te laten zien. Hoe anders is de hedendaagse samenleving geworden; slechts weinigen ontlenen hun identiteit nog aan hun politieke opstelling. De huidige politieke partijen, die volgend jaar weer hemel en aarde zullen moeten bewegen om de kiezers naar de stembus te krijgen voor de gemeenteraadsverkiezingen kijken hier wellicht met weemoed op terug. Of met jaloezie?

bijsluiter

DSC05332 - kopie.jpg

Addy Schuurman is lokaal historicus. De laatste tijd houdt hij zich vooral bezig met de geschiedenis van de sport in Amersfoort. Op dit moment werkt hij met journalist Arjan Klaver aan een documentaire over het betaald voetbal in Amersfoort.

bronnen

Bruit van d'Eem. Geschiedenis van Amersfoort (Amersfoort 2009)

Hans Dona, Sport en socialisme. De geschiedenis van de Nederlandse Arbeiderssportbond 1926-1941 (Amsterdam 1981)

Archief Eemland, krantenarchief

    nog geen reacties

(maak u bekend met uw volledige naam)

opmerkingen

Steun de Stadsbron!

U steunt ons met een gift via IDeal al met een bedrag vanaf 2 euro per artikel.

Draag bij!