tags:

politieke geografie van amersfoort 1

door addy schuurman
26 januari 2019om 13:41u

De politieke geografie van Amersfoort (1)

De lokale partijafdelingen zijn bezig zich op te warmen voor de komende verkiezingen in het voorjaar. Vrijwilligers worden geworven. Wie gaan er de social media bijhouden? Wie gaat er folderen? Wie wil er graag in de plakploeg om verkiezingsposters op te hangen?

Maar waar wonen eigenlijk de kiezers? En als we de kiezers geïdentificeerd hebben, wat moeten de partijen dan doen: moeten ze hun aandacht richten op de wijken waar ze heel populair zijn en dus veel stemmers kunnen trekken, of zich juist richten op ‘onontgonnen gebied’?

Om de partijen een beetje te helpen zullen de komende tijd in De Stadsbron drie artikelen verschijnen over de politieke geografie van Amersfoort. Om meer inzicht te krijgen in de ontwikkelingen op langere termijn, zullen drie verkiezingen worden geanalyseerd: de Provinciale Statenverkiezingen van 1935, de Gemeenteraadsverkiezingen van 1986 en die van afgelopen jaar 2018. De vraag is: waar woonden de kiezers van de verschillende partijen en stromingen in 1935? Waar woonden ze in 1986 en waar anno 2018? In welke wijken hebben de partijen een stevige basis, die al bijna een eeuw standhoudt? Of zijn er ook wijken waar de kiezers van een partij zijn ‘weggelopen’ waardoor de wijk in de loop der tijd van politieke signatuur is veranderd, bijvoorbeeld van katholiek naar liberaal? Is hier door de partijstrategen iets aan te doen? Vragen, waar een antwoord op komt, behalve op de laatste vraag. Dat antwoord laat ik graag over aan de dames en heren spindoctors en partijstrategen. Want die hebben er voor gestudeerd.

De afwijkingen tellen

De Provinciale Statenverkiezingen van 1935 heb ik eerder besproken in het artikel Houzee. Triomf voor de NSB. Maar toen was er geen aandacht voor de overige partijen. Die volgen nu.

Ik ga de lezer niet lastig vallen met allerlei cijfers, maar ik kies voor een andere opzet. Allereerst heb ik alle resultaten verzameld van alle 28 stembureaus in de stad. Die waren uiteraard over de verschillende wijken verspreid: in het Centrum waren er negen stemlokalen, in het Soesterkwartier zes, in het Bergkwartier vier, etc. Vervolgens is voor elke partij gekeken in welke van deze 28 stembureaus het resultaat het meest afweek van het stedelijk gemiddelde voor die partij (1). Dat levert een reeks op van de meest uitzonderlijke uitkomsten en deze staan in de onderstaande tabel vermeld. Een plusteken (+) geeft aan dat een partij in een stemlokaal in die betreffende wijk uitzonderlijk beter scoorde dan het stedelijk gemiddelde en een minteken (-) dat een partij in een stembureau slechter scoorde. Omdat er in de meeste wijken meerdere stemlokalen waren, waren er per wijk ook meerdere plusjes of minnetjes te verdienen. Een voorbeeld: de Rooms Katholieke Staatspartij (RKSP) scoorde in één stemlokaal in het Soesterkwartier relatief goed, in een ander juist relatief slecht. In de overige vier stemlokalen weken de resultaten niet bijzonder af van het gemiddelde. Een ander voorbeeld: de Revolutionair Socialistische Partij (RSP) scoorde in de negen stemlokalen in het Centrum één maal relatief goed, vier maal relatief slecht en dus vier maal ‘gemiddeld’.

Uitslagen van de verkiezingen voor de Provinciale Staten in 1935, per wijk
stem-
lokalen
RKSP RKPD ARP CHU SGP CDU VDB Vrijheids-
bond
SDAP RSP
CPN NSB boeren
Stadskern     9 +++++ + -
- - - -
- - - - - -
+ + - - -
+ - - - -
+ -
+
Nederberg     1 - - + + +
Soesterkw.     6 + - ++++ - - -
- + ++++ ++ + - - - -
++
Kruiskamp     1 + + + - -
Vermeerkw.     4 - +++ + +++ + +
Leusderkw.     3 +
+ + + - - -
+
Bergkwartier     4 - - - ++ ++ +++ - -
- +

Alles overziend kunnen we de resultaten samenvatten onder één noemer: de verzuiling. De uitslag van de verkiezingen hing nauw samen met de godsdienstige samenstelling van de wijken en met het welvaartsniveau van de bewoners. Laten we maar eens alle partijen langslopen.

De uitzonderlijke verkiezingsresultaten

De Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP, de voorganger van de KVP  die later is opgegaan in het CDA) was in die jaren doorgaans de grootste partij in de stad. Zij scoorde vooral goed in de stadskern. Amersfoort was een stad met een grote katholieke minderheid (zo’n 40%) en een relatief groot deel daarvan woonde klaarblijkelijk in het oude centrum. Met name de kieslokalen in de Muurhuizen en de Hellestraat trokken veel katholieke kiezers. In het Soesterkwartier vormde het buurtje rond de Paulus Borstraat (en de Henricuskerk) een roomse enclave. Ten slotte mag opvallend heten dat de katholieke arbeiders uit het Soesterkwartier in de jaren dertig relatief vaak uitweken naar de Rooms-Katholieke Democratische Partij (RKPD), een katholiek-socialistische splinterpartij. Vermoedelijk moeten we dit interpreteren als een proteststem tegen de RKSP, die in die crisistijd onvoldoende opkwam voor de katholieke arbeiders (althans, naar de mening van de ‘afvalligen’).

De protestantse partijen scoorden over het algemeen heel matig in de stadskern. Alleen de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) kon in het stembureau Plantsoen Zuid (met vermoedelijk ook veel kiezers uit de wijk Nederberg) een fraai resultaat boeken. De protestantse partijen bestonden naast de ARP uit de Christelijk Historische Unie (CHU), de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU, een kleine christen-socialistische partij). De protestantse aanhang woonde vooral in de toenmalige buitenwijken, namelijk De Kruiskamp, het Vermeerkwartier en het Leusderkwartier. Het resultaat van De Kruiskamp is in dit verband opvallend, gezien het feit dat die wijk toen een groot sociaal woningbouwcomplex telde. Desondanks trok de wijk relatief veel stemmen voor de christelijke partijen, met uitzondering van de CDU, die juist relatief slecht scoorde. Tegenover de Kruiskamp stond het Vermeerkwartier dat juist – met veel aanhang van de ARP en CDU – een wat linkser (‘kleine luyden’) karakter had. De CHU was een deftiger partij, die dan ook vooral in het Bergkwartier heel goed scoorde. In de omgeving van de Heinsiuslaan woonden procentueel de meeste CHU-stemmers van Amersfoort.

De liberalen – in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog verdeeld in een behoudende vleugel (de Vrijheidsbond) en een progressieve (de Vrijzinnig-Democratische Bond, VDB) – scoorden vooral goed in het Bergkwartier. Dat zal geen Amersfoorter verbazen. Met name de huidige wijk De Berg-Noord (met indertijd kieslokalen in de Heinsiuslaan en de Johan van Oldenbarneveldlaan) waren echte bolwerken van de Vrijheidsbond. De VDB scoorde bovendien ook goed aan het einde van de Leusderweg, een buurt waar ook de NSB uitermate populair was; dat hadden we eerder gezien. Ook in het centrum scoorde de beide partijen redelijk; dat zullen vermoedelijk vooral middenstanders zijn geweest.

De ‘rode familie’ bestond uit drie partijen; verreweg de grootste was de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP, voorganger van de PvdA); veel kleiner waren de Communistische Partij in Nederland (CPN) en de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP), de trotskistische splinterpartij van Henk Sneevliet (hij werd vanwege zijn idealen tijdens de oorlog in Kamp Amersfoort vermoord). Zoals een goede familie betaamd, gunden de leden van de rode familie elkaar het licht in de ogen niet en vochten ze elkaar de tent uit. Dat was overigens niet verwonderlijk: zij richtten zich immers allen op dezelfde kiezersgroep: het proletariaat van Amersfoort. Dat troffen zij vooral aan in het Soesterkwartier; dat zal niemand verbazen. Toch waren er ook andere plekken in de stad, waar de linkse partijen goed scoorde. De SDAP had veel aanhang in de gemeentewoningen aan de Woestijgerweg en omgeving (in het Leusderkwartier). De RSP en de communisten scoorden beiden relatief goed in de stembureaus in de Coninckstraat (Centrum) en de Weijerstraat (Nederberg). Beiden waren dus extreemlinkse bolwerken; dat was te meer opvallend omdat de concurrerende SDAP daar helemaal geen bijzonder grote aanhang had. Een verklaring? Wie het weet, mag het zeggen.

Samenvatting: een politieke geografie van Amersfoort anno 1935

Amersfoort was in de jaren dertig een verzuilde stad. De verzuiling strekte zich uit tot de verschillende wijken, of beter: de verschillende buurtjes in de wijken. Elke buurt had zijn eigen politieke karakter. Het centrum trok veel katholieke stemmen en ook de liberalen en extreemlinks waren daar op enkele plaatsen sterk vertegenwoordigd. De Nederberg (tegenwoordig Zonnehof) trok relatief veel extreemlinks stemmers en het Soesterkwartier was een links ‘arbeideristisch’ bolwerk met veel aanhang voor de socialistische partijen, inclusief een links-katholieke partij. De Kruiskamp was vooral protestants georiënteerd (van heel diverse huize), evenals het Vermeerkwartier (met wat meer ‘kleine luyden’). Het Leusderkwartier was een bijzonder gevarieerde wijk: tegenover buurtjes met een socialistische aanhang waren er ook gedeelten met een deftig-protestantse en een liberale signatuur. Dat laatste – deftig-protestants èn liberaal – was ook het typerende kenmerk van het Bergkwartier. Maar tijden veranderen…

(1) Voor de fijnproevers met kennis van statistiek: ik heb de standaarddeviatie berekend en op basis daarvan gekeken welke partijen in welke stemlokalen significant afweken. Ik ben hierbij uitgegaan van één maal de standaardafwijking, zodat ongeveer 30 % van de waarnemingen onder het kopje significante afwijking vielen.

bijsluiter

Addy Schuurman is historicus, gespecialiseerd in de moderne geschiedenis van Amersfoort

    nog geen reacties

(maak u bekend met uw volledige naam)

opmerkingen

Steun de Stadsbron!

U steunt ons met een gift via IDeal al met een bedrag vanaf 2 euro per artikel.

Draag bij!