In eerdere artikelen betoogde ik, dat Amersfoortse huishoudens relatief veel afval produceren en ook op het gebied van het scheiden van afval niet bepaald vooroplopen. Bovendien is te verwachten dat de productie van afval in de komende jaren alleen maar zal toenemen.
Wat kan de gemeente hieraan doen? Is er wel een rol voor gemeente Amersfoort weggelegd? Een lezer van mijn eerste artikel meende dat er – behalve het stimuleren en faciliteren van afvalscheiding – weinig speelruimte was voor de gemeente. Dat is echter een te gemakkelijke en – zo durf ik wel te zeggen – te weinig ambitieuze houding.
Zo zijn er gemeenten waar op dit moment het ophalen van huishoudelijk afval veel betere resultaten oplevert. Het voorbeeld van Nijmegen is interessant, omdat de bevolking van deze stad heel weinig restafval produceert (118 kg per inwoner tegen 247 kg voor Amersfoort) en bovendien op het gebied van scheiden één van de koplopers is in Nederland (69% tegen 49 % voor Amersfoort). Is er een les te trekken uit hoe zij te werk gaan?
Het voorbeeld Nijmegen
De gemeente heeft het ophalen van huishoudelijke afval net als in Amersfoort aan een particulier bedrijf uitbesteed: de Nijmeegse ROVA heet DAR, een afkorting van Duurzaam Afval-, grondstof- en (openbaar) Ruimtebeheer in het Rijk van Nijmegen.
DAR werkt met verschillende afvalsystemen: containers, afvalzakken en afvalbakken. Plastic en blik wordt in doorzichtige vuilniszakken (gratis te krijgen bij elke supermarkt) huis-aan-huis opgehaald, oud papier en karton in een aparte grijze container en GFT in de groene container. Glas moet in de glasbak en textiel in de textielcontainer in de buurt. De Amersfoorter zal dit alles tot nu toe min of meer bekend voorkomen.
Het belangrijkste verschil zit echter in het ophalen van het restafval. Dat gaat niet in een willekeurige vuilniszak in een container, maar in de ‘rode of groene DAR-afvalzak’. In de groene zakken gaat 50 liter, daar betaal je dan ook 9.30 euro per rol voor (van 10 zakken). De rode zakken zijn kleiner, daar gaat 25 liter in en kost 6.20 euro per rol. “Ideaal als je niet veel restafval produceert maar geen zin hebt in een stinkende afvalzak in je huis.”
In de binnenstad worden de zakken niet huis-aan-huis opgehaald, maar mogen de bewoners hun restafval in een container dumpen, zoals ook in de Amersfoortse binnenstad het geval is. Die container kunnen zij alleen openen met een speciale DAR-afvalpas. Waar in de Amersfoortse binnenstad voor het storten van restafval geen extra kosten in rekening worden gebracht, betalen de Nijmeegse binnenstadbewoners voor elke storting in de container 0,93 euro.
Kortom, het grote verschil tussen het Amersfoortse en het Nijmeegse afvalsysteem zit in de beprijzing. In Nijmegen zijn de afvalzakken veel prijziger dan onze bekende grijze/zwarte/witte afvalzakken. Daartegenover betalen de burgers van Nijmegen geen afvalstoffenheffing meer; de belasting is verwerkt in de prijs van de afvalzakken en in het gebruik van de DAR-afvalpas. Wie veel afval produceert, betaalt dus meer dan iemand met weinig huishoudelijke afval. “De vervuiler betaalt.”
De gemeente kan wel degelijk het verschil maken
Het systeem van Nijmegen is natuurlijk niet zaligmakend. Er zullen ongetwijfeld ook allerlei haken en ogen aan dit systeem zitten, die hier niet ter sprake zijn gebracht. Bovendien, ook andere gemeenten, zoals Groningen en Maasticht boeken heel goede resultaten. Zij doen het misschien weer op een andere manier. Wat hen echter allen onderscheidt van Amersfoort is het resultaat van hun respectievelijke systemen, die duidelijk beter zijn dan in onze stad.
Het coalitieakkoord in Amersfoort op het gebied van het huishoudelijk afval valt bitter tegen. De ambitie om de afvalberg drastisch te verminderen ontbreekt in feite, laat staan concrete maatregelen om deze duurzame doelstelling dichterbij te brengen. Terwijl gemeente Amersfoort wel degelijk een grote invloed uit kan oefenen op de omvang van de afvalberg die zijn burgers produceert. Ga op onderzoek uit, kijk bij de buren (beter goed gejat … ) en experimenteer met verschillende systematieken. En wacht niet te lang: 2030 is nog maar drie collegeperiodes weg.