Wie wil er statenlid worden? Niet heel veel
mensen, denk ik. De provincie heeft een beetje een saai en stoffig imago en
staat te ver van de inwoners af. ‘Te bestuurlijk’ en ‘niet met de voeten in de
klei of in het zand’… Toch zijn de kandidatenlijsten weer goed gevuld, al
dan niet met spookkandidaten, en doen er maar liefst veertien partijen mee aan
de Provinciale Statenverkiezingen in Utrecht op 20 maart.
Het imago van de provincie is te eenzijdig, want
we leven in buitengewoon interessante tijden: in een periode van grote
veranderingen, waarin de provincie een belangrijke rol speelt, of kan spelen.
De provincie gaat namelijk over de inrichting en verdeling van de schaarse
ruimte, tenminste als ze niet debatteren over grote financiële tekorten bij
infrastructurele projecten. De provincie gaat dus over de verdeling van de
ruimtelijke cake: de spacecake.
Maar goed eerst nog even terug naar die
Provinciale Staten. Als journalist, maar later ook als raadslid, heb ik het
kloppend hart van de provinciale democratie bezocht: het provinciehuis. Als
journalist omdat ik 15 jaar geleden een herindelingstraject volgde op de
Utrechtse Heuvelrug waar de provincie een belangrijke rol in speelde.
Als Leusdens raadslid kwam ik in het
Provinciehuis om mijn ongenoegen kenbaar te maken over de Thematische
Structuurvisie Kantoren (TSK). Waar Amersfoort zijn Decathlon had, had Leusden
de nieuwbouwplannen van Afas. Het provinciale voornemen om massaal
kantoorruimte in de provincie – en ook in Leusden - te schrappen, dreigde roet
in het eten te gooien voor de nieuwbouw van softwaregigant Afas. Uiteindelijk
kwam het allemaal goed, maar dat gemeentebestuurders weleens het gevoel hebben
dat de provincie niet altijd medestander is, maar tegenstander, is
herkenbaar.
Dat laatste gold ook bij het Openbaar Vervoer.
De aanbesteding daarvan is ook een provinciale taak. De provincie Utrecht zette
bij die aanbesteding in op ‘vraagafhankelijk vervoer’. Het betekende dat de
nieuwe vervoerder Syntus onrendabele buslijnen in Leusden en in Amersfoort
schrapte. In Leusden leidde dat tot groot verzet onder de bevolking en in de
gemeenteraad. De Leusdense raadsleden probeerden provinciale statenleden en
Gedeputeerde Staten op andere gedachten te brengen, maar alle protesten en
pleidooien waren aan dovemansoren gericht. Alhoewel, inmiddels is in sommige
verkiezingsprogramma’s te lezen dat er de volgende keer bij de aanbesteding van
het openbaar vervoer meer gekeken moet worden naar kleine kernen en onrendabele
lijnen. Dus wie weet…
Maar de komende decennia gaat het toch vooral om
de verdeling van de schaarse ruimte in de provincie. En dat wordt nog een hele
uitdaging. De verwachting is dat de bevolking de komende dertig jaar groeit
met 200.000 inwoners, tot zo’n 1,5 miljoen.
En dan is er natuurlijk ook nog de energietransitie. We moeten over naar
duurzaam. Maar tegelijkertijd willen we ook de natuur en het groen in stand
houden. Het betekent allemaal nogal wat voor het landschap: 170.000 extra woningen erbij tot
2050, veranderingen aan de infrastructuur door de elektrische auto,
zonnevelden, windmolens en extra bedrijventerreinen.
Maar zijn al die verschillende functies wel met
elkaar te combineren? Of verandert de provincie straks in een duurzaam
zonnepark met windmolens, onderbroken door stedelijke bebouwing, wegen,
woontorens en nieuwe woonwijken, met hier en daar een plukje groen?
Ik wens de aankomende statenleden veel succes en
wijsheid toe in dit transformatieproces
Tijdens het provinciaal lijsttrekkersdebat op 13 maart in het Eemhuis las John Spijkerman van de Stadsbron deze column voor.