Rond een bioscoopverbod: de Pantserkruiser Potemkin (1926)

door addy schuurman
15 oktober 2025om 20:40u

Potemkin-still6.jpg

Een beeld uit de film op de trappen van Odessa. Bron: wikimedia commons

De film Pantserkruiser Potemkin van de Russische regisseur Sergej Eisenstein is een echte klassieker, een van de weinige stomme films die lang na de introductie van de geluidsfilm het bekijken meer dan waard bleef. De film handelde over de Russische Revolutie van 1905, in het bijzonder over de muiterij op de genoemde pantserkruiser en het bloedig neerslaan van de daaropvolgende opstand in de havenstad Odessa.

Rond de film liepen de emoties hoog op. Zo ook in Amersfoort. Aan de ene kant was het Amersfoorts Dagblad De Eemlander vol lof over de film: “Uit cinematografisch oogpunt beschouwd hebben we hier te doen met een hoogstaand kunstwerk. De verschillende opnamen kunnen technisch alle critiek doorstaan en voldoen aan de strengste eischen. Met name noemen we dan de opnamen op den kruiser zelf, de beelden uit Odessa en de natuuropnamen. Wel zelden zagen we ze zóó mooi. Nogmaals, men ziet in deze film staaltjes van zeer hoogstaande kunst op dit gebied.”

Maar hoe anders luidde het oordeel van de katholieke Eembode in diezelfde tijd: “Al geeft ze ook niet direct aanleiding tot ongeregeldheden, ze voedt zekere driften en gevoelens, welke kunnen uitbotten in orde-verstorende daden. Wie dit niet inziet, speelt onbewust in de kaart van de Sovjet, die in zijn anti-kapitalistisch vuistje lacht (...).”

Controverses in het vrije westen

Het oordeel van de Amersfoortse pers anno 1926 was typerend voor de toenmalige reacties op de film, wereldwijd. Enerzijds prees de kritiek de vele vernieuwingen, met name op het gebied van het camerawerk en de montage. Vooral de scenes van de menigte op de trappen in Odessa maakten diepe indruk. Maar tegelijkertijd leidde de film ook tot heel veel negatieve commentaar. De bedoeling van regisseur Eisenstein was niet een genuanceerde, waarheidsgetrouwe historie te vertellen, maar het verhaal werd in schrille zwart-witte tonen verteld: de onrechtvaardige behandeling van de lagere rangen in de marine leidde tot een muiterij en dit protest werd spoedig overgenomen door het volk (het proletariaat) en vervolgens bloedig onderdrukt door het bewind. Voor de goede verstaander was de boodschap helder: het oude tsaristische bewind was een wreed en onrechtvaardig regime geweest en gelukkig was hieraan in 1917 met de Russische Revolutie een einde gekomen. In de nieuwe staat, de Sovjetunie, gesticht door arbeiders, boeren en soldaten, zou het voor de grote massa allemaal beter worden. Er was geen plaats meer voor onrecht en onderdrukking.

In het vrije, democratische westen dacht men daar heel anders over, maar baarde de film desondanks veel opzien. Nadat de film op 21 december 1925 in Moskou in première was gegaan, werd hij precies een maand later voor het eerst in het buitenland vertoond, in een besloten zaaltje in Duitsland. Dat wekte zoveel sensatie, dat toen de film in april 1926 voor het eerst in de bioscopen verscheen, het onmiddellijk een kaskraker werd. Daarop volgde de export; in de herfst van 1927 was de film al aan 36 landen verkocht.

De wereldwijde distributie betekende echter niet, dat iedereen de film zomaar kon gaan bekijken, integendeel. In landen als Frankrijk (tot 1953), Engeland (tot 1954) en Italië (tot 1960) werd de vertoning in publieke theaters verboden. In enkele landen mocht hij alleen in strikt besloten zaaltjes worden gespeeld. In weer andere landen greep de censuur hard in en verknipte de film zodanig dat de revolutionaire boodschap grotendeels verloren ging. Ook de speciaal voor de film gecomponeerde muziek van Edmund Meisel werd soms vanwege zijn dramatisch en opzwepend karakter door censuur getroffen.

Hoe werd de film ontvangen in Nederland? En hoe in Amersfoort?

Een heet najaar dreigt

In Nederland zette De Pantserkruiser Potemkin de gemoederen gedurende het najaar van 1926 danig in beweging. Maandenlang stond de film in de belangstelling. Week na week verschenen er in allerlei kranten en tijdschriften berichten over de filmprent. Die uitzonderlijk lange spanningsboog had onder meer te maken met de logistiek van de film; er waren namelijk (te) weinig copieën van de film in omloop. Normaal gesproken rouleerden er van een film één, hooguit twee copieën. Die filmrollen reisden dan het hele land door: hier een paar dagen, daar ook weer een paar dagen, enzovoorts. Van Potemkin waren liefst zes copieën in omloop en dat bleek meer dan nodig ook, omdat de film in veel plaatsen vanwege de belangstelling geprolongeerd werd. De film was daardoor niet alleen op meerdere plaatsen tegelijk te zien, maar het duurde ook nog maandenlang, voordat de film het hele land bereikt had. Beide factoren versterkten de hype en zorgden voor een continue stroom aan publiciteit.

Daarnaast ontstond er al spoedig oppositie tegen de vertoning van de film. Een kleine rechtse club ‘gezagsgetrouwen’, de Nationale Bond tegen Revolutie, maakte zich van het onderwerp meester en schreef - naar eigen zeggen - alle gemeentebesturen in Nederland aan om de film te verbieden. Ook in het stadhuis van Amersfoort viel hun circulaire op de mat, op 18 november 1926 om precies te zijn. Maar toen had de gemeente al lang een besluit in de gewenste richting genomen; het optreden van de club was dus mosterd na de maaltijd.

Een andere factor die in de controverse rond de film een grote rol speelde was het leger. Juist in het najaar van 1926 stonden herhalingsoefeningen op het programma. Die waren vaak bijzonder impopulair. Immers, jonge mannen die hun dienttijd erop hadden zitten, werden ineens weer opgeroepen, uit hun zopas gestichte gezinnetje en uit hun arbeidskring geplukt om een paar maanden lang opnieuw op een kazerne of in een schuttersputje de tijd te doden. Dat zette nogal eens kwaad bloed. Bovendien was het nog geen tien jaar geleden dat er zeer ernstige onlusten waren geweest in het leger. In oktober 1918, een paar weken voor het einde van de Eerste Wereldoorlog, brak er een muiterij uit op de legerplaats Harskamp met doden en de nodige vernielingen tot gevolg. Ook in Amersfoort was het in de daaropvolgende dagen onrustig geweest. Die nachtmerrie stond nog vers in het geheugen van de overheid en de militaire autoriteiten gegrift. Daarom was De Pantserkruiser Potemkin een onaangename verrassing. Een communistische film waarin een muiterij in het Russische leger werd verheerlijkt, was dat niet olie op het vuur gooien? In garnizoenssteden - zoals Amersfoort - zetten de plaatselijke autoriteiten en de plaatselijke legerleiding zich schrap.

Lappendeken

Wat konden zij doen?

In Nederland bestond er anno 1926 nog geen landelijke filmkeuring. Elke gemeente bepaalde zelf of een film al dan niet gedraaid mocht worden en zo ja: in welke vorm. In geval van eventuele controverses kon men in diverse steden een beroep doen op de gemeentelijke bioscoopcommissie (in Amersfoort sinds 1914 actief); die bekeek desgewenst de film vooraf en adviseerde het gemeentebestuur over bijvoorbeeld leeftijdsbeperkingen. Daarnaast kon de burgemeester op basis van het toenmalige artikel 188 van de Gemeentewet ingrijpen wanneer een film volgens hem een gevaar betekende voor de openbare orde en zedelijkheid (tegenwoordig geregeld in artikel 172 van de Gemeentewet).

Deze strikt lokale aanpak leidde tot een lappendeken aan maatregelen en gebeurtenissen. De film werd eerst aangeboden aan bioscoop Tuschinski in Amsterdam, maar die bedankte voor de eer vanwege de communistische strekking van de film. De landelijke première vond daardoor plaats in Rotterdam op 2 september 1926. Vervolgens trok de film door het land. In steden als Den Haag en Utrecht veroorzaakte de vertoning nauwelijks discussies. Elders maakte de burgemeester of de lokale keuringscommissie in veel plaatsen geen bezwaar en verscheen Eisensteins meesterwerk gewoon in de lokale bioscopen. Maar er waren ook burgemeesters die censuurmaatregelen toepasten: al te opzwepende beelden en muziekfragmenten moesten geschrapt worden. Soms had dat tot gevolg dat de bioscoopexploitant geen brood meer in vertoning zag en de film alsnog uit de roulatie nam. Dat gebeurde bijvoorbeeld in Bussum.

Ten slotte was er een groep burgemeesters die een verbod uitvaardigden. In de onmiddellijke omgeving van Amersfoort weigerde de burgemeester van Zeist zijn goedkeuring aan De Pantserkruiser te geven. Daarnaast werd de film vooral in enkele orthodox-protestante regio’s (Zeeland en het Rivierengebied) en in het katholieke zuiden verboden. Ten noorden van de grote rivieren was de film bijna overal te zien, met uitzondering van Zutphen, Meppel, Harlingen, Beverwijk en Leiden. Ook Amersfoort werd door een verbod getroffen.

Het verbod en alle daaropvolgende gebeurtenissen in de Keistad werden in de landelijke pers op de voet gevolgd. In meerdere opzichten zou de stad een bijzondere rol vervullen.

Raandwijck.tjp.jpg

Burgemeester Van Randwijck anno 1925. Foto: Archief Eemland

Verbod in Amersfoort

De plaatsnaam Amersfoort viel voor het eerst, toen de communistische krant De Tribune op 18 september 1926 wist te melden dat de commissaris van politie in Amersfoort de film voorlopig verbood “op grond, dat er veel soldaten voor de herhalingsoefeningen in garnizoen liggen.” Zoals hiervoor besproken was er enige grond voor het bericht, maar desalniettemin werd het onmiddellijk tegengesproken. De commissaris had alleen maar bij de plaatselijke bioscoopexploitanten geïnformeerd of die wellicht interesse hadden om de film te vertonen en daar was vooralsnog geen sprake van. De Tribune had voor zijn beurt gesproken.

Maar nog geen twee weken later, eind september, liet bioscoop De Arend aan de Arnhemseweg via een advertentie in de krant weten, dat zij de film hadden aangekocht en dus binnen afzienbare tijd wilden programmeren. Wat er toen op het stadhuis allemaal gebeurde, is niet helemaal duidelijk. Feit is dat ruim drie weken later, op 22 oktober 1926, burgemeester Van Randwijck aan de bioscoopexploitant liet weten dat hij de vertoning van De Pantserkruiser Potemkin in zijn stad niet toestond. Wie hij allemaal heeft geraadpleegd voor hij tot dat besluit kwam, heb ik in het bewaard gebleven stadsarchief niet teruggevonden. Hij is hoogstwaarschijnlijk niet over één nacht ijs gegaan. Mogelijk heeft hij de commissaris van politie en welicht ook de garnizoenscommandant geconsulteerd. Wat wel zeker is: het college van Burgemeester en Wethouders heeft hij officieel nooit over het besluit ingelicht. Volgens de geraadpleegde notulen van de vergaderingen van B&W is het onderwerp daar nooit ter sprake gekomen. Ook de plaatselijke filmkeuring was naar verluid niet om advies gevraagd. Een dergelijke zware censuurmaatregel werd dus door één man genomen.

De Komende Cultuur

Het besluit van de Amersfoortse burgervader maakte heel wat los, in de Keistad en daarbuiten.

Een groep progressieve burgers schoot in actie. ‘De Komende Cultuur’, een plaatselijke voorganger van het Humanistisch Verbond, organiseerde op 28 oktober een protestvergadering in De Valk (een zaaltje in de Valkestraat). Tot de aanwezigen behoorden opvallend genoeg de burgemeester en zijn vrouw. Van Randwijck liet hiermee blijken graag bereid te zijn om de argumenten van de tegenstanders van zijn besluit aan te horen en zo mogelijk in discussie met hen te gaan. Daar kwam het overigens niet van. De avond bestond uit twee lezingen; van de gelegenheid tot vragen en/of discussie na afloop werd volgens de krantenverslagen geen gebruik gemaakt.

Zo werd het dus een beschaafde, informatieve protestavond met twee sprekers. De eerste spreker weidde uit over de achtergronden van de Russische Revolutie van 1905, een voorbode van de revolutie van 1917. Een wat saai betoog met aan het eind een stekelige vraag: als er nu een dergelijke film gemaakt zou zijn over ‘onze’ Tachtigjarige Oorlog, zou de burgemeester de film dan ook verboden hebben? “Op den bodem van beide strijden ligt hetzelfde verlangen naar vrijmaking, dat te laten zien, is dat niet goed?” De burgemeester zag af van een antwoord; hij hield zijn kruit droog.

De tweede spreker was de indertijd bekende kunstkriticus Just Havelaar, die in Amersfoort woonde. In zijn betoog loofde hij de film vooral vanwege zijn grote artistieke kwaliteiten: ”Men ondergaat de historische suggestie, de historische illusie als levende werkelijkheid van wonderbaar hypnotische kracht. Ze geeft volkmaakt massa-spel”. Daarnaast ontkende Havelaar stellig dat de film een gevaar voor de openbare orde was. “In dagen van spanning zou de moreele emotie en strekking die van haar uitgaat, aanleiding kunnen geven tot revolutionaire woelingen. Thans is hier zoo iets niet te vreezen.” Klaarblijkelijk had Havelaar (nog) niets meegekregen van de sfeer op de kazernes.

ADDE 19-11-1926.jp2.jpg

Bioscoop Royal in de Langestraat speelde in op het verbod en bood een alternatief programma: Siberië, een film die ook speelde in Rusland maar in tegenstelling tot Potemkin juist een onmiskenbaar anti-revolutionaire strekking had. Een Amerikaanse draak van een film, waarvan volgens IMDb geen enkele kopie bewaard is gebleven (ADDE 19-11-1926)

Het was een ongelukkig toeval, maar tegelijk met de protestvergadering hield de lokale afdeling van de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP) zijn jaarvergadering elders in de stad, in De Keizerskroon op de Hof. Ook daar kwam natuurlijk het burgemeesterlijk optreden ter sprake en de vergadering nam unaniem een motie aan, waarin het verbod van de burgemeester werd afgekeurd en de gemeenteraadsfractie van de SDAP werd opgeroepen de burgemeester hierover om verantwoording af te leggen.

Gemeenteraad

Zo gezegd, zo gedaan. Op vrijdag 5 november vroegen de raadsleden Schrijver (Communistische Partij Holland, CPH) en Noordewier (SDAP) opheldering van de burgemeester. Schrijver was in zijn commentaar het felst. De communist lanceerde zelfs een persoonlijke aanval op Van Randwijck, die bekend stond als een vrijzinnig denkend man. Ooit had men de burgemeester ‘de roode graaf’ genoemd, maar volgens Schrijver werd nu in de stad gefluisterd over ‘de kleine Mussolini’. “Spr. vraagt of de burgemeester de Potemkinfilm heeft gezien. Acht hij de vertooning nadeelig voor de openbare orde. Heeft u de film op eigen hand verboden, of heeft u bevel van hooger hand gekregen? In Amersfoort zal de Potemkinfilm worden opgevoerd en dank zij de reclame van den burgemeester, door velen worden gezien. Trots alle verbod zal de film worden vertoond en daar komen geen burgemeesters aan te pas.”

Ook Noordewier keerde zich tegen het verbod, maar hij hield het vooral zakelijk. Hij vreesde imagoschade voor de stad. Het gemeentebestuur voerde in die jaren een reclamecampagne waarin Amersfoort tot een ‘centrum van geestelijk en kunstzinnig leven’ verklaard werd; met het meermaals aantasten van het vrije woord plaatste de stad zich in een heel ander licht.

De verdediging van Van Randwijck maakte - achteraf gezien - geen al te sterke indruk. Hij zag weliswaar geen gevaar voor revolutie in Amersfoort, maar vond het desalniettemin noodzakelijk op te treden “ter voorkoming van gebeurtenissen, welke slechts ongunstig kunnen werken op de gezonde, regelmatige evolutie van onze Maatschappij”. Hij was bang dat de film vooral jongeren aanzette tot “handelingen welke nu eenmaal in een geregelde orde van zaken niet toelaatbaar zijn. (...) handelingen dan óók, waarover de daders, mèt hun omgeving, gedurende lange jaren, wellicht hun geheele leven, de grootste spijt zullen hebben.” 

Een niet erg overtuigend argument, te meer omdat de burgemeester op geen enkele manier hardmaakte hoe reëel die zorgen waren. De film was al bijna driekwart jaar in omloop en nergens - niet in Nederland noch in het buitenland - had de film daadwerkelijk tot onlusten geleid. Het hek is van de dam, als je je door een op niets gebaseerde angst voor onbezonnen daden laat leiden. Dan kun je elke week verboden uitvaardigen voor evenementen waarbij eventueel de gemoederen hoog kunnen oplopen. Bovendien beschikte de burgemeester over andere instrumenten om zijn doel te bereiken: hij kon ook de jeugd tegen onbesuisd gedrag beschermen door de leeftijdsgrens van de film, die overal op achttien jaar was gesteld, op te hogen naar 21 jaar (toentertijd de kiesgerechtigde leeftijd).

In het krantenverslag van de raadsvergadering (de officiële notulen van de gemeenteraadsvergaderingen uit die periode zijn niet bewaard) formuleerde de burgemeester zijn verdediging in twee ellenlange zinnen die je drie keer moet lezen om goed te begrijpen. Een signaal hoe hij zelf ook worstelde met het verbod?

Hoe dan ook, de fracties van communisten en sociaaldemocraten in de raad waren niet overtuigd en dienden een motie van afkeuring in tegen de burgemeester. De motie werd verworpen met vijf tegen zestien stemmen. Alle andere partijen in de raad (een katholiek en een antirevolutionair raadslid participeerden in het debat en steunden de burgemeester, zo ook één wethouder) zagen in het verbod geen enkel bezwaar.

Besloten vereniging

De progressieve, linkse burgerij liet zich door de stemming in de raad niet ontmoedigen. Tijdens de eerdergenoemde protestvergadering was het plan opgevat om de film dan maar in besloten kring op te voeren. Op 25 november werd daartoe een nieuwe vereniging opgericht, De Film genaamd, met als doel: het organiseren van besloten filmvoorstellingen. Iedereen die zich aanmeldde, mocht lid worden. Voor leden van de SDAP was het lidmaatschap zelfs gratis; de partij betaalde de contributie. Door middel van een grote advertentie in de krant liet men weten dat De Pantserkruiser Potemkin alsnog in bioscoop De Arend vertoond zou worden, alleen voor leden van De Film, van vrijdag 3 december tot en met donderdag 9 december (alleen op maandag niet).

Volgens verschillende kranten liep het storm na de aankondiging. De Telegraaf schreef dat het aantal aanmeldingen zo groot was “dat de film veel meer keeren moet worden afgedraaid, dan oorspronkelijk de bedoeling van den bioscoop-exploitant was.”

De burgemeester liet het passeren. Een opvallende stap, gezien de gebeurtenissen in Vlissingen. Ook daar had de burgemeester een verbod uitgevaardigd en was door de lokale afdeling van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling (een sociaaldemocratische culturele vereniging) een besloten filmvereniging opgericht om alsnog de film te vertonen. Maar daar liet het gemeentebestuur het er niet bij zitten. Zij nam de administratie van de vereniging in beslag en stapte naar de rechter om de vereniging te verbieden. De vereniging was namelijk opgericht uitsluitend met het doel om in te gaan tegen een verbod van de burgemeester en de gemeente vond dat dat als een strafbaar feit moest worden aangemerkt (de vereniging “beoogde ongehoorzaamheid aan en overtreding van de wet”). Aanvankelijk gingen verschillende rechters met die argumentatie mee en veroordeelden de vereniging tot een boete van veertig gulden. Maar de oprichters gingen steeds in hoger beroep en werden uiteindelijk bij de Hoge Raad - het was toen al december 1927 - in het gelijk gesteld. De vrijheid van vereniging woog uiteindelijk toch het zwaarst.

Garnizoenscommandant houdt zijn poot stijf

Nogmaals, de Amersfoortse burgemeester Van Randwijck liet het zover niet komen. Hij dreef de zaak niet op de spits. Maar de plaatselijke garnizoenscommandant, kolonel Pabst, nam daar geen genoegen mee. Het was juist in de voorafgaande weken enkele malen onrustig geweest in de stad met vechtpartijtjes en vernielingen door dienstplichtigen op herhaling. Toen hij vernam dat zich ook militairen voor de nieuwe vereniging De Film aameldden, verbood hij onmiddellijk alle in Amersfoort gelegerde militairen lid te worden van de vereniging. Bovendien ontzegde hij hen ook de toegang tot bioscoop De Arend op alle dagen dat Potemkin daar draaide. Voor het gebouw op de Arnhemsweg werd een wacht geplaatst - militaire politie in burger - om iedereen die als militair bekend stond - in uniform of in burger - tegen te houden.

Pabst.jpg

Kolonel Pabst in 1937. Foto: Archief Eemland

Het leidde in sommige legerkringen tot ongenoegen. “Naar men ons mededeelt, heerscht er in onderofficierskringen groote ontevredenheid over deze dienstorder,” zo wist de socialistisch krant Het Volk te melden. Enkele militaire muzikanten werden door het verbod direct in hun portemonnee getroffen. Zij speelden namelijk in het bioscoopstrijkje ter begeleiding van de stomme films en die snabbel ging in die bewuste week aan hun neus voorbij.

Ook de bioscoopexploitant, Steeman genaamd, was natuurlijk niet blij met het optreden van kolonel Pabst. Een belangrijk deel van zijn klantenkring bestond uit militairen en dus vreesde hij een gevoelig omzetverlies. Zelfs een kopje koffie of een biertje in het theatercafé was verboden op avonden dat de film vertoond werd. Een gesprek tussen beide leidde tot niets en Steeman diende daarop een klacht in bij de politie tegen de garnizoenscommandant. Ook ging er naar het Ministerie van Oorlog een brief op hoge poten met de eis voor schadevergoeding en intrekking van het verbod.

ADDE 2-12-1926.jp2.jpg

ADDE 2-12-1926

Hoe het allemaal is afgelopen, is niet meer te achterhalen. Feit is wel, dat de uiteindelijke vertoning van De Pantserkruiser Potemkin in Amersfoort grote belangstelling trok, hoewel de film volgens de krant zeker niet alle dagen uitverkocht raakte. Een eerste recensie in de Amersfoortse pers verscheen op 4 december 1926. De correspondent van De Eemlander hield aan de film gemengde gevoelens over. Vol lof was hij over de cinematografische aspecten, minder te spreken was hij over het verhaal. “Een inhoud, geenszins vrij van sensatie en zeer tendentieus. Inderdaad komen er veel verschillende scenes in voor, die heel veel te denken kunnen geven. Bepaald gevaarlijk kunnen we deze film echter niet vinden. En de meening, dat zij voor een zeker gedeelte van de bevolking aanleiding zou kunnen geven tot onregelmatigheden kunnen we dan ook niet deelen. Ten minste wanneer men deze film bekijkt uit werkelijk historisch oogpunt. Wil men de geschiedenis gebruiken, of beter misbruiken, dan zijn er zeker bedenkingen te maken.”

Stemmen in de pers

Ondertussen was het optreden van de Amersfoortse burgemeester en van de garnizoenscommandant nauwlettend door de pers gevolgd, in de stad en ver daarbuiten. Onder de voorstanders van het filmverbod blies vooral de lokale katholieke Eembode hoog van de toren. Op de protestvergadering van De Komende Cultuur reageerde de krant cynisch: “Het zeer verstandig besluit van Burgervader Van Randwijck, zijn gemeentenaren niet bloot te stellen aan communistische infectie door Potemkin-filmvertooningen, lokt communistische kringen uit tot protestvergaderingen. Het ordelievend deel van de Amersfoortsche bevolking en dat is gelukkig nog wel 99 procent, is den burgervader intusschen dankbaar voor zijn verstandig besluit.”

Enkele weken later, toen de vereniging De Film was opgericht “om middels de Potemkin-gruweltendenzen weer ‘n massa menschen te infecteeren met allerlei moreele smetstof” pleitte de krant opnieuw voor een verschijningsverbod: “het bioscooppubliek bestaat niet uitsluitend uit menschen, die dóórdenken en zich mogen verheugen in een toereikend quantum gezond verstand. Integendeel.” Daarom zou in elke plaats met een garnizoen, maar ook overal waar het proletariaat sterk vertegenwoordigd is - dus in alle mijn- en industriesteden - de film verboden moeten worden.
“Al geeft ze ook niet direct aanleiding tot ongeregeldheden, ze voedt zekere driften en gevoelens, welke kunnen uitbotten in orde-verstorende daden. Wie dit niet inziet, speelt onbewust in de kaart van de Sovjet, die in zijn anti-kapitalistisch vuistje lacht, omdat hij de meest excessief kapitalistische handel, n.l. de Europeesche filmhandel als een blind paard heeft weten te spannen voor zijn propagandistische praalwagen.” Aldus de Eembode van 26 november 1926, de spreekbuis van katholiek Amersfoort.

Lijnrecht hiertegenover stond de progressief-liberale krant, het Amersfoorts Dagblad De Eemlander. Volgens die redactie sloeg het gemeentebestuur met het verbod een verkeerde weg in. Ze begaf zich op een hellend vlak zodra ze de oren liet hangen naar de publieke opinie om allerlei stukken te gaan verbieden; “met een beroep op dit verbod zal aanstonds een censuur kunnen worden gevraagd, die eenvoudig ondraaglijk is.” In het commentaar bestreed de krant nadrukkelijk de zorgen van de confessionele leiders. De christelijke stuurmannen hoefden niet bang te zijn dat hun aanhang hun hoofd verloor: die aanhang ging sowieso niet naar de bioscoop en zeker niet naar zo’n film. Ook de Katholieke voormannen konden gerust zijn; de film had al in het zuiden gedraaid en nergens waren problemen ontstaan. Integendeel, zo vroeg de krant zich af: bond men met het verbod niet het paard achter de wagen? “Menigeen is al naar Utrecht geweest om den Potemkin-film te zien en als deze hier ter stede in besloten kring zal worden opgevoerd, zal de toeloop enorm zijn, juist door het verbod. Men bereikt dus het tegendeel van hetgeen men beoogd heeft en miskent bovendien de gevoelens van al die menschen, voor wie het woord “Vrijheid” nog geen ijdele klank is.”

ADDE 23-10-1926.jp2.jpg

Een dag nadat bekend werd dat in Amersfoort de film verboden was, plaatste de Rembrandtbioscoop een grote advertentie in het Amersfoorts Dagblad De Eemlander, om de film in Utrecht te komen bekijken (ADDE 23-10-1926)

Ook de landelijke pers oordeelde over het handelen van de Amersfoortse autoriteiten. Met name De Telegraaf keerde zich in niet mis te verstane bewoordingen tegen de censuur, gepleegd door de burgemeester en de garnizoenscommandant. Vooral die laatste moest het ontgelden. “Kunnen onze militaire autoriteiten (...) maar naar willekeur inbreuk maken op de grondwettellijke gewaarborgde burgerrechten van in dienstverband verkeerende Nederlanders? Onder zekere beperkingen bij de wet gesteld is aan iederen Nederlander het recht van vereeniging en vergadering toegekend, en geen autoriteit - zelfs geen garnizoenscommandant - is bevoegd, op dat grondrecht eigenmachtig inbreuk te maken. Vervalt dan dit recht wanneer die Nederlander zich in militairen dienst bevindt?” Wellicht kon een commandant tijdens de oefeningen nog wel paal en perk stellen aan het handelen van de dienstplichtigen, maar over wat zij in hun vrije tijd deden had de commandant niets te zeggen. Daarom was optreden noodzakelijk. “Het wordt tijd, dat tegen deze hoogstbedenkelijke verschijnselen van ongrondwettig machtsmisbruik ter bevoegde plaatse krachtig stelling genomen wordt. Wij leven in een land van groeiende vrijheidsbeperking. Met den dag wast het getal der verbodsbepalingen, waarmee wij, noodgedwongen, hebben rekening te houden. Vrijwel geen terrein of de overheid bakent er onze vrijheid van leven en bewegen af, en het ontbrak er nog maar aan dat een aanslag op onze grondwettelijke rechten werd gepleegd. Thans is het ook reeds zoover gekomen. De maat der onvrijheid loopt over. Het is hoog tijd, dat de Regeering een veto uitspreekt over de terroriseerende vrijheidsbeknottingen, waarvan de Amersfoortsche dienstorder een zoo gedurfd voorbeeld geeft.”

Heel wat luchtiger van toon was een spotdicht over Van Randwijck, dat in verschillende kranten verscheen.

“De burgervaar van Amersfoort,
Heeft “zoo gezien en zoo gehoord”,
“Potemkin” afgesloten.
Nu kijkt men niet in ‘t openbaar,
Want dat verbiedt de burgervaar,
Maar nu kijkt men... besloten.

Het aantal “leden” groeit en groeit,
De “club” (besloten ! !) bloeit en bloeit,
Als steeds in die gevallen.
En naar ons nu reeds wordt gemeld,
Als men die nieuwe “leden” telt,
Komt men tot duizendtallen !

Wanneer ik exploitant zou zijn,
Verzocht ik burgemeester fijn,
Mij geen verbod te sparen.
En ‘k zond hem steeds zoo vaak hij ‘t deed,
Zòò was ‘t verbod aan mij besteed...
Een kistje prachtsigaren !

ADDE 23-11-1928.jp2.jpg

ADDE 23-11-1928

Tot slot

Hiermee was voor Amersfoort het onderwerp Pantserkruiser Potemkin voorlopig afgedaan. Maar de film kreeg nog wel verschillende staartjes. Ten eerste werd in mei 1927 een landelijke vereniging opgericht die controversiële films ging aankopen en vertonen in besloten kring. De onmiddellijke aanleiding was een nieuwe Russische film (De Moeder, naar het boek van Gorki), die in tegenstelling tot De Pantserkruiser Potemkin wèl in de grote steden verboden werd. Een groep intellectuelen en kunstenaars (onder wie Joris Ivens en Menno ter Braak) besloten toen het Amersfoortse voorbeeld te volgen en zij richten de Nederlandsche Filmliga op. Anders dan hun Amersfoortse voorganger was dat geen eendagsvlieg: tot in de jaren dertig promootte en vertoonde de vereniging artistieke films.

Daarnaast kreeg men door alle perikelen rond De Pantserkruiser Potemkin meer behoefte aan een eenduidige beoordeling van films. In 1928 werd daarom de landelijke filmkeuring in het leven geroepen. De Pantserkruiser Potemkin was één van de eerste films die werden beoordeeld; de rolprent werd goedgekeurd voor iedereen van achttien jaar of ouder. Wie de film nog niet had gezien, kreeg dus een nieuwe kans. In Amersfoort draaide hij van 23 tot en met 27 november 1928, in de bioscoop Royal in de Langestraat. In de advertententie werd gesproken van een: “Sensationeel filmwerk in 6 deelen. Goedgekeurd door de Centrale Keuringscommissie zonder coupures voor personen boven 18 jaar.” Ook de krantenrecensie was lovend en riep iedereen op de film te gaan zien, alleen al vanwege de “aandoenlijke en roerende toneelen”. Over de controversiële inhoud werd niet meer gerept.

bijsluiter

Addy Schuurman is lokaal historicus

bronnen

Daniël Biltereyst en Thunnis van Oort, Censuurmodaliteiten, disciplineringspraktijken en film. Een comparatieve analyse van de historische receptie van Sergej Eisensteins pantserkruiser potemkin (1925) in België en Nederland, in: Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis, jg 8 (2011), nr. 1, pag. 53-82

Delpher
Archief Eemland, krantenarchief
Archief Eemland, archief Stadsbestuur 1811-1945

De film is helemaal te zien, met muziek: hier

    nog geen reacties

(maak u bekend met uw volledige naam)

opmerkingen

Steun de Stadsbron!

U steunt ons met een gift via IDeal al met een bedrag vanaf 2 euro per artikel.

Draag bij!