Inwoners van Amersfoort laten soms sporen achter op de meest onverwachte plekken. Het is daardoor mogelijk de stad te verbinden met allerlei roemruchte internationale stromingen en gebeurtenissen. Eerder schreef ik over een figuur uit de kringen rond Lenin en Trotski. Het hiervolgende verhaal leidt ons terug naar het Wenen van het fin-de-siècle.
Aanleiding is de vondst van een briefje van een arts uit Amersfoort in het archief van de welbekende grondlegger van de psychoanalyse Sigmund Freud. Het briefje is in het Duits geschreven, gedateerd op 29 mei 1937 en ondertekend door ene J. Pollak. Beknopt beschrijft hij enkele jeugdherinneringen waarin Freud optrad.
Het briefje zet ons op het spoor van een wereldburger. Een man, afkomstig uit midden-Europa, maar jarenlang werkzaam in ‘de Oost’, in alle hoeken en gaten van Insulinde, van het toenmalige Nederlands-Indië. Een man, wiens wereldreis ten slotte eindigde in een villa op de Amersfoortsche Berg.
Wenen
Die man heette Johann Pollak. Hij werd geboren in 1860 in Nikolsburg, het huidige Mikulov. Het kleine stadje (ruim 7600 inwoners) ligt tegenwoordig in Tsjechië, vlak bij het drielandenpunt met Oostenrijk en Slowakije, maar die grenzen waren in zijn tijd nog niet zo streng getrokken. Al deze landen behoorden immers tot het Habsburgse keizerrijk, tot Oostenrijk-Hongarije. Nikolsburg/Mikulov lag en ligt op een goede vijftig kilometer van Wenen en daar volgde Johann aan de universiteit een studie geneeskunde.
Wenen was in die tijd een bruisend centrum van vernieuwing, waar heel Europa met bewondering naar keek. Op het gebied van kunsten en wetenschappen kon het zich meten met wereldsteden als Parijs en Londen. Johann ging om met studiegenoten die later een grote naam verwierven in het Europese culturele leven. Naast Freud was hij bijvoorbeeld bevriend met Arthur Schnitzler, twee jaar jonger dan Johann, studiegenoot, en later een wereldberoemd toneelschrijver.
Schnitzler hield een dagboek bij. Daarin omschreef hij Johann als iemand “der sich immer mehr im Cynismus wohlgefällt” (8 maart 1882) en veel later als een ‘onaangename mopperkont’: “ganz kluger, moroser, unzufriedener im ganzen kaum recht erfreulicher Mensch” (19 februari 1918). Dat weerhield de beide overigens niet om tot in de jaren 1920 contact met elkaar te onderhouden.
Legerarts in de tropen
In de dagboeken van Schnitzler werd Johann steevast ‘Jean’ genoemd, waarom is niet duidelijk. Een studentengrapje? Of wellicht een aanwijzing dat Johann droomde van een leven ver weg van Wenen en Oostenrijk? Feit is dat hij kort na zijn studie Wenen verliet; hij wilde varen. Na enkele omzwervingen kwam Johann terecht in Nederland en daar nam hij in 1886 een functie aan als arts (‘officier van gezondheid’) voor het Nederlands-Indische leger; wat we tegenwoordig als het KNIL aanduiden.
Op 28 mei 1886 vertrok hij vanuit Rotterdam met het stoomschip Prinses Amalia naar Batavia. Aanvankelijk werd hij gestationeerd op Sumatra, afwisselend in de wijde omgeving van Padang op Sumatra’s Westkust en in Kotaradja in Atjeh. Door de Atjehoorlog ongetwijfeld een roerige periode. Later bracht het lot hem onder andere naar hospitalen op Java (Batavia, Oengaran, Magelang, Soerabaja), Borneo (Bandjermasin) en Ambon. In 1909 nam hij ontslag uit het leger en werd hij civiel arts in Bondowoso op Oost-Java. Daar verbleef hij tot 1917.
In Indië werden ook zijn twee dochters geboren, Friederike (1893-?) en Maria Dorothea (1894-1975), maar zij keerden in 1906 met hun moeder, Ernestina Bamberger (1862-1935), terug naar Nederland. De beide dochters gingen in Nijmegen naar de middelbare school. Ruim tien jaar leefde Johann dus gescheiden van zijn gezin. Eenzaam? Dat weten we niet; feit is wel dat hij naast zijn artsenpraktijk ook nog bestuurlijk werk op zich nam: hij werd onder meer lid van de gewestelijke raad in zijn regio. Pas in 1917 voegde de vader zich weer bij het gezin in Nederland.
Amersfoort heet vreemdelingen welkom
Het zou te ver voeren alle verhuizingen van het gezin en de diverse gezinsleden te volgen; het was een voortdurend komen en gaan. Den Haag, Nijmegen, Wenen, Mannheim... Tot ineens in 1925 Amersfoort in het vizier kwam.
Zoals wellicht bekend voerde de gemeente Amersfoort in de jaren tien en twintig van de vorige eeuw een uitgebreide city-marketingcampagne, gericht op rijke pensionado’s. Een speciaal daarvoor opgerichte ‘reclame-commissie’ bracht boekjes, postkaarten en folders uit, waarin de zegeningen van Amersfoort als woonplaats breed werden uitgemeten. “Vestigt U te Amersfoort” want “centrum van het land, goedkoope bouwgrond, boschrijke omgeving, uitstekend onderwijs, malariavrij”. Dat laatste argument moest vooral mensen uit Nederlands Oost-Indië aantrekken, gepensioneerden die het tropenklimaat wilden verruilen voor een gezondere omgeving.
Of het gezin Pollak zich door het werk van de reclame-commissie liet overtuigen laat ik graag in het midden. Feit is dat dochter Maria zich in oktober 1925 in Amersfoort vestigde, aan de Pieter Bothlaan 27 (in 1933 verhuisd naar de Groen van Prinstererlaan 6 en veel later nog naar de Treublaan 7a). Korte tijd later trok haar moeder bij haar in, bijna een jaar later, in juni 1926 gevolgd door haar vader. Het gepensioneerde echtpaar beleefde daar, voorzover was na te gaan, een rustige oude dag. Nergens bleek dat een van hen aan het maatschappelijk leven in Amersfoort deelnam; wel is bekend dat de dochter bij ALTA tennis speelde. In 1935 overleed de moeder, in 1937 de vader.
En het briefje?
Enkele maanden voor zijn dood schreef Johann een briefje aan Freud. Althans, een briefje met enkele jeugdherinneringen die betrekking hadden op Freud en in zijn archief terecht zijn gekomen. Tegenwoordig ligt het opgeslagen in de Library of Congress in Washington.
De eerste zin lijkt erop te duiden, dat het briefje niet direct aan Freud gericht was, maar aan mensen uit zijn directe omgeving, die een oproep hadden gedaan jeugdherinneringen aan Freud op te sturen.
De tekst luidt als volgt (onder aan dit artikel heb ik een nederlandse vertaling geplaatst):
Amersfoort, 29 mei 1937
Lieber Kollege,
Im Folgen finden Sie Ihrer Wunsch meine sehr spärlichen Erinnerungen an persönliche Berührungen mit Siegmund Freud zu Papier gebracht zu sehen, erfüllt.
Am 9. Juni 1880 saßen wir unser vier Candidaten fürs erste examen rigorosum (=examen voor het verkrijgen van de doctorsgraad, AS) im Prüfungssale der alten Gewehrfabrik in Wien. Einen von jenen vier jungen Leuten war Freud. Er befand sich damals im zwölften Semester (salvo errore) ich im sechsten. Als Student war er einige Jahre Assistent am physiol. Institut (Brücke - Saner) gewesen und hatte dadurch keine Zeit gefunden sich auf die gewöhnlichen Prüfungen vorzubereiten. Bei uns Jüngeren genaß er schon damals den Ruf eines ganz außerordentlich begabten Menschen.
Im Juni 1884 hörte Freud, daß ich die Absicht hätte einige Reisen als Schiffarzt auf österrechischen Dampferen zu machen - es war zur Zeit, als Koller seine ersten Versuche mit Cocain ausführte - und ersuchte mich etwas Cocaine mitzunehmen und damit an Seekrauten (=cannabis, AS) zu experimentieren, was ich auch tat. Leider mit negativem Erfolg.
Mit besten Gruße und auf baldiges Wiedersehen
Ihr J. Pollak
Cocaïne
Het eerste verhaal spreekt voor zich, maar aan tweede verhaal kleeft een pijnlijke geschiedenis. Welnu, in die tijd werd in de geneeskunde volop gebruik gemaakt van opium en opiaten als pijnstiller. Met als gevolg dat menig patiënt na een kuur met verslavingsverschijnselen te kampen had. Daarom ging men op zoek naar andere pijnstillers en in het Wenen van de periode 1880-1885 dacht de jonge, bijzonder ambitieuze Freud de oplossing te hebben gevonden: cocaïne. Vooral bij hartklachten en ‘nerveuze uitputting’ vervulde het middel volgens hem goede diensten. Hij schreef er een verhandeling over (‘Über Coca), gebruikte enige tijd zelf en raadde het aan mensen in zijn directe omgeving aan - en dus ook onze Johann Polak. Aan de adviezen van Freud is minstens één goede vriend ten onder gegaan.
Freud en zijn verloofde, 1885. Ook zij gebruikte op aanraden van Freud enige tijd cocaïne.
Freud moest dus op zijn schreden terugkeren. Maar de experimenteerzucht met cocaïne leverde elders in de geneeskunde wel bevredigende resultaten op. Elke oogarts is er mee bekend: in de dagelijkse praktijk wordt het werk aan de ogen bemoeilijkt door het knipperen met de ogen. Mede op aanraden van Freud ontdekte een Weense oogheelkundige - de in het briefje genoemde Koller - dat een plaatselijke verdoving met een cocaïne-oplossing dit probleem oploste. Hij werd er wereldberoemd mee.
Zo is dus het raadsel van het briefje opgelost.
Cesar-therapie
De geschiedenis van Johann Pollak heeft nog een staartje. De oudste dochter Friederike was enige tijd een gevierd operazangeres; ze trad op onder de naam Fritzi Pollak en was verbonden aan diverse gezelschappen in Nederland (de Nationale opera in Den Haag) en Wenen (de Volksoper). Ze trouwde echter, vertrok naar Wenen en verdween daar in de anonimiteit.
De jongste dochter Maria was in 1918 in Wenen getrouwd met ene Julius Cesar, maar dat huwelijk hield niet lang stand. In 1930 werd de scheiding definitief. Zoals we gezien hebben, woonde ze toen al jarenlang in Amersfoort, met haar twee kinderen Tommy en Peter en haar ouders. Om in haar levensonderhoud te voorzien opende ze een praktijk als heilgymnaste ofwel bewegingstherapeute. Op dat gebied behoorde ze tot de pioniers in Nederland. Het vak was ontwikkeld door een Amerikaanse therapeute en Maria was een van haar eerste leerlingen. Maar spoedig gaf zij een eigen wending aan de bewegingsleer en noemde die naar de achternaam van haar kinderen: de Cesar-therapie. Nog steeds een begrip wanneer het gaat om het behandelen en voorkomen van klachten door een verkeerde houding of verkeerde bewegingen. Met Amersfoort als geboorteplaats.
bronnen
Delpher.nl
Archief Eemland, Haags gemeentearchief, Streekarchief Nijmegen
Het dagboek van Schnitzler is hier te vinden
Het bewuste briefje is hier te vinden. Op verschillende sites wordt het briefje toegeschreven aan Isidor danwel Josef Pollak. Die figuren hebben echter nooit in Amersfoort gewoond.
Over Freud: P. Gay, Sigmund Freud: zijn leven en werk (Baarn 1988)
Nederlandse vertaling van het briefje:
Beste collega,
In het volgende wordt uw wens vervuld om mijn schaarse herinneringen aan persoonlijke contacten met Siegmund Freud op papier te zetten.
Op 9 juni 1880 zaten wij, vier kandidaten voor het examen voor het verkrijgen van de doctorstitel, in het examenlokaal van de oude geweerfabriek in Wenen. Een van die vier jongeren was Freud. Hij zat toen in zijn twaalfde semester (als ik me niet vergis), ik in mijn zesde. Als student was hij enkele jaren assistent aan het Fysiologisch Instituur (prof. Brücke en Saner) geweest en had daardoor geen tijd gezien om zich op de gebruikelijke examens voor te bereiden. In onze kringen had hij toen al de reputatie van een heel bijzonder begaafd mens te zijn.
In juni 1884 vernam Freud dat ik het voornemen had om enkele reizen als scheepsarts op Oostenrijkse stoomschepen te gaan maken - in die tijd deed Koller zijn eerste experimenten met cocaïne - en verzocht mij wat cocaïne mee te nemen en daarmee met cannabis te experimenteren. Dat deed ik ook, helaas zonder succes.
Met vriendelijke groeten en een spoedig weerzien