Vuurwerkverbod? Kwaadwillenden hebben knallend machtsmiddel in handen
Even een paar feiten over de afgelopen jaarwisseling. Dertienhonderd gewonden. Twee dodelijke slachtoffers. Driehonderd aanhoudingen. Agenten die werden belaagd in enkele steden. In Breda was de situatie zo ernstig, dat de politie zich terugtrok en de hulp van de Mobiele Eenheid inriep. Er waren in totaal 9300 geregistreerde incidenten; bijna vierhonderd meer dan een jaar eerder. Naar verluidt ligt het aantal incidenten in werkelijkheid hoger. Agenten zouden geen aangifte meer doen van alles waarmee ze worden geconfronteerd.
Een week na de jaarwisseling meldden de landelijke media dat zich een meerderheid aftekent in de Tweede Kamer tegen ‘gevaarlijk vuurwerk’. Twee weken later waren ook CDA en VVD om: geen knalvuurwerk en vuurpijlen meer. De draai van de VVD was opmerkelijk, want de liberalen willen van oudsher de burger met zo min mogelijk regels opschepen. De omwenteling kwam nadat enkele VVD-burgemeesters om ingrijpen hadden gevraagd; onder anderen Jan van Zanen (Utrecht) en Johan Remkes (Den Haag). Die burgemeesters zitten nou eenmaal dichtbij het vuur.
Uit steekproeven zou blijken dat ook de burger het wel gehad heeft met dat gevaarlijke vuurwerk. Twee derde wil zelfs een algeheel vuurwerkverbod.
Als politieke duider - en zéér gemiddelde Nederlander in een rijtjeshuis - neem ik nu even de vrijheid om te putten uit mijn eigen ervaringen. Rampen vonden daarin niet plaats. Ik raakte nooit gewond. Er werd geen blijvende schade aan mijn onroerend goed toegebracht. Ik zal de ervaringen niettemin met enige terughoudendheid opschrijven. De realiteit wordt al snel zo pathetisch en een verslag daarmee zo’n klaagzang.
Enfin. Het gebeurde tien jaar lang, zo’n vijf dagen per jaar. Van de laatste week voor oudjaar tot de jaarwisseling. Tien tot twintig opgeschoten pubers verzamelden zich dagelijks op het pleintje voor mijn huis. Elke middag en elke avond.
Het was zaak de auto elders te parkeren en een sjaal in de klep van de brievenbus te proppen, tegen de rook. De gordijnen aan de straatkant moesten tijdig worden neergehaald, anders bestond het risico dat je één van die jongens zomaar recht in de ogen keek. Meteen werd er dan een serie rotjes of zwaarder geschut naar je ruit gegooid. Al maakte dat sluiten van de gordijnen niet heel veel uit; het vuurwerk werd sowieso doorlopend tegen de gevel geworpen.
Voor onze jonge kinderen richtten we een tijdelijke slaapkamer in aan de achterzijde van ons huis. Je moest eraan denken nooit de hoofdentree van het huis te gebruiken en altijd steels via de achtertuin te verdwijnen. Zodra je in zicht kwam, werd je bekogeld.
Ongeloof
Aanvankelijk, zo begin jaren ’90, reageerde ik met ongeloof. En met het bellen van de politie. Die liet steevast op verveelde toon weten dat er geen agenten zouden komen. Want die ‘jochies’ zouden meteen de benen nemen. En ik was toch ook jong geweest?
Hierna volgden een paar jaar van doffe berusting. Met het laten repareren van de afvalbak op het pleintje wachtte ik tot nieuwjaar. Die bak werd al een week voor oudjaar uit de standaard gerukt en in brand gestoken. Het grondig reinigen van de gevel moest wachten tot de storm was geluwd. Pas daarna begon ik ook de voortuin te ontdoen van de bergen veelkleurig papier. Weer later namen mijn vrouw en ik een hotel. De kinderen logeerden bij vrienden.
Brave huisvaders
Totdat de ‘jochies’ op een zeker moment spoorloos verdwenen. Ze zullen inmiddels, twintig jaar later, zijn opgegroeid tot brave huisvaders.
Tot zover. De vanzelfsprekendheid waarmee dit alles werd gedoogd, is over. Een vuurwerkverbod lijkt er aan te komen, al is de scheiding tussen legaal en illegaal nog niet helemaal duidelijk. Een voorlopige vuistregel luidt: alles wat knalt, gaat uit het assortiment. Een verzet onder vuurwerkverkopers blijft uit. Het AD sprak handelaars die zeiden dat vuurpijlen toch al nauwelijks worden verkocht. Het gevaarlijke vuurwerk zou maar 15 tot 20 procent vormen van de omzet. Er is voorts vuurwerk in omloop dat toch al illegaal is.
Het instellen van een verbod lijkt een fluitje van een cent met zoveel draagvlak. Het kabinet wil hier al eind februari een besluit over nemen. Het handhaven daarvan lijkt echter schier onmogelijk. De kwaadwillende vuurwerkliefhebbers hebben namelijk een knallend machtsmiddel in handen.
Boze boeren zorgden eind vorig jaar voor vernielingen; denk aan de grasmat van het Malieveld en de monumentale deur van het Groningse provinciehuis. Ook ontregelden ze het verkeer. Die boeren protesteerden, anders waren ze wel vreedzaam op hun akker gebleven. De vuurwerkvandalen protesteerden tot dusverre niet, al zou je hun activiteiten kunnen verwarren met een opstand tegen een groot sociaal onrecht.
Wat kunnen we verwachten als er een vuurwerkverbod komt om tegen te protesteren? De Amsterdamse burgemeester Femke Halsema loopt daar alvast op vooruit. Ze is bezorgd over de veiligheid van de handhavers. Ze kan op lokaal niveau maatregelen nemen, maar die leveren weinig op zolang gevaarlijk vuurwerk in de handel blijft. Dat laatste is namelijk een landelijke verantwoordelijkheid.
De Amsterdamse politiecommissaris Jan Pronker voorspelde in het AD: ,,Een afsteekverbod zal leiden tot een reactie van kwaadwillenden. Dan moet de politie optreden, in grotere getalen, zwaar beschermd.’’ Zijn burgemeester constateerde dat juist de politie kampt met een gebrek aan menskracht.
In Den Haag klinkt spierballentaal. Klaas Dijkhoff (VVD) sprak van ‘tuig dat zich misdraagt’. Hij vindt dat de politie ‘steviger op mag treden’ omdat we ‘hufterig gedrag’ niet meer pikken. Chris van Dam (CDA) pleitte voor een discussie over ‘normen en waarden’.
Tja.
Hoe staan de zaken ervoor in Amersfoort? We zijn er nog niet uit. Burgemeester Lucas Bolsius erkent de problemen en beraadt zich op concrete maatregelen. De BPA denkt aan een totaalverbod. GroenLinks wil bij een verbod wel een gemeentelijke vuurwerkshow, bijvoorbeeld op het evenemententerrein aan de Hamseweg.
Die show moet een ‘feestelijk’ karakter krijgen. Huh? Feestelijk? Ja, want dat was het ooit. Oudjaar was van oorsprong een feest.
Plaatsvervangend korpschef Henk van Essen bracht dit in de herinnering en constateerde dat er tegenwoordig wel érg veel politie moet worden ingezet ‘voor een feest’.