'Niemand jaagt me hier weg'
,,Ik krijg nogal eens verbaasde blikken als ik zeg dat ik geen trauma’s heb overgehouden aan de oorlog. Toch is het zo. Ik kan mij niet anders herinneren dat er oorlog was in Afghanistan. Ik draag het voor altijd bij me, maar het hindert mij niet in mijn dagelijks leven. Het is gelopen zoals het is gelopen. Ik weet was het is om in beperking te leven en omgeven te zijn door geweld, maar bang ben ik nooit geweest. Het ergste vond ik dat ik niet naar school mocht terwijl ik daar juist zo naar had uitgekeken.
Mijn ouders gaven mij, mijn broer en mijn zusje thuis onderwijs: lezen, schrijven, rekenen. Verder herinner ik mij dat we in ons patiotuintje groente en fruit kweekten want voedsel was schaars. Werkelijk alles hebben mijn ouders gedaan om het leven voor ons zo draaglijk mogelijk te maken. De narigheid werd buiten de deur gehouden. Zo hadden zij het bedacht en zo gebeurde het in de werkelijkheid. Ik kijk daar met veel respect op terug.’’
Zó begon ik mijn artikel over Hosnia Anwar die ik vier jaar geleden interviewde in haar toenmalige woonplaats Leusden. De Afghaanse vluchtte in 1999 op 9-jarige leeftijd samen met haar ouders, broer, zus en neef naar Nederland. Ze sprak destijds openhartig over het integratieproces en de worsteling met haar identiteit. Was ze nou Afghaanse of Nederlandse? Een weerzien met haar geboortestad Kabul, op 18-jarige leeftijd, gaf haar innerlijke rust. ,,Het voelde alsof ik weer verder kon met mijn leven.’’
Benieuwd hoe het Hosnia (30) sindsdien is vergaan, zocht ik haar onlangs weer op.
Afghaanse of Nederlandse is dat nog een issue voor je?
Hosnia Anwar: ,,Nee niet meer. De reis naar Kabul in 2008 heeft me duidelijk gemaakt dat het land me heeft gevormd tot wie ik ben. Er zal altijd een verbinding zijn met Afghanistan, maar ik hou het lijntje niet meer zo krampachtig vast. Ik weet dat het er is. De Afghaanse cultuur zit diep in me en koester ik, maar daarnaast huist deels de Nederlandse cultuur inmiddels ook in mij. Feitelijk ben ik een mix van beide culturen. Overigens vinden mijn Afghaanse vriendinnen dat ik flink verwesterd ben.’’
Hebben zij daarin gelijk?
,,In zekere zin wel, ja, maar dat heeft ook te maken, denk ik, dat zij religieus zijn en ik niet. Het geloof is hun houvast, hun richtlijn.’’
Even later: ,,Ik zal je een treffend voorbeeld geven waarom zij beweren dat ik westerse trekjes heb. Als mijn zus opbelt en zegt dat ze wil langskomen en ik antwoord dat dat niet uitkomt, is dat voor Nederlandse begrippen een doodnormale reactie. In de Afghaanse cultuur is zo’n reactie ondenkbaar. Daar is er áltijd tijd voor je familie. Voor familie moet alles wijken – dat is vanzelfsprekend.’’
Een goede vriend van je en tevens oud-werkgever typeerde je gekscherend als een Hollands wijf.
Lachend: ,,Als hij daarmee bedoelt dat ik in de loop der jaren mondiger ben geworden en voor mezelf kan opkomen, klopt dat wel, ja.’’ Onmiddellijk daarna: ,,Van nature ben ik bescheiden en beleefd, soms bij het overdrevene af. Tijdens mijn werk als ergotherapeut spreek ik cliënten altijd met u aan, ook als ik ze al enige tijd behandel. Het voelt voor mij gewoon niet goed als ik ze met je en jij aanspreek. In Afghanistan is het gebruikelijk dat je respect toont voor een ouder iemand. Ik heb ook nog nooit een docent getutoyeerd. Nooit! Op dat vlak ben ik echt een Afghaanse.’’
Wanneer voel je je nog meer Afghaanse?
,,Als ik op de dansvloer sta. En dat gevoel had ik heel sterk toen ik vorig jaar trouwde. Afghanen dansen anders dan Nederlanders hè, eleganter vooral.’’
En wanneer komt expliciet het Nederlandse gevoel bovendrijven?
,,Als ik terugkeer van een vakantie in het buitenland. Nederland voelt dan voor mij echt als thuiskomen. Niemand jaagt me hier weg. Ik voel me hier veilig en op mijn gemak.’’
Je bent inmiddels getrouwd met een Nederlandse man.
,,Ik vond het best moeilijk om mijn ouders te vertellen dat ik omgang had met een Nederlandse man. Ik had altijd verkondigd dat ik zou trouwen met een man van Afghaanse afkomst. Dat was voor mij zo vanzelfsprekend. Mensen in mijn omgeving waren dan ook verbaasd. Jij met een Nederlandse man? Ja dus.
Mijn vader was direct positief, maar mijn moeder moest aanvankelijk erg aan het idee wennen. Tja, als moeder had zij zo haar eigen gedachtes over de toekomst van haar oudste dochter. Ik begreep haar reactie wel. Toen ze hem beter leerde kennen, was ze om en zag ze mijn vriend niet als Nederlander maar als persoon. En die persoon beviel haar.’’
In de Afghaanse cultuur, heb ik begrepen, trouwen niet alleen de man en vrouw met elkaar, maar eigenlijk ook hun beide families.
,,Dat is inderdaad zo. Onze families kunnen goed met elkaar overweg, maar ik verlang echt niet dat ze maandelijks bij elkaar over de vloer komen. Asjeblieft zeg. Ja, hier spreekt de Nederlandse in mij.’’
Voordat jullie een permanente verblijfsvergunning kregen, verbleven jullie in totaal in vijf asielzoekerscentra waaronder AZC Amersfoort aan de Barchman Wuytierslaan. Welke herinneringen heb je daaraan?
,,Geen al te beste. We zaten met z’n zessen in één kamer. Daar aten, speelden en sliepen we. Bovendien was het gebouw verre van schoon. Mijn broertje en ik zijn er veel gepest door andere jeugdige asielzoekers. De ene cultuur verdroeg de andere niet, zo’n sfeer heerste er. Ik vond het er absoluut niet aangenaam. Onveilig ook. Gelukkig kregen we na een aantal maanden huisvesting in Leusden toegewezen. Enige tijd later verbleef mijn tante in het AZC en toen waren de omstandigheden sterk verbeterd.’’
Vanaf de dag dat jullie asiel hadden aangevraagd, duurde het nog circa vierenhalf jaar voordat jullie een definitieve verblijfsvergunning kregen. Beschrijf die tussenliggende periode eens?
,,De angst om op een dag teruggestuurd te worden, was continu aanwezig. Vooral bij mijn ouders. Voor hen was het een zeer stressvolle periode. Mijn broertje, zusje, neef en ik gingen naar school, hadden afleiding, maar in huiselijke kring voelde je de spanning. Elke keer moesten mijn ouders met bewijzen komen om aan te tonen dat we niet voor niets waren gevlucht, dat ons leven in Afghanistan in gevaar was. Je merkt nu ook aan mijn vader dat die periode enorm veel van hem heeft gevergd. Zowel mentaal als fysiek. Hij is vermoeid.
Niemand vlucht voor zijn plezier. Als ik die beelden zie van vluchtelingen in tentenkampen, bekruipt mij een gevoel van onbehagen. Onmenselijk is het. De term gelukzoekers vind ik ook misplaatst. Iedereen is in zijn leven toch op zoek naar geluk?
Ik weet nog goed dat bij ons op een woensdag in 2004 de langverwachte brief op de deurmat plofte. Het stond er ècht: we kregen een permanente verblijfsvergunning. De wereld zag er ineens anders uit. Vanaf dat moment konden we plannen maken voor de toekomst, eindelijk’’.
In Afghanistan zijn er nog regelmatig bomaanslagen, volg je de gebeurtenissen in je geboorteland?
,,Ik volgde het eerlijk gezegd niet heel nauwgezet, ik wilde ver weg blijven van de ellende daar. Uit zelfbescherming denk ik, want voor je het weet word je erin meegezogen. Maar na het zien van de vierdelige BBC-documentaireserie Afghanistan: The Wounded Land werd ik toch getriggerd om vaker op internet en social media het nieuws te volgen. De documentaire laat Afghanistan in al zijn schoonheid zien, maar ook in al zijn lelijkheid en wreedheid als gevolg van burgeroorlogen en terrorisme. Die donkere kant was mij bekend, ik zat er als kind middenin, maar ik had geen beeld van Afghanistan als een modern land zonder oorlogsgeweld. Ik heb er gefascineerd naar gekeken. Ik hoop toch zo dat het ooit weer een land wordt waar mensen in vrede met elkaar kunnen samenleven.
En waar vrouwen gelijke rechten krijgen als mannen. Mijn ouders hebben zich daar altijd voor ingezet wat ze door de Taliban niet in dank werd afgenomen en dan druk ik mij zachtjes uit. In werkelijkheid werden hun progressieve denkbeelden verafschuwd.
Mijn ouders durfden te zeggen wat ze meenden, maar op een gegeven werd de dreiging te groot en moesten we vluchten.’’
Dan vragend: ,,Wist je dat op de geboorteakte van een kind alleen de naam van de vader en grootvader wordt vermeld, maar niet die van de moeder? Dat is toch raar.’’
(Enige maanden terug is er in Afghanistan een wetsvoorstel ingediend om ook de moedersnaam op de geboorteakte van hun kinderen te zetten. Het parlement moet nog goedkeuring geven)
Onderschrift: Hosnia als klein meisje thuis in Kabul, een Afghaanse pannenkoek etend.
Zijn je ouders gevlucht om jullie kinderen een betere toekomst te geven?
,,Zeg maar gerust überhaupt een toekomst! Ze hebben zich volledig weggecijferd voor ons. Kijk je diep in hun hart dan waren ze het liefst in Afghanistan gebleven.
Mijn vader was ingenieur en hoogleraar in Afghanistan, uiteindelijk vond hij hier werk bij het waterschap. Onder zijn niveau, maar het deerde hem niet. Hij was blij dat hij een baan had en zijn eigen geld kon verdienen. Inmiddels is hij met pensioen.
Mijn moeder werkte als arts en docent in Kabul. Momenteel werkt ze als doseerarts, dat is een arts die kennis heeft van stollingsfactoren in het bloed, trombose en antistollingsmedicijnen.
Ik heb ontzettend veel bewondering voor beiden. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen.’’
‘Ik krijg niks terwijl die buitenlanders alles krijgen’
In de zomer van 2017 slaagt Hosnia Anwar voor haar studie ergotherapie aan de Hoge School Amsterdam. Omdat er op dat moment weinig vacatures zijn in haar vakgebied, vindt ze enige maanden later emplooi als Wmo-consulent. In die hoedanigheid is ze de verbinding tussen cliënt en gemeente en onderzoekt ze de noodzaak van een voorziening aan de hand van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Het werk bevalt haar, al vindt ze het schrijven van rapportages geen eenvoudige opgave. ,,Ik ga nog weleens de mist in met de en het. Ook mijn zinsbouw is niet altijd even logisch. Voorheen kon ik dat van mezelf niet uitstaan, maar inmiddels ben ik een stuk milder geworden. Door er niet zo krampachtig over te doen, ben ik er minder onzeker over geworden.’’
Het is vooral het contact met de cliënt dat haar voldoening geeft. Op die ene keer na dan als ze een giftige opmerking naar haar hoofd krijgt geslingerd. Ze vertelt met iets harder stemgeluid: ,,De cliënt riep bozig: ‘ik krijg niks terwijl die buitenlanders alles krijgen’.
Ik schrok daar erg van. Ik dacht: ho ho ik ben zelf ook een buitenlander. Ik heb toen echt op mijn tong moeten bijten. Nee, ik ben de discussie niet aangegaan, want dat had totaal geen zin. Ik heb de cliënt alleen verteld dat het wel of niet toewijzen van een voorziening niets met afkomst te maken heeft. Vervolgens ben ik opgestaan en weggegaan. Maar eenmaal buiten raakte ik flink geëmotioneerd door het voorval. Ik had niet verwacht dat het me zo zou raken, maar het gebeurde wel. Ik voelde me aangesproken, ja. Ik kan slecht tegen onrechtvaardigheid en dit was daar een voorbeeld van.’’
Sinds kort heeft Hosnia haar droombaan gevonden, werkt ze als ergotherapeut voor volwassenen en ouderen bij Bartiméus in Zeist, een instituut voor mensen die slechtziend of blind zijn. ,,Daar ben ik helemaal op mijn plek.’’
Ook haar zus, broer en neef hebben hun weg gevonden in hun nieuwe thuisland. Hosnia’s broer is dit jaar afgestudeerd aan de VU als aardwetenschapper en begint in december aan zijn nieuwe baan. Haar zus is bezig met het afronden van haar stage voor haar master in de studie bewegingswetenschappen aan de VU, terwijl haar neef is afgestudeerd in gezondheidswetenschappen aan de universiteit Twente. Hij heeft een baan.