Amersfoort voelt als een warm gevoerde jas
Verlegen glimlachend staan ze zij aan zij in de deuropening. Beiden klein van stuk. Hij met een lichtgrijze capuchontrui om de schouders, zij met zwangere buik in bordeauxrode jurk. Huidige gemoedstoestand: in de zevende hemel. ,,De baby komt in april.’’
Aanstaande moeder Masara zag het levenslicht in Bagdad. Mushtaq in Mosul en hun eerste kind zal in Amersfoort ter wereld komen en opgroeien op een galerijflat met uitzicht op de Lange Jan, een toren waar ze tot voor twee jaar nog nooit van hadden gehoord.
,,Het leven loopt zoals het loopt’’, reageert Mushtaq nuchter.
Zó begon ik mijn artikel over het jonge en bescheiden Irakese stel dat ik in december 2016 thuis in Amersfoort bezocht. Zij vertelden destijds dat ze niet uit hun geboorteland gevlucht zijn om hier stil te zitten. Studeren, diploma’s halen en op zoek naar werk was het devies. Integreren in de Nederlandse samenleving, ze wilden niets liever. Hun gedachtes gingen zelden meer terug naar het door oorlog geteisterde Irak waar zij als christenen (minderheidsgroep) zich niet meer veilig waanden. ,,We hebben daar geen familie meer wonen.’’
Voor de goede orde: Masara kwam in 2008 met haar ouders en broers naar Nederland en nestelde zich in Sittard. Mushtaq ontvluchtte in 2013 met zijn familie Mosul en vestigde zich in de Achterhoek, in Groenlo. Ze leerden elkaar kennen via Facebook en kozen Amersfoort als woonplaats uit. Vanwege de centrale ligging.
Benieuwd hoe het hen sindsdien is vergaan, zocht ik hen onlangs weer op.
Mushtaq is een positief ingesteld mens. Hij zal naar eigen zeggen niet snel zijn hoofd laten hangen. Bovendien is God, benadrukt hij als goed christen, altijd met hem. Maar eerlijk is eerlijk, een klein jaar terug zat hij in zijn rats en maakte hij zich enigszins zorgen over zijn toekomst als metaalbewerker. Dat kwam zo: na een ernstig bedrijfsongeval zat de technische onderlegde Irakees drie maanden werkeloos thuis. Dat viel hem zwaar. Zijn onderarm zat in het gips en het was nog maar zeer de vraag of hij zijn beroep als metaalbewerker weer kon oppakken.
Mushtaq schuift naar het puntje van de ruim bemeten hoekbank en toont mij zijn linkerhand. ,,Deze, deze én deze vinger’’, wijst hij met de wijsvinger van zijn rechterhand aan, ,,waren kapot. Ze waren voor de helft afgesneden.’’ Met de pijn, antwoordt hij desgevraagd, viel het mee. Hij vermoedt omdat zijn lichaam stijf van de spanning stond. De schrik zat er flink in.
Wat volgt is een reconstructie over hoe het ongeval in de werkplaats heeft kunnen plaatsvinden. Kernachtig samengevat: zijn hand was onverhoeds langs de machinale draaibank gegaan. Als hem dit in Irak was overkomen, had zijn linkerhand nu geen vijf vingers meer geteld, maar slechts twee. Mushtaq beweert het stellig. ,,De dokters hadden de kapotte vingers er afgehaald. Zeker weten.’’
Gelukkig, heeft hij ervaren, is de gezondheidszorg in Nederland goed en heeft de dienstdoende chirurg in het Meander ziekenhuis kundig werk verricht. ,,Ik kan alle drie de vingers weer bewegen’’, zegt hij met een gelukzalige blik.
De chirurg had na de urenlang durende operatie nog een slag om de arm gehouden. Hij was eerlijk, vertelt Mushtaq. ,,Hij kon mij niet garanderen dat ik mijn vingers ooit weer goed zou kunnen bewegen. Maar toen het gips eraf ging, kreeg ik handtherapie en ben ik met positieve energie gaan oefenen. Ik moest en zou mijn vingers weer kunnen bewegen. En ook zo snel mogelijk weer aan het werk. Ik dank God dat het weer goed is gekomen.’’
Masara: ,,Onze gebeden zijn verhoord.’’
Kleine Mina
Ruim een half uur eerder. Net als vier jaar terug zwaait de voordeur van het huurappartement in de wijk Leusderkwartier wagenwijd open. Alleen staan Masara (31) en Mushtaq (35) Aqrawi nu niet met z’n tweeën in de deuropening. Kleine Mina is er ook, bijna drie jaar oud.
Bij de ontvangst zonder handdruk – vanwege het coronavirus houden we gepaste afstand – geeft Mushtaq al een update: ze zijn gezond, hebben alle twee een leuke baan, Mina heeft het naar zijn zin op de peuterspeelplaats en Amersfoort voelt inmiddels als een warmgevoerde jas.
Op het verlanglijstje, blijkt later in het gesprek, staat nog wel het kopen van een koophuis. Meerdere pogingen hiertoe zijn tot nu toe niet gelukt. Masara: ,,Maar nu met de coronacrisis zijn we gestopt met zoeken.’’
Toch was het bijna raak. Het betrof, vertelt Mushtaq, een appartement in de wijk Schuilenburg. Als hij eraan terugdenkt, kan hij er nog niet over uit. ,,Op een vrijdag hadden we overeenstemming bereikt met de makelaar. Maandag zouden we het contract tekenen. Maar op het allerlaatste moment belt de makelaar op dat hij een hoger bod heeft gekregen en de koop niet doorgaat. Niet netjes vind ik. Een deal is toch een deal?’’
De makelaar bood ijlings een ander appartement aan, maar ze bedankten. ,,Voor ons hoefde het niet meer.’’ zegt Mushtaq. Hij heeft er een bittere nasmaak aan overgehouden.
Masara: ,,In vergelijking met Irak is alles zo goed geregeld hier. En we zijn altijd met respect behandeld, maar dit voelde niet goed.’’
Mushtaq denkt niet dat discriminatie hierin een rol heeft gespeeld. ,,Dit ging puur om geld.’’
Masara serveert thee en zet een volle schaal Bastognekoeken op de witte salontafel. Mina banjert in de huiskamer. Bij mijn eerste bezoek moest het migrantenstel zijn weg op de arbeidsmarkt nog vinden. Die weg is inmiddels geplaveid. Op eigen kracht. Zowel Masara als Mushtaq heeft een baan. Zij werkt voor drie dagen in de week bij woonzorgcentrum De Koperhorst, hij heeft een 40-urige werkweek bij firma Van de Vecht RVS Apparatenbouw in Nijkerkerveen. Het integreren is hen, zeggen beiden, vrij eenvoudig afgegaan. ,,Hoewel er best momenten zijn geweest dat het moeilijk was’’, aldus Mushtaq. ,,Maar onze positieve instelling heeft ons gebracht waar we nu zijn. En onze sterke wil.’’
Masara knikt. Alvorens zij bij De Koperhorst aan de slag ging als thuisverzorgster, deed ze vrijwilligerswerk bij een zorginstelling. Ze somt op: tafels dekken, lunch verzorgen, activiteiten met patiënten ondernemen. Masara: ,,Ik deed het om de taal te leren en om onder de mensen te zijn. Dat is een goede keuze geweest."
Tegelijkertijd volgde de Irakese een Beroeps Begeleidend Leertraject en haalde ze haar diploma als thuisverzorgster. Haar vlijtige gedrag heeft inmiddels geleid tot een vaste aanstelling bij haar werkgever. Trots: ,,Ik ben nu ook bevoegd om medicijnen te geven.’’
Ook bij Mushtag geen gebrek aan motivatie. Hij had zijn zinnen gezet op een baan in de metaalsector. In Mosul, waar een familielid een metaalfabriek exploiteerde, had hij immers al ervaring opgedaan met metaalbewerking. ,,Maar zonder diploma’s zou ik weinig kans maken op een baan.’’ Op advies van NVA integratiewerk volgde hij de mbo-opleiding Metaalbewerking. De Irakees kijkt er met plezier op terug. ,,De meeste studenten waren een stuk jonger dan ik, maar ik heb mij altijd op mijn gemak gevoeld. Er was respect. Ik vond het wel jammer dat er nauwelijks Nederlandse les werd gegeven. Ik blijf de taal moeilijk vinden. Ik had in de eerste jaren liever meer grammatica gehad in plaats van alleen maar woorden leren. Of ik moeite had om een stageplek te krijgen? Helemaal niet.’’
Open armen
Ja, hij kent de verhalen dat migranten met een niet-westerse migrantenachtergrond moeilijk aan een stageplek komen. ,,Ik heb er geen last van gehad.’’ Sterker nog: op het bedrijf waar Mustaq stageliep – Van de Vecht – werd hij na het afronden van zijn studie met open armen ontvangen. Ook hij heeft intussen een vaste aanstelling. ,,Het is een klein bedrijf en dat bevalt me goed.’’
Gevraagd naar Irak zijn hun woorden schaars. Het verleden hebben ze naar de achtergrond verdrongen. Bagdad, benoemt Masara, is een mooie stad. Ze klapt de laptop open en toont een filmpje uit het straatbeeld van de Irakese hoofdstad, vlakbij waar ze heeft gewoond. ,,Het voelt niet meer als mijn stad’’, merkt ze op. Ook Mushtags gedachten dwalen zelden af naar zijn geboortestad Mosul dat na de oorlog met IS aan de wederopbouw werkt. Onomwonden: ,,Ik zou er niet eens op vakantie willen. Onze toekomst ligt hier.’’ Masara: ,,We leven van dag tot dag.’’
Het gesprek heeft Mina te lang geduurd.
Hij jengelt.