Wij zijn altijd met respect behandeld
Het is een niks-moet zaterdagochtend in huize Georges. De warme septemberzon prikt door het grote venster van de woonkamer, waar de kinderen Chabi en George loom en blootvoets op de bank voor de televisie hangen. De cartoonversie van de klunzige Mr.Bean zorgt voor schuddebuikvermaak. Maika serveert ondertussen hete opschenkkoffie met zelfgemaakt zoets en hartigs. Nadim toont trots zijn akoestische gitaar. Gekocht voor een habbekrats op Koningsdag. Het Syrische gezin, vanwege het oorlogsgeweld gevlucht uit hun geboortestad Al Hasakah, woont sinds anderhalf jaar in een van de gerenoveerde appartementen aan de Ganskuijl. Op driehoog. Ze voelen zich er thuis en bovenal veilig.
Van links naar rechts: Chabi, Maika, George en Nadim Georges. Foto: Marcel Koch
Zó begon ik mijn artikel over de familie Georges die ik in september 2016 thuis bezocht in Amersfoort. Zij vertelden mij destijds dat ze zo snel mogelijk de Nederlandse taal onder de knie wilden krijgen en zelfstandig wilden zijn. Terugblikken op hun persoonlijke situatie in Syrië en hun verblijf in een aantal asielzoekerscentra wilden ze niet. Te pijnlijk. Alleen de toekomst telt, benadrukten Maika (nu 37) en Nadim (42).
Benieuwd hoe het hen sindsdien is vergaan, zocht ik het gezin Georges onlangs weer op. Het adres, mailden ze een week voor de ontmoeting, was nog hetzelfde.
Maika neuriet in de keuken. Ze is jarig vandaag. Vanmiddag, vertelt ze, gaat ze met een van de kinderen naar de Hema om een chocoladetaart te kopen, maar verder zal de dag geen trekjes van verwennerij vertonen. In Syrië ging het net zo. ,,In onze cultuur is het niet de gewoonte dat een volwassene zijn verjaardag viert’’, zegt Maika terwijl ze thee inschenkt en een schaal met noten en koek op tafel zet. ,,Alleen als een kind jarig is, vieren we feest en worden familieleden uitgenodigd.’’
Maar de buurvrouw, van Nederlandse afkomst, waarmee ze iedere zaterdagochtend een aantal kilometers in en rond Dorrestein jogt, was zo attent om haar vanochtend een cadeau te geven. ,,Kijk, de kruidenbijbel’’, zegt Maika met een blij gezicht terwijl ze het geschenk boven haar hoofd toont.
Ze houdt erg van koken, vandaar.
Werkelijk iets te vieren had Maika toen ze haar pabo-diploma haalde. Dat is nu anderhalve maand geleden. ,,Ik stond te dansen in de woonkamer. Van blijdschap. Maar opgelucht was ik ook. Eindelijk, eindelijk mag ik mezelf gediplomeerd juf noemen!’’
In Syrië stond ze al tien jaar voor de klas, maar haar diploma’s werden hier niet geaccepteerd. En dus zat er voor de Syrische niks anders op dan weer terug te keren naar de schoolbanken. Na zes maanden taalles werd ze toegelaten op de pabo in Utrecht. Het werd, vertelt Maika, een driejarig leertraject van zweten en zwoegen. Ze wijst naar het kleine bureau in de zijkamer. ,,Daar heb ik heel wat uurtjes doorgebracht de afgelopen drie jaar. Tot ’s avonds laat aan toe. Maar ik moest het diploma halen, want ik wilde per se weer voor de klas staan.’’
Ze heeft haar doel bereikt. Sinds kort geeft Maika les aan de kleutergroep van basisschool Prins Willem Alexander in de wijk Randenbroek. Ze spreekt van een gouden kans, hoewel ze het ook spannend vindt. ,,Tijdens je stages kan je terugvallen op de leerkracht, maar nu moet ik alles zelf regelen en ook gesprekken voeren met de ouders van de kinderen. Het is vooral de taal waar je zo nu en dan onzeker van wordt. Spreek ik het woord wel goed uit? Gebruik ik het juiste woord?’’ Maar kom, ze staat zelfstandig voor de klas. ,,En dat is wat ik wilde.’’
Zonder wilskracht, zegt ze aansluitend, had ze dit niet bereikt. ,,Maar je moet ook het geluk hebben dat je de juiste mensen op het juiste moment treft. Wij kregen via de gemeente Parwin Shahbazy als trajectbegeleider toegewezen. Zij wist heel goed wat wij doormaakten, omdat zij zelf jaren terug gevlucht was uit Iran.’’ Expliciet noemt Maika ook haar buurman Koos van Noppen. ,,Hij heeft mij enorm geholpen bij het nakijken van mijn verslagen die ik tijdens mijn studie moest schrijven.’’
Ook Nadim moest weer op nul beginnen. Om enig kans te maken op de arbeidsmarkt volgde hij de beroepsbegeleidende leerweg (mbo BBL). Twee jaar lang zat Nadim met zijn neus in de studieboeken terwijl hij daarnaast vier dagen in de week werkte bij Schoneveld Beening, dat gespecialiseerd is in potplanten en gevestigd is in het Gelderse Wilp. Niet bepaald naast de deur, maar hij greep de kans met beide handen aan. Het reizen, met het openbaar vervoer, viel hem zwaar. Maar klagen deed hij niet. En nog steeds niet.
Inmiddels heeft de Syriër sinds een jaar een vaste aanstelling bij Schoneveld Beening. Nadim - hij studeerde in Syrië af als gewasbeschermer - beschouwt het als een eerste stap. ,,Op dit moment ben ik tevreden met wat ik doe. Ik voel me bij dit bedrijf op mijn plek, maar in de toekomst wil ik doorgroeien.’’
Kijk je de Syriër diep in zijn hart dan zou hij het liefst op den duur werkzaam willen zijn aan de Universiteit van Wageningen. Ook in Syrië gaf hij immers les in zijn vakgebied. ,,Maar mijn Nederlands is daarvoor nóg niet goed genoeg. Het gaat weliswaar steeds beter, maar langzaam.’’ Hij vervolgt openhartig: ,,De eerste jaren was ik bang om fouten te maken, waardoor ik vaak dichtsloeg. Gelukkig heb ik die periode achter me gelaten. Ik durf nu fouten te maken.’’
Merkt even later op: ,,Als we een woord niet goed uitspreken, worden we altijd gecorrigeerd door Chabi en George. Zij zijn onze woordenboeken.’’ De kinderen voelen zich thuis in Amersfoort. Ze praten goed Nederlands en hebben veel vrienden. Nadim: ,,Chabi heeft vioolles en George voetbalt bij CJVV. Hij herinnert zich niks meer uit Syrië. Chabi wel, maar slechts enkele details.’’
In de ontmoeting van bijna vier jaar terug bespraken we ook hoe Nederlanders tegen hen aankeken. Nadim vertelde destijds dat hij zich een keer ongemakkelijk had gevoeld. Dat was op de dag van de terreuraanslagen in en rond Brussel van maart 2016. Uit het artikel van toen: nog niet op de hoogte van het nieuws haalde Nadim een vriend van het station op. In de hal staarden voorbijgangers hem aan. ,,Ik veroordeel die mensen niet. Zo werkt het nu eenmaal, jammer genoeg’’, aldus Nadim. Nu zegt hij over de verhoudingen: ,,Ik heb in de afgelopen jaren geen nare of vervelende toestanden meegemaakt. Ik ben altijd met respect behandeld.’’ Hetzelfde geldt voor Maika wier ouders en zussen in Australië wonen, en een broer in Duitsland. Elke dag, zegt ze, is er contact met hen.
Als de middag vergevorderd is, maakt Maika aanstalten om naar de Hema te gaan.
Nadim blijft thuis. Hij heeft kortgeleden zijn rijbewijs gehaald en gaat op internet op zoek naar een tweedehandsauto. Geen makkelijke opgave, weet hij inmiddels. Verzucht: ,,Er zijn zoveel aanbieders van tweedehandsauto’s. In Syrië luidt het gezegde: ‘als je iemand in vertwijfeling wilt brengen, moet je hem veel opties geven.’ ’’
Enkele dagen na onze ontmoeting berichten de media over de tienduizenden vluchtelingen die onder erbarmelijke toestanden op een aantal Griekse eilanden bivakkeren. Ik mail Nadim met de vraag hoe hij hiernaar kijkt? Hij reageert nog diezelfde dag. ,,Het is pijnlijk wanneer je alles achter moet laten. Je huis, familie, werk, land, vrienden. Als je vertrekt, weet je soms niet waar je heen gaat en wat er op je pad gaat komen. Iedereen heeft recht op een veilig leven. Daarom hopen we dat alle vluchtelingen ergens terecht kunnen, een dak boven hun hoofd krijgen en hun leven opnieuw kunnen opbouwen.’’
Over Syrië zelf stelt hij somber: ,,Het land is kapot en het duurt, denk ik, jarenlang om er weer een veilig land van te maken. Waar wij woonden, in het gebied AlKhabour, waren 34 Assyrische dorpen gevestigd en woonden er ongeveer tienduizend mensen. Door de oorlog zijn de meeste dorpen verwoest en wonen er nog maar vijfhonderd mensen. Ik hoop dat Nederland ons laatste vluchtstation is.’’
Hij sluit zijn mail af met de zin: "Onze hoop is gevestigd op het spreekwoord: achter de wolken schijnt de zon."