3 reacties

Van bedrieger tot waar-zegger: Amersfoorters over Multatuli

door Addy Schuurman
17 juni 2020om 12:55u

Te Amersfoort was 't publiek houterig en flauw. Niet uit kwaden wil, denk ik, maar uit lamheid.” Deze opmerking – in een brief van 31 januari 1880 aan zijn (tweede) vrouw Mimi – zijn de enige woorden over Amersfoort die van de schrijver Multatuli zijn overgeleverd. Dit jaar is het 200 jaar geleden dat hij geboren werd, maar de herdenkingen zijn door de coronaperikelen naar de achtergrond gedrukt. Desalniettemin: Multatuli en Amersfoort, zij hadden geen bijzondere relatie. Maar daarom is er alle reden om beiden onder de loep te leggen. Omdat het een representatief beeld geeft van de receptie van de negentiende eeuwse schrijver in ons land. Hoe keek men vanuit onze stad naar de beroemde schrijver? En wat zegt dat over Amersfoort?

Hoe was het ook alweer?

Voordat we inzoomen op de band met Amersfoort is het wellicht handig om even de literatuurlessen van de middelbare school op te halen en te beginnen met een beknopte schets van zijn leven.

Eduard Douwes Dekker werd dus geboren in 1820 in Amsterdam. Vanaf 1838 verbleef hij in Nederlands-Indië; hij werkte zich op tot assistent-resident. Desalniettemin was zijn ambtelijke loopbaan geen succes; hij was slordig en chaotisch, en uitte regelmatig kritiek op de gevestigde bestuurlijke praktijken. Uiteindelijk leidde dat in 1856 tot zijn ontslag. Hij keerde terug naar Europa en schreef de roman waarmee hij wereldberoemd zou worden: Max Havelaar. Een klassieker, die anno 2002 in de Canon van de Nederlandse letterkunde op één werd geplaatst.

Het werk werd door sommigen direct als een literair meesterwerk erkend, maar de strekking van zijn boek – een aanklacht tegen de knevelarijen en corruptie in Indonesië – werd grotendeels genegeerd. Vol bitterheid en frustratie om dit feit, ontwikkelde hij zich tot de belangrijkste Nederlandse schrijver van zijn tijd. Langere en kortere essays, aforismen en een enkel toneelstuk slingerde hij in hoog tempo de wereld in, de meeste verzameld in de Ideeën (7 delen, geschreven tussen 1862 en 1877). Daarin werd zijn kritiek en commentaar op de Nederlandse samenleving steeds breder. Benepen domineeswijsheden, kortzichtige politieke redeneringen, funeste opvoedingspraktijken, alles werd aan de kaak gesteld. Met misschien wel als belangrijkste leidraad: neem niets zo maar aan, maar denk! Vorm je eigen mening!

In de winter van 1866 verliet hij Nederland; hij vestigde zich in Duitsland, waar hij in 1887 overleed. Als allereerste Nederlander liet hij zijn lichaam cremeren, een feit dat ook in Amersfoort in de kranten werd besproken.

Eduard_Douwes_Dekker_-_001.jpg
Eduard Douwes Dekker. Foto: wikipedia

Babbelkous

Hoe werd Multatuli in Amersfoort ontvangen?

De Max Havelaar maakte niet veel indruk. In de Amersfoortsche Courant (AC) verscheen slechts één ingezonden stuk over het boek en zijn auteur. Als literair werk kon het boek nog wel op goedkeuring rekenen - met instemming werd een positieve boekbespreking van de Max Havelaar in het tijdschrift De Gids geciteerd – maar de persoon en zijn missie stuitten op veel minder sympathie: “Thans beticht hij het Indisch Bestuur hem aan den dijk te hebben gejaagd en met vrouw en kinderen aan de armoede te hebben prijsgegeven. Nederland begaat dus – ziedaar zijne logica – barbaarschheden jegens den Javaan; hij alleen heeft gelijk en de gehele wereld moet naar hem luisteren!” (AC 25-9-1860)

Zijn starheid of volharding (het is maar hoe je het bekijkt) stuitte aanvankelijk op weinig begrip. Toen Multatuli in 1878 een lezing in Amsterdam hield, luidde het commentaar vanuit Amersfoort: “Voeg daarbij een verzuchting over zijn zieleleed en men weet waarover Multatuli gebabbeld heeft”. (AC 19-12-1878). Klaarblijkelijk was Multatuli voor de Amersfoortse krantenlezer vooral een babbelkous en een zeurpiet.

Werden zijn werken ook veel gelezen in Amersfoort? Het is niet helemaal duidelijk, maar alleszins waarschijnlijk. De historicus Hans Smit is bezig met een grote studie naar de leescultuur in de Keistad. Daaruit blijkt onder meer dat particulieren over het algemeen niet veel boeken bezaten, maar dat er wel ruim gelegenheid was om boeken te lenen. Verrassend hierbij was dat niet zozeer de ‘officiële’ bibliotheek of de leesgezelschappen (beiden bezaten hooguit enkele honderden boeken), maar vooral boekhandelaren over een ruim gesorteerde verzameling leenboeken beschikten. Boekhandelaar en uitgever A.M. Slothouwer had in zijn winkel anno 1878 naar verluidt meer dan zesduizend leenboeken in voorraad. Boeken die mensen tegen een kleine vergoeding mee naar huis mochten nemen. Daaronder bevonden zich meer dan waarschijnlijk ook werken van Multatuli.

Toejuichingen

Omstreeks 1875 begon echter de mening over Multatuli te kantelen. Ten eerste door de opvoering van zijn toneelstuk ‘Vorstenschool. Drama in 5 bedrijven of 6 taferelen’. Het was op die avond van maandag 20 september 1875 in Amicitia zeker niet afgeladen vol, maar de uitvoering van het toneelgezelschap van de Antwerpse Stadsschouwburg werd in de krant vol lof besproken. Vooral de hoofdrol – als koningin Louise – van de Vlaamse actrice Catharina Beermans (1844-1899) was volgens de krant ‘een zegepraal’ (AC 1-10-1875).  Het toneelstuk ‘Vorstenschool’ betekende de doorbraak van Multatuli als vooraanstaand Nederlands toneelschrijver.

Enkele jaren later werd dit oordeel bevestigd dankzij een jaarlijkse toernee met voordrachten. In de jaren 1878-1881 trok Douwes Dekker elk voorjaar langs zo’n veertig steden om lezingen te geven. In het eerste jaar liet hij Amersfoort nog links liggen, maar de daaropvolgende jaren gaf hij elk jaar in Amicitia een voordracht: op 20 maart 1879 sprak hij over ‘Poëzie en Philosophie’, bijna een jaar later op 29 januari 1880 over ‘de woorden en hunne betekenis’ en weer een jaar later op 9 februari 1881 was de titel van zijn voordracht ‘Levensbeschouwing.’

 AC 11-3-1879 - kopie.jpg
Advertentie voor de eerste lezing van Multatuli in de AC 11-3-1879. De in de advertentie genoemde W. Bothof was de beheerder/kastelein van Amicitia, die voor eigen rekening de zaal exploiteerde. De boekhandelaar A.M. Slothouwer had tevens een uitgeverij en gaf een lokale krant uit, De Nieuwe Amersfoortsche Courant (NAC)

De lokale krant liet niets na om het publiek warm te krijgen. Dus geen neutrale aankondiging, maar een enthousiaste oproep om de voordracht vooral niet te missen, want: wie iets betekende in de stad moest hier bij zijn. “Ongetwijfeld zullen velen onder onze talrijke beschaafde ingezetenen gretig deze éénige gelegenheid aangrijpen om bij deze voordragt tegenwoordig te zijn, want de heer Dekker is een onzer gevierdste en geniaalste nationale celebriteiten, die tevens als improvisator zeer hoog staat aangeschreven.”(AC 18-3-1879). En in 1881 werd gesproken over ‘dien geestrijken en talentvollen spreker’ (AC 1-2-1881) respectievelijk ‘begaafd redenaar’ (AC 8-2-1881). Ondanks de mooie woorden zat Amicitia niet stampvol, maar de opkomst was alleszins redelijk. In 1879 sprak de krant van een “aanzienlijk auditorium, waaronder de schoone sekse vrij sterk was vertegenwoordigd” (AC 25-3-1879), in 1881 van een ‘tamelijk goed bezette’ zaal (NAC 12-2-1881).

Uit brieven van Multatuli aan het thuisfront weten we dat hij in 1880 in Schiedam honderd belangstellenden trok en in Kampen tachtig. In Amersfoort zal de opkomst ook in die orde van grootte hebben gelegen. We weten immers dat de toegangsprijs f1 (voorverkoop) of f1,50 (aan de zaal) bedroeg. Multatuli zelf kreeg f100 voor zijn voordracht. Om uit de kosten te komen was dus een omzet nodig van zeker f 150 (50 voor verwarming, verlichting en gage voor de zaalbeheerder) en daarvoor waren minstens honderd aanwezigen nodig (er van uitgaande dat zij ook nog iets consumeerden). Voor een literaire lezing een behoorlijk aantal, maar in het televisie- en radioloze tijdperk natuurlijk ook weer niet een onmogelijke eis.

Het lezingencircuit was in ieder geval geen vetpot, zowel niet voor Multatuli als voor de zaalexploitant. Multatuli liet in zijn brieven aan zijn vrouw doorschemeren dat hij nauwelijks iets overhield aan de lezingen in de kleinere steden, zoals Amersfoort. Dat de exploitant er weinig aan verdiende is af te leiden uit het bescheiden formaat van de advertenties. Bij grote muziek- of toneelfestiviteiten kocht Bothof een grote advertententie over twee kolommen, terwijl de advertenties voor de voordrachten van Mulatuli klein en eenkoloms waren. Meer zat er klaarblijkelijk niet in.

Prikkelende observaties

Multatuli werkte niet met een op papier uitgeschreven lezing, maar had vooraf alleen een lijst met steekwoorden – de lijsten zijn bewaard gebleven en in zijn verzamelde werken opgenomen. Op basis daarvan hield hij zijn praatje. Dat gaf hem dus de vrijheid om er lustig op los te improviseren (“telkens meer of min pikant van den hak op den tak”, aldus de AC van 18-2-1879) en in te spelen op reacties uit het publiek, zo die er kwamen. Wat hij dus precies verteld heeft, zullen we nooit weten.

Uit de lijsten met steekwoorden kan men afleiden dat zijn voordracht overeenkomsten vertoonde met een hedendaagse cabaretvoorstelling: hij volgde een rode draad, met voortdurend uitweidingen en anecdotes die bedoeld waren als stappen in het betoog, maar ook op zichzelf beschouwd konden worden als grappige of prikkelende observaties. Observaties die meestal in ‘De Ideeën’ zijn terug te vinden. Een voorbeeld hiervan was het verhaal van de onuitstaanbare gelijkhebber: “Wacht u voor de gelijkhebbers, menschen die iedereen het leven lastig maken om toch maar gelijk te hebben en gelijk te houden!’
Daar was voor eenige jaren een man in het tuchthuis te Rotterdam
(…), ‘de Vletter’. De man had misschien gelijk, nu en dan gelijk, altijd gelijk! Hij was een braaf man, zóó braaf dat, als hij niet in het tuchthuis maar naast mij had gewoond, ik bepaald verhuisd zou zijn, alleen omdat hij zoo vervelend braaf was. En toch de man had zoo dikwijls zoo erg gelijk.
Verbeeld u
(een man), die altijd klachten had over kleine onrechtvaardigheden, die altijd als Gabriël gelijk had, en elken morgen weer gelijk; - zou de man niet eenige dagen provoost (=gevangenis, AS) verdienen, wegens verregaande gelijkhebberij?” (AC 1-4-1879).

Mijn naam is DB: Droogstoppel, Batavus

Ook in Amersfoort bleek er een ‘gelijkhebber’ te wonen: ene D.B., die in de weken na de eerste lezing – eind maart en begin april 1879 – enkele malen in de Amersfoortsche Courant van leer trok tegen Multatuli en zijn voordracht. Die D.B. – volgens de krant “een door velen en ons hooggeacht wetenschappelijk stadgenoot, bekend als schrijver van onderscheidene degelijke boeken en uitgaven” (AC 28-3-1879) – was hoogstwaarschijnlijk Dionys Burger (1820-1891), rector van het Stedelijk Gymnasium. Hij gaf Grieks, maar was veel breder onderlegd. In de ‘Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren’ worden liefst 52 publicaties van zijn hand opgesomd en deze lijst is niet eens volledig. Naast tientallen werken over de klassieke oudheid schreef hij over filosofie (o.a. over Kant en Locke), maar ook over metafysische onderwerpen die we tegenwoordig onder het kopje esoterie scharen, zoals ‘De Zielsverhuizing’. Burger was dus niet zomaar een krabbelaar, maar een man van statuur en ongemeen veelzijdig.

Omdat we de lezing van Multatuli niet precies kunnen reconstrueren, is het moeilijk de kritische opmerkingen van Burger te beoordelen. Maar vermoedelijk is de rector met verkeerde verwachtingen naar de voorstelling gekomen. Klaarblijkelijk was hij niet of nauwelijks op de hoogte van het dikwijls fragmentarisch opgezette werk van Multatuli en had hij verwacht een gedegen, wetenschappelijke verhandeling over ‘Poëzie en Philosophie’ te krijgen, en niet een verhaal dat zich liet aanhoren als een aan elkaar geregen ketting van spitsvondigheden. Volgens onze rector had Multatuli met zijn redeneringen gezondigd tegen alle wetten van de logica en de wijsbegeerte. Het gebruik van heel platte beeldspraak waarin een kindermeid, een zwarte hond, een keukenmeid en een platvis werden opgevoerd, had hem mateloos gestoord. “Dit geklets duurde meer dan twee uren. Het was om de episoden wel amusant. Ik heb er tranen bij gelachen (…)” (AC 25-3-1879). Maar het eindoorddeel over Multatuli was negatief: veel wol, weinig inhoud. “Hoe komt het dan, dat Multatuli bij sommigen zooveel opgang gemaakt heeft? Door zijne voordracht: want deze is zijn grootste, haast zou ik zeggen, zijn eenigste deugd. Hij herinnerde mij aan de ironische opmerking van Demosthenes, die op de vraag: wat is de hoofdzaak in de welsprekendheid? antwoordde: ‘de voordracht is het eerste, het tweede, het derde, kortom alles, bij het spreken voor het publiek’.” (AC 8-4-1879)

 90750.tjp - kopie.jpg
Dionys Burger, de rector van het Gymnasium. Foto: Archief Eemland, foto nr. 90750

‘De bedrieger Multatuli’

Wanneer Burger het bij deze kritiek gelaten had, was er niets aan de hand geweest. Een forse mening, maar niet meer dan dat. De rector voegde echter aan zijn schrijfsels nog een vilein stukje toe in de Amersfoortsche Courant van 4 april 1879. Onder het kopje ‘Iets uit de oude doos’ beschuldigde hij Multatuli van list en bedrog. Het artikel luidde als volgt:

Zeker grieksch redenaar, wiens naam mij ontschoten is, en dien ik dus maar Polypathes (= Grieks voor Multatuli, AS) zal noemen, bezocht eenen vriend, die te Argos woonde. Hij vroeg dezen: gaat gij mede, naar de groote feesten te Olympia? - Neen, zeide de ander, want de reis is mij te ver en te kostbaar. De redenaar hernam: ik zal u vrijhouden en nog 10% van mijne winst geven, als gij mij helpen wilt. - En wat moet ik dan doen? vroeg de vriend - Wel, zeide Polypathes, ik ga naar de prijs dingen in het improviseren. Nu heb ik een mooi plan, waarin gij mij moet ondersteunen. Ik heb eene zeer fraaie redevoering, vol echt geniale zetten, over het verband tusschen spreken en denken samengesteld. Wanneer ik nu te Olympia optreed, dan zal ik het publiek verzoeken, mij een onderwerp op te geven, waarover ik spreken moet. Dan roept gij dadelijk: houd eene redevoering over het verband tusschen spreken en denken! Ik zal dan vijf minuten staan peinzen, en vervolgens mijne geniale redevoering debiteeren. Het publiek zal die mooi vinden, want ik heb eene zeer gemakkelijke voordracht en spreek vlot en helder; en gij weet, hoe roijaal eene goedgekeurde redevoering beloond wordt. Als ik u dus op reis vrij houd, en nog 10% van de winst geeft, zijt gij er goed af. - Dit werd goedgekeurd, de vrienden gingen samen naar Olympia, doch, toen zij de stad in de verte zagen, bleef de één wat achter, opdat het publiek hen niet samen zien zou; en een paar dagen later deden zij zoals was afgesproken. De zaak gelukte volkomen, de redenaar werd geprezen en ruim beloond, en de vriendschapsdienst werd volgens afspraak met 10% van de winst vergolden. Zulke redenaars noemde men oudtijds sofisten. D.B.

Wat bezielde Burger om dit stuk te publiceren? We weten het niet. Met de ongefundeerde en sowieso niet te bewijzen beschuldiging ging de rector ver over de schreef en diskwalificeerde hij zichzelf als een rancuneus mannetje. Ook in de krant werd er – voor zover mij bekend – niet meer op gereageerd. Multatuli zelf is waarschijnlijk onwetend geweest van deze misplaatste reactie. In zijn brieven wordt er geen melding van gemaakt.

Het orakel uit Duitsland

Van zeurpiet tot bedrieger. Amersfoort moest op het eerste gezicht niet veel van Multatuli weten, zo lijkt het. Feit is echter, dat de meeste toeschouwers heel tevreden waren over de voordrachten. “Vele hoorders zoowel van hier als elders, waren tegenwoordig, allen volgden met onverdeelbare aandacht den spreker; vloeiend en zuiver was zijne taal, zijne voordracht, zoowel vorm als inhoud gaf veel te denken” (NAC 31-1-1880). Ene M.K. – helaas is niet bekend en vrijwel onmogelijk nog te achterhalen wie dat was – ging in discussie met de rector. Op het eerste kritische stukje van Burger reageerde hij vol onbegrip: “Op een schets van ’t gehoorde geleek ’t weinig, op satire nog minder, op kritiek in ’t geheel niet” (AC 28-3-1879). Een tweede stukje van Burger ontmoette zo mogelijk nog meer kritiek omdat Burger “de helder beredeneerde ideën door Multatuli alhier den 20sten j.l. geuit zoo belachelijk (…) wist voortestellen (…). (…) wanneer we met hetzelfde draaivermogen als de heer D.B. welk werk ook gingen analyseren, dan zouden we even goed, van zin, onzin, kunnen maken” (AC 4-4-1879). Waarna de krant besloot een einde te maken aan de discussie.

Multatuli was na de uitvoering van Vorstenschool in 1875 in Amersfoort een bekende Nederlander. Met ook een duidelijke aanhang in het Amersfoortse. Hij stond voor moderniteit, voor een kritische geest die vastgeroeste opvattingen ter discussie stelde. Het werd gebruikelijk om in de krant begrippen of quotes van hem over te nemen (‘zoals Multatuli zegt’). De redacteur toonde hiermee aan hoe welbelezen hij was èn op de hoogte van de nieuwste trends. Uiteraard was zijn expertise op het gebied van Nederlands Indië onbetwist, maar zelfs een onderwerp als de zangkunst was reden om Multatulli te citeren: “Hoe zou het toch komen, dat ons volk zoo weinig, - en, behoudens de vele gunstige uitzonderingen, - dan nog zoo slecht zingt? Wat men op de straten meestal hoort, is geen zingen; Multatuli noemt het lollen, - ’t houdt zoowat het midden tusschen schreeuwen en janken” (NAC 29-10-1887). De schrijver werd de maat der dingen; vanuit zijn opvatting over een onderwerp ontwikkelde de krant (en de Amersfoortse lezer) een eigen standpunt.

En die standpunten van Multatuli? Die kon men natuurlijk lezen in zijn boeken, maar nog handiger was de scheurkalender, die al in 1881 te koop werd aangeboden aan het Amersfoortse publiek. Elke dag een weetje of een prikkelende stelling die je thuis of op het werk kon debiteren.

Kortom, anno 1881 was Multatuli een volledig geaccepteerd kunstenaar.

Er is leven na de dood!

Na zijn dood werd Multatuli geleidelijk opgenomen in de ‘canon der Nederlandse letteren’.
Dat proces begon heel klein, met het plaatsen van een gedenksteen op het geboortehuis van Douwes Dekker in de Korsjespoortsteeg in Amsterdam. Kort na zijn dood werd daartoe een inzameling gehouden en de namen van 29 gulle gevers zijn bekend. Tot dat selecte groepje behoorden bekende namen als Frederik van Eeden, Aletta Jacobs en Floor Wibaut, maar ook twee Amersfoorters zijn op de lijst terug te vinden: de graanhandelaar en feminist Carel Victor Gerritsen, en W.N. Coenen die leraar Duits was aan het gymnasium en de HBS.

Zijn werk bleef na zijn dood populair: er verschenen tot 1920 meerdere edities van zijn ‘verzamelde werken’ en deze waren ongetwijfeld ook in enkele boekenkasten in Amersfoort terug te vinden. Verder gaf de Amersfoortse uitgeverij van G. J. Slothouwer (zoon en opvolger van A.M. Slothouwer) verschillende Multatuli-studies uit. Zo verzorgde Slothouwer in 1910 de Nederlandse uitgave van de ‘Officiële bescheiden betreffende den dienst van Multatuli als Oost-Indisch ambtenaar’, die door P.M.L. de Bruijn Princie uit de archieven in Indonesië was samengesteld. Het boek gold lange tijd als een belangrijk naslagwerk waaruit onder meer bleek dat de interpretatie van Multatuli over de aanleiding tot zijn ontslag op-z’n-minst betwistbaar was.

 Jacob_Merkelbach,_Afb_B00000002366-kopie.jpg
Willem Roijaards op het toneel, 1922.
Foto: beeldbank archief Amsterdam B00000002366 (Collectie Atelier J. Merkelbach)

Op de bühne

Men kon het werk dus lezen, maar er was ook een andere manier om met Multatuli kennis te maken, namelijk door middel van voordrachtskunstenaars. Wat was het geval? Grote en in hun tijd beroemde toneelspelers – mensen als Willem van Zuylen, Willem Roijaards en Albert Vogel - trokken door het land en brachten solo allerlei toneelfragmenten op de bühne. Het was gebruikelijk vier of vijf heel uiteenlopende monologen (tragedie, komedie, gedichten) te laten zien en horen. De stukken van Multatuli stonden regelmatig op het repertoire. Soms waren dat ‘dramatische voorlezingen’ uit de Max Havelaar (de geschiedenis van Saïdjah en Adinda, de toespraak tot de hoofden van Lebak of een monoloog van Batavus Droogstoppel), soms stukken uit Woutertje Pieterse (zoals verhalen van meester Pennewip) of andere stukken. Hilarisch was de figuur van Rammelslag, een personage uit de Ideeën (nrs. 608-615). Multatuli beschreef hierin een tafereeltje, zoals hij misschien ook wel in Amersfoort had meegemaakt tijdens zijn bezoek aan de stad:

Men is hartelyk…. o zeer! Men wacht hem op aan de station. Men drukt hem de hand…. dozynen malen! – Wien heb ik ’t genoegen te spreken? – M’n naam is …. Rammelslag…. om u te dienen. Ik heb alles van u gelezen.. mooi hoor! Mag ik ’t plezier hebben u m’neer Huilders voortestellen…. ook ’n geestverwant van u. Sakkerloot wat is die vertelling van Sa…. Sa…. Sa…. Hoe heet-i ook weer, Och, help me eens…. dien javaanschen jongen, meen ik…. ’t is mooi hoor!” De stukken van Multatuli leverden dus qua omvang en expressieve mogelijkheden prima stof voor de kunstenaars om al hun toneelkwaliteiten ten toon te spreiden.

Ook Amicitia in Amersfoort werd regelmatig door de reizende voordrachtskunstenaars aangedaan. De plaatselijke krantenverslagen waren doorgaans heel enthousiast: “Maar gisterenavond had hij (Roijaards, AS) zijn gehoor geheel in zijn macht, de doodsche stilte werd geen oogenblik verstoord, het publiek hing aan zijn lippen” (AD 21-3-1905); of:  “zóó meesterlijk, zóó  innig diepgevoeld, met zóóveel intonatie en soms ook met zulk een bittere verontwaardiging voorgedragen, dat de toeschouwers – behalve een enkele, die er misschien niet veel van begreep –  totaal onder den indruk kwamen. Onder den indruk, zoowel door de meesterlijke voordracht als door Multatuli’s eenige schoone taal en zijn diepe gedachte” (AD 28-3-1912). Wel werd af en toe geklaagd over een gebrek aan belangstelling. Met zo’n honderd man publiek was de grote zaal in Amicitia slechts voor de helft gevuld en dat deed afbreuk aan de sfeerbeleving.

Niet alleen de landelijk bekende toneelspelers brachten het werk van Multatuli op de bühne, maar ook de lokale toneelverenigingen maakten zich meester van het werk. In 1915 werd namelijk de Amersfoortse Toneelvereeniging opgericht “om te doen zien dat ook dilettanten op toneelgebied iets goeds kunnen praesteeren”(ADDE 29-11-1915). Het debuutstuk was ‘de Bruid daarboven’, een jeugdzonde van Multatuli, al in de jaren 1840 geschreven. Het stuk was sentimenteel en ouderwets, met volgens de krant “talrijke antiquiteiten, die ons thans belachelijk schijnen” (ADDE 10-2-1920). Maar de opvoering door de Amersfoortse amateurs leverde volgens dezelfde krant een genoegelijke avond op, reden om het stuk nog enkele malen op de planken te brengen: als benefietvoorstelling voor de slachtoffers van de watersnood in 1916 en in het kader van het honderdste geboortejaar van Multatuli in 1920.

ADDE 10-2-1916 - kopie.jpg
Amersfoortsch Dagblad De Eemlander 10-2-1916

Een waar-zegger of een instrument van de duivel

De belangstelling voor zijn werk doofde dus niet uit, maar werd door allerlei initiatieven levend gehouden, ook in een provinciestadje als Amersfoort. De plaatselijke afdeling van de vrijdenkersvereniging De Dageraad organiseerde af en toe een lezing. De Internationale School voor de Wijsbegeerte besteedde kort na de oprichting in 1916 al veel aandacht aan leven en werk van de auteur. Er werden meerdaagse cursussen c.q. lezingen over Multatuli georganiseerd. Rode draad in al deze activiteiten was de brede betekenis die Multatuli inmiddels genoot; hij gold niet langer als een uitstekend schrijver, maar als een profeet van de nieuwe tijd, als een waar-zegger in de letterlijke betekenis van het woord. “Multatuli heeft frischheid en leven gebracht in een tijd, dat ons volk duf en slap was. Hij heeft ze wakker geschud uit den dommel van het rustig voortsukkelen langs de oude jaagpaden; hij heeft opgezwiept tot drang naar vrijheid, zelfstandigheid, oorspronkelijkheid in denken en voelen” (ADDE 11-3-1920). Als strijder voor bijvoorbeeld de emancipatie van de vrouw was hij anno 1920 nog uitermate relevant.

Maar niet iedereen was bewonderaar van Multatuli. Vooral in orthodox-christelijke en radicaal-katholieke kringen moest men niets weten van de schrijver en de erfenis die hij had nagelaten. In Amersfoort en omgeving was het katholieke periodiek ‘De Eembode’ de spreekbuis van dit sentiment. De krant trok enkele malen fel van leer, vooral in 1920 ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Multatuli. Hij was in katholieke ogen een schrijver die zijn literaire talent misbruikt had voor de anti-christ. Een atheïst, een oproerkraaier, en daarom even funest voor de Nederlandse samenleving als Voltaire en Rousseau waren geweest aan de vooravond van de Franse Revolutie. “In ons land van beschavings-import heeft Multatuli destijds de deur opengestooten voor de bende losgelaten vlegels, die op zijn voorbeeld een grooten mond tegen den christelijken God dorsten opzetten en deugdelijke traditiën kapot slaan. (…) Als de dood op een troon, hem opgebouwd van knekels en schedels, zetelt Multatuli immers op de puinen van gebroken idealen en geloofsafval en geruïneerde levens! (…) Een gevallen engel, die duivelenwerk deed, is niet vereerenswaardig”, zo conludeerde de Eembode van 10-2-1920.

Zo stond heel even Multatuli in het centrum van de aandacht, naar aanleiding van zijn honderdste geboortedag. De herdenkingen gingen uit van het Multatuli-Museum in Amsterdam. Op initiatief hiervan werden overal in Nederland plaatselijke comité’s opgericht om herdenkingsbijeenkomsten te organiseren: voordrachten, lezingen en toneelvoorstellingen. Amersfoort bleef hierbij niet achter. Al in de zomer van 1919 werd een lokaal Multatuli-comité opgericht, waarin zitting hadden H.J. Wolter (de ingenieur van het bedrijf Wolter en Dros), Joh. D. Holmer (een boekhouder), F.W.H. Oudens (journalist van de Amersfoortsche Courant), A. Over (een ambtenaar op het gemeentehuis) en mevrouw J.M.W.D. Visser (echtgenote van een handelsreiziger). “Opdat ook Amersfoort toone, dat het groote mannen weet te eeren” (AC 13-11-1919); lokale trots dus, dat was de reden voor de oprichting. Er werden enkele vergaderingen uitgeschreven en vanaf december 1919 tot en met maart 1920 volgde een uitgebreid programma met lezingen, toneeluitvoeringen en voordrachten. ‘De Bruid daarboven’ werd opnieuw enkele malen ter tonele gebracht en ook Willem Roijaards verzorgde wederom zijn welbekende ‘Multatuli-avond’ met diverse voordrachten uit onder andere de Max Havelaar. Enige dissonant tussen alle lovend besproken voorstellingen was een lezing van Louis Landry voor de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Volgens de krant een boeiend verhaal, maar helaas zeer slecht bezocht (ADDE 20-3-1920). De avond was namelijk alleen toegankelijk voor leden van het genootschap. Maar misschien was het Amersfoortse publiek ook wel een beetje Multatuli-moe?

De canon van de Nederlandse literatuur

Multatuli werd na zijn dood opgenomen in de canon van de Nederlandse literatuur, ja zelfs in de canon van de grote figuren uit de Nederlandse geschiedenis, naast Rembrandt en Erasmus. Er wordt nog weleens gedacht dat de ideologie van het nationalisme ongemerkt aan Nederland voorbijging (en pas met ‘het oranjegevoel’ een eigen variant ontwikkelde, dankzij de sportprestaties van Ard en Keesie en Johan en Joop). Dat is echter niet juist. Na 1870 ontwikkelde zich in Nederland ook sterke nationalistische gevoelens, die zich o.a. richtten op het koloniale imperium, maar vooral op het rijke verleden: de Gouden Eeuw. Het Rijksmuseum en het volkslied (“Wien Neêrlandsch bloed door d’aderen vloeit, Van vreemde smetten vrij”) zijn slechts enkele manifestaties van deze nationale trots. Het boek ‘Het Land van Rembrandt’ van Busken Huet gaf een kritische beschouwing over de Gouden Eeuw en een portrettengalerij van de grote Nederlanders die nooit vergeten mochten worden. Multatuli veroverde in die lijst met beroemde vaderlanders geleidelijk een eigen plaatsje.

Deze canonisering is ook op plaatselijk niveau waarneembaar, zoals we hebben gezien. Wat misschien hierbij het meest opvalt is de diversiteit aan lokale oordelen over de schrijver. Zeker niet alleen bewonderaars, maar ook mensen die Multatuli om wat voor reden dan ook verwierpen als groot schrijver of waar-zegger, kregen een eigen podium om hun mening te ventileren. Zelfs in een provinciestadje als Amersfoort. Het plaatselijke culturele leven was beperkt – gezien de belangstelling bij voorstellingen die zelden boven de honderd uitkwam – maar veelzijdig en in sommige opzichten ook eigenwijs. Er werd gedebateerd, niet altijd even hoogstaand, maar er was levendigheid en reuring. Met Amicitia en de krant als stralende middelpunten.

Dit lange stuk begon met de observatie van Multatuli dat te Amersfoort het publiek houterig en flauw was, uit lamheid. Hopelijk is hierbij aangetoond dat die observatie geen recht doet aan het Amersfoortse culturele leven in de jaren 1860-1920. Vanuit onze tijd zou je bijna zeggen: Multatuli’s verzuchting was een voorbeeldje van hoofdstedelijke arrogantie…

bijsluiter

Addy Schuurman is lokaal historicus.

bronnen

Amersfoortse kranten: https://archiefeemland.courant.nu/ (zoektermen o.a. ‘Multatuli’ en ‘Douwes Dekker’)
Volledige werken van Multatuli: https://www.dbnl.org/tekst/mult001gstu03_01/. De meeste hier aangehaalde stukken zijn uit de delen 19-21, met de brieven en documenten uit de jaren 1878-1882.
Voor de liefhebber: de aantekeningen van zijn in Amersfoort gegeven lezingen zijn te vinden via de links: https://www.dbnl.org/tekst/mult001gstu22_01/mult001gstu22_01_0433.php
https://www.dbnl.org/tekst/mult001gstu23_01/mult001gstu23_01_0108.php
https://www.dbnl.org/tekst/mult001gstu24_01/mult001gstu24_01_0052.php
Een prachtig artikel over de leescultuur in Amersfoort: H. Smit, Wat lazen zij? Leescultuur in Amersfoort 1700-1900, in: Flehite. Historisch Jaarboek voor Amersfoort en omstreken 2019 (Amersfoort 2019), p. 112-135
Over Catharina Beersmans: https://theaterencyclopedie.nl/wiki/Catharina_Beersmans. In dit artikel is ook een foto opgenomen van Catharina in haar rol als koningin Louise.
Over D. Burger: https://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=burg010

(maak u bekend met uw volledige naam)

opmerkingen

Steun de Stadsbron!

U steunt ons met een gift via IDeal al met een bedrag vanaf 2 euro per artikel.

Draag bij!