Jonge mantelzorgers zijn in de stad onvoldoende in beeld. Dat zeggen Heleen Vonk en Sytske Stoop van Indebuurt033, de welzijnsorganisatie die in Amersfoort mantelzorgers ondersteunt. ‘Scholen en zorgprofessionals moeten meer oog hebben voor kinderen met een zorgsituatie thuis.’
Wie in een schoolklas vraagt of jonge mantelzorgers hun hand op willen steken, zal over het algemeen weinig gehoor krijgen. Kinderen en jongeren die zorgen voor een familielid of kennis herkennen zich niet in de term en zullen ook niet zo gauw uit zichzelf naar voren stappen. ‘Die groep noemt zichzelf niet zo en wil ook niet zo aangesproken worden’, legt Sytske Stoop uit. Samen met Heleen Vonk coördineert ze ondersteuningsgroepen voor jongeren die voor een naaste zorgen, zoals een zieke ouder, of een familielid met een verslaving of een psychische aandoening.
Hoeveel jonge mantelzorgers Amersfoort telt, is lastig in te schatten. Indebuurt033 heeft geen exacte cijfers, mede omdat jonge mantelzorgers dus nog vaak onder de radar blijven. Ook in cijfers van de gemeente komen jonge mantelzorgers onder de 18 jaar niet voor. Volgens de meest recente steekproef van de gemeente, uit 2019, is 16% van de Amersfoorters mantelzorger. De verwachting is dat dat aantal nu gegroeid is tot 20% van alle Amersfoorters. Alleen: dat gaat over volwassenen tussen de 18 en 64. Over jongeren onder de 18 is niets bekend, terwijl uit landelijke cijfers blijkt dat één op de vijf scholieren opgroeit met een langdurig ziek familielid.
Normaal zijn
‘Jonge mantelzorgers zullen niet gauw zeggen dat ze hulp nodig hebben, ze willen het liefst normaal zijn en vragen nergens om’, verklaart Stoop waarom jonge mantelzorgers moeilijk in beeld komen. ‘Ze lopen zelf niet te koop met hun zorgen’, zegt ook Jan Anne van Dijk, van JongemantelzorgNL, een organisatie voor zorgprofessionals. ‘Ze groeien ermee op, zijn eraan gewend. En het past ook bij de leeftijd: als puber wil je niet afwijken van je leeftijdsgenoten.’
Om jonge mantelzorgers meer in beeld te krijgen, is het belangrijk dat docenten en begeleiders op scholen zo nu en dan eens vragen naar de thuissituatie. Stoop: ‘Dat hoeft helemaal niet ingewikkeld te zijn en je hoeft als docent ook echt de rol van therapeut niet op je te nemen. Een simpel “hoe gaat het met je”, of “hoe is het met je zieke moeder”, kan een leerling al het gevoel geven gezien te worden. En als je als docent weet van de situatie thuis, kun je er rekening mee houden. Je kunt meedenken met een leerling, langer de tijd geven voor het huiswerk of wat coulanter zijn bij schoolverzuim. Als er meer aan de hand is, kun je een leerling ook altijd nog doorverwijzen naar een zorginstantie.’
Paniekaanvallen
Scholieren en studenten die een ziek familielid hebben, hebben vaker last van psychische klachten dan leeftijdsgenoten die niet voor een naaste zorgen, laat onderzoek naar mantelzorgende studenten zien. Zo hebben ze vaker last van paniekaanvallen, faalangst en depressies, blijkt uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau onder Amsterdamse studenten. Ze doen langer over hun opleiding, halen lagere cijfers en overwegen vaker om met hun opleiding te stoppen dan jongeren die geen mantelzorger zijn.
Vonk en Stoop zien dat het thema nu bij veel scholen pas aandacht krijgt als er problemen ontstaan. Pas als het schoolverzuim hoog is, de schoolprestaties dalen of een leerling zich anders gaat gedragen, wordt er aan de bel getrokken. Vonk: ‘En dat is te laat. Op preventief gebied is er nog veel werk te verrichten. Er zijn scholen die beweren dat het onderwerp bij hen niet speelt. Maar als je er niet naar vraagt, kom je het ook niet te weten.”
Het netwerk om de mantelzorger heen bestaat niet alleen uit scholen die een signaleringsfunctie hebben, stelt Vonk. ‘Ook huisartsen en professionals in zorginstellingen moeten niet alleen kijken naar degene met een ziekte of een beperking, maar ook naar de omgeving. Hoe gaat het met het kind van de vader met een psychische aandoening? Vraag daar ook eens naar.'
'Ook familieleden kunnen daar bewuster mee omgaan, door hulp aan te bieden of het gesprek aan te gaan. Door aan een kind te vragen hoe het met hem of haar gaat, voelt hij of zij zich gezien en dat is heel belangrijk. Een kind kan dan altijd nog zelf beslissen of hij of zij hulp nodig heeft. Mantelzorg hoeft namelijk ook lang niet altijd een zware belasting te vormen. Maar een jongere moet wel de gelegenheid hebben om het aan te geven als dat wel het geval is.’
Lees verder:
Laura (20) zorgt voor haar vader, broertje en moeder. ‘Op school kijken ze: ben je vervelend? Dan krijg je extra hulp. Ik was niet vervelend, ik zorgde ervoor dat ik niet op de radar kwam.’