tags:

Het aanzien van het Soesterkwartier - deel 2

door Joke Sickmann
14 september 2020om 13:37u

Ooit keek je vanaf Birkhoven rechtstreeks uit op de Eem

Onderstaande advertentie uit 1794  heeft betrekking op de toenmalige buitenplaats Birkhoven. Het eerste buiten wel te verstaan.  In die advertentie wordt over het huis Birkhoven gesproken als:  “gelegen in de Vrijheid van Amersfoort, met ruim uitzicht op de oude Soesterweg en op den Amersfoorder Berg en de Rivier den Eem”. Vergeleken met toen is in onze tijd van dat bijzondere uitzicht niet zo veel  overgebleven. Dit oudste buiten, (later genoemd Birkwijk), dat dus ook al bekend stond onder de naam Birkhoven lag aan de Oude Soesterweg waar nu het woonwagenkampje op Industrieterrein Isselt is gesitueerd. *1)

Uit hand te huur, een welgelegen en extra plaizierige BUITEN-PLAATS, genaamd BIRCHOVEN, In de Vrijheid der Stad Amersfoort aan de Zoesderweg, ter halverwegen Amersfoort en Zoest gelegen, alwaar de Postwagen van Amsterdam op Arnhem daaglyks passeerd; voorzien met een goed Heeren Huizinge, Stal, Tuinen en Boomgaard, beplant met veelerlei beste Vrugtboomen, waarby vermaaklyke Wandelwegen door Boschen en Laanen, en een groot en zeer plezierig Tuinhuis aan de Zoesderweg staande, een ruim Uitzigt hebbende zo op voorschreven Weg als op den Amersfoortder Berg en de Rivier den Eem [..]

(Amsterdamsche Courant 1 februari 1794)

foto gravure.jpg

Het buitengebied van de stad tussen de Utrechtse poort en de Koppelpoort, Thomas Doesburgh (gravure 1691 - Flehite)       

Om een idee te krijgen hoe de geografische situtie vroeger was, nodig ik u uit om deze romantische afbeelding van de Vrijheid van Amersfoort eens te vergelijken met een detail van de iets oudere provinciekaart.

plattegrond Amersfoort

Kaart van de provincie Utrecht, detail (Uitgever Willem Janszoon Blaeu 1630)

De gravure nader bekeken

Deel de prent iets boven het midden in twee delen en trek in gedachten een horizontale lijn. Wijs de koets aan op de achtergrond en zie ook de wandelaars op die hoogte. Dat daar moet dus de Oude Soesterweg zijn geweest.   

Die oude Soesterweg  was indertijd hemelsbreed gezien, dan wel de kortste weg naar Soest, maar ook een zeer moeilijk begaanbare weg. ‘s Zomers een bijna onbegaanbare mulle zandweg, ’s winters drassig. In de lager gelegen landen omtrent Soest, en hier op de afbeelding dus nog niet zichtbaar,  was de weg verderop mogelijk beter begaanbaar. Een ‘Zwarteweg’, zoals de mensen in Soest het verlengde van de Soesterweg noemden. Veengrond?  Links bovenaan tekent zich op de prent het silhouet van de molens af die op Bloemendal staan, en helemaal rechts zien we de molens die ten noord-oosten van de binnenstad van Amersfoort hun wieken laten zien. Aan het einde van de aangegeven horizontale lijn, (ietsje lager maar daar toch wel helemaal rechts) is op de gravure de Utrechtse Poort afgebeeld met - aansluitend - de langgerekte brug over de Stadsbuitensingel.

Meer dan drie kwart van het oppervlak van dit deel van de kaart van Blaeu wordt gedomineerd door die imposante Amersfoortse berg, onderdeel van de Utrechtse heuvelrug. Bergen en bergen, niets dan bergen, die van hoog naar helemaal laag, afdalen naar de rivier in het vlakke Eemdal. De patriottische dichter Pieter Pijpers werd er in zijn tijd ook al lyrisch van.

Zo zag het er dus hier vroeger uit. Op de oude landkaart van Blaeu is goed te zien hoe de Oude Soesterweg zich in noordelijke richting afsplitste van de Utrechtseweg. Hemelsbreed gezien passeerde je vroeger eerst Isselt,  dan kwam je langs Birkhoven, op die kaart van Blaeu nog benoemd als ‘Burck’.

1813: de Fransen bliezen de aftocht over de oude weg

In het depot van het archief Eemland ligt een brief de dato 12 januari 1885. Een kleinzoon van Baron Snouckaert van Schauburg beschrijft daarin nauwkeurig en uitvoerig wat er is gebeurd op 28 november 1813, de dag dat Amersfoort zich afkeerde van het Franse gezag. Tegelijk met de brief schonk Snouckaert junior een lantaarn en twee ‘cachetten’ aan Flehite. Hij schreef daarbij met een zekere trots:  “Zij zijn afkomstig van mijn Grootvader Albert Carel Baron Snouckaert van Schauburg, welke Onder-Prefect van het Arrondissement van Amersfoort was op den 28: November 1813, de dag waarop de stad Amersfoort de Fransche zijde verliet”.  In die brief wordt verhaald dat de onder-prefect (destijds zo iets als het hoofd van de plaatselijke politie) te horen kreeg van de commandant van het Franse leger om bij het vertrek van de Franse troepen toch maar een beetje weg te kijken als er ‘iets’ gebeurde. Die boodschap was destijds best wel duidelijk voor de gezagsdrager,  omdat de Fransen al eerder die week de stad Woerden geplunderd hadden, met alle gevolgen van dien. Tot overmaat van ramp stond – althans,  volgens die bewuste brief -  aan de andere kant van de stad het Kozakkenleger, onder leiding van een Russische prins voor de Kamperpoort te wachten.

Baron Snouckaert wist een dreigende botsing tussen beide partijen te voorkomen door op  diplomatieke wijze de Fransen over te halen nu toch maar direct naar Naarden te vertrekken. Amper twee dagen later landde onze prins Willem Frederik, (de latere koning Willem 1) in Scheveningen.

Dit verhaal berust vooral op overlevering binnen de familie Snouckaert van Schauburg. Of het nu allemaal precies letterlijk zo gegaan is als het door zijn kleinzoon gesuggereerd wordt,  doet er eigenlijk nu niet meer zo toe lijkt mij. Hij was ontzettend trots op zijn grootvader. Zo trots, dat de lantaarn die grootvader gebruikt zou hebben om midden in de nacht,  de stadspoort achter de Franse troepen te kunnen sluiten,  door de familie geschonken is, en nu nog aanwezig is in de historische collectie van Flehite. Dit verhaal kan in ieder geval dienen als een goede verklaring waarom later het allereerste deel van onze Soesterweg, nieuw dan wel oud – vanaf de Utrechtseweg tot aan het spoor - omgedoopt is tot Snouckaertlaan. Dat gebeurde in 1917.

Snouckaertlaan  (tot 1917 Soesterweg) 1895 (S.O. 8a- mapje).JPG

Soesterweg (1895), later Snouckaertlaan (collectie Ton Blom)

De Naarderstraatweg 

Vooral in de officiële stukken staat de nieuwe maar zeker iets later aangelegde weg richting Soest(1815) als Naarderstraatweg te boek. Het was een stenen straatweg met, zoals gebruikelijk in de tijd van koning Willem I, in iedere gemeente een tol aan het begin en aan het einde van de weg. Eerst moest je dus tolgeld  betalen, voordat je verder kon gaan. Dat geld was nodig voor het onderhoud van de weg. Misschien kunnen we de Soesterweg om deze genoemde reden dan ook wel roemen als Koninklijke weg.  *2)  Maar er is ook nog een andere aanleiding. Met de aanleg van de Naarderstraatweg was er tevens een goede aansluiting gerealiseerd voor leden van het Koninklijk huis die regelmatig van Soestdijk naar het Loo en andere delen van het land moesten reizen. De eerste eigenaar was de kroonprins der Nederlanden, de latere koning Willem II. Hij kreeg na de slag bij Waterloo vanwege zijn verdiensten voor het land het “domein van Soestdijk met alle onderhoorigheden in naam der Nederlandsche Natie” aangeboden.   *3)

Wat betreft de nabijheid van Soestdijk lijkt het dan ook niet helemaal toevallig dat in 1835 baron Charles Nepveu zich hier in Amersfoort vestigde. Nepveu, was in 1808 als zestienjarige page actief aan het hof van Lodewijk Napoleon, koning van Holland en was, zoals algemeen bekend, ook betrokken bij de veldtocht van Napoleon tegen Rusland (1813) en bij de slag van Waterloo (1815). Hij kreeg in 1834 de rang van kolonel. Jn 1839 werd hij benoemd tot chef-staf van de veldmaarschalk, de prins van Oranje. In augustus 1835 werd hij eigenaar van de buitenplaats Berg en Dal, ofwel ’t Hoogje. *4)

Straatwegen speelden nu ook een nieuwe rol in ‘de trek naar buiten’.

Al sinds de zeventiende eeuw was het gebruikelijk dat welgestelde families in de zomer buiten gingen wonen. Aanvankelijk trokken ze vooral naar die plaatsen die goed bereikbaar waren, zodat men tegelijk ook regelmatig bij elkaar op bezoek kon gaan.  Wat die bereikbaarheid betreft, kan je daarbij denken aan de trekvaarten en de rivieren in de regio, maar je kunt ook -  in de latere jaren – denken aan de opkomende belangstelling voor de badplaatsen aan de kust. Met de komst van de verharde hoofdwegen, de steenstraten,  werd nu ook het reizen op grotere afstanden vergemakkelijkt, en het is dan ook goed voorstelbaar dat zeker na 1815 ook Amersfoort meer in het middelpunt van de belangstelling kwam te staan. Het waren immers vooral de rijken die er met de koets of te paard er op uit trokken, maar tegelijk ook de Hollandse handelsgeest met zich meebrachten.

Deze kijk op de historie wordt bevestigd in een verhaal over de welgestelde  Amsterdamse koopmansfamilie van Eeghen waarin een nazaat het voorbeeld aanhaalt van zijn familielid Pietje Rochussen-van Eeghen, de weduwe  van Bram van Eeghen:  'In de zomers van 1820 en 1821 ging Pietje met haar gezin naar Den Haag en Scheveningen, waar het zeewater niet alleen door baden, maar ook door het drinken genezing moest brengen. Het succes was verrassend en om het zo veel mogelijk te bestendigen werd gezocht naar een huis in de buurt van Amersfoort, waar de familie Willink (de schoonfamilie van Bram van Eeghen door zijn eerste huwelijk) woonde, Pietjes zwager, Hein van Leuvenigh Willink, op Birkhoven buiten was en haar eigen familie, te Soestdijk, ook niet te ver was. Haar oog viel op een bescheiden buitenhuis, 'het huisje van Stoetwegen', dat zij toen haar besluit eenmaal genomen was, ook zo snel mogelijk wilde huren'. *5)

Dit voorbeeld kan aangevuld worden met veel nieuwe informatie die te vinden is in het rijke archief van deze welgestelde doopsgezinde Amsterdamse familie ten Broeke. Te noemen zijn in dit verband Hein van Leuvenigh Willink, makelaar en commissionair, grondeigenaar en zijn vader Jan ten Broecke Willink. Jan ten Broecke was zakelijk gezien een partner van Jacob van Kreel, herbergier te Zeist, en onder andere mede betrokken bij de teelt van mangelwortelen (suikerbieten) en bij de destijds opkomende bosbouw in Zeist. Via een lid van dezelfde Zeister familie had Jan ten Broecke bovendien een zakelijk belang bij een runmolen in Wijk bij Duurstede. In 1812 sloot hij daartoe een compagnieschap met Zeistenaar Van Kreel. De zaken gingen echter minder goed dan verwacht en de nasleep ervan heeft deze familie dan toch nog wel enige zorgen gebaard.

Jan ten Broecke Willink voerde over al deze zaken een uitgebreide briefwisseling met zijn enige zoon Hein van Leuvenigh Willink en een flink aantal van die brieven en aanvullende interessante bescheiden bevinden zich in het uitgebreide (Amsterdamse) Archief van de familie.  Daaruit is ook op te maken dat deze tak van de Willinks zich zakelijk gezien intensief met Amersfoort bezig gehouden heeft. Het is een prachtig voorbeeld van hoe goede verbindingen en het nodige netwerk hebben kunnen bijdragen tot een nieuwe welvaart in een stad van het kaliber van Amersfoort. 

Jan ten Broecke Willink had zich in 1815 al in Amersfoort gevestigd en kende de upper ten hier ter plaatse.  De familie woonde hier ergens op het Singel. Circa 1821 verhuisde hij met zijn vrouw Aletta van Leuvenigh naar Brummen, maar zijn nakomelingen van de eerste generatie familieleden zijn Amersfoort aardig trouw gebleven. Zoon Hein ging zich bemoeien met de Oliemolen aan de Eem en  woonde behalve in Amsterdam (Keizersgracht) tussen 1820 en 1830 ook in Amersfoort  op de Langestraat. In de zomer woonde hij zoals iemand van zijn stand betaamt ‘buiten’ en hier in Amersfoort  zijn dan ook ook de meeste van zijn kinderen geboren. Hij woonde eerst op (het oude) Birckhoven, waar hij blijkens de administratie in het archief Ten Broeke mogelijk het eerste initiatief nam tot de aanleg en onderhoud van de bossen van dit landgoed. In 1822 kocht hij bovendien het buitengoed Puntenburg. Hein van Leuvenigh Willink verkocht in 1826 Birckhoven aan Jan Cock Blomhoff, die eerst een tijdje op Birkwijk woonde en vervolgens aan de Soesterstraatweg de nieuwe buitenplaats Birkhoven  liet bouwen.

Aletta van Leuvenigh Willink, een dochter van Hein trouwde in 1846 met de Amersfoortse notaris Jan de Louter, twee andere dochters  hebben gedurende hun hele leven in Amersfoort gewoond. Zij waren niet gehuwd en zijn hier ter plaatse actief geweest.

Leden van deze familie Willink moeten vooral in de jaren twintig en dertig van de negentiende eeuw in hun rijtuigen vanwege de zaken en het uitgebreide bezoek aan de relaties vele malen over de Soesterstraatweg hebben gereden en dus het nodige leven in de brouwerij hebben gebracht. In het Amsterdamse archief, bevinden zich een aantal rekeningen van de stalhouderij van Jacobus Roelen uit de Koninckstraat, waaruit blijkt dat deze  stalhouderij de nodige tolgelden had voorgeschoten en de verhuur van extra paarden en rijtuigen in rekening werd gebracht. Op enkele rekeningen uit 1829 worden in 6 maanden tijd o.a. de volgende bestemmingen genoemd:  

Een paard naar Utregt (3 maal),  met de cales naar Utregt , Zoestdijk, Scherpenzeel, Emenes (twee maal), een Franse Wagen naar Amsterdam, een Franse Wagen naar Hilverzom, een Franse Wagen naar Niekerk, naar Naarden (en (drie dagen later) dito gehaald met de Franse Wagen van Naarden. Bovendien werd er getoerd met de Cales over het Hoogeland, een paard ging naar Schraveland . Een paard naar Niekerk. In totaal wordt er gedurende de genoemde periode 33 keer gebruik gemaakt van deze stalhouderij. Ze hadden het er maar druk mee.

Teneinde deze episode van de geschiedenis van de Soesterweg in relatie tot de Oude Soesterweg af te ronden , maak ik een dankbaar gebruik van een artikel van Frederik van Cleeff, journalist, gepubliceerd in de Amersfoortsche Courant:  ”In no. 38 van deze serie heb ik meegedeeld, dat de Gemeente 3 september 1907 voor bijna f.60.000 kocht het landgoed ‘Birkhoven met zijn mooie bossen, landerijen, boerenhofsteden enz. Ik dien er op te wijzen, dat dit raadsbesluit geenszins was een eerste schrede in de richting van Gemeentelijke grond-politiek, doch slechts was bedoeld als prachtige kapitaal-belegging de batige saldi van [...] de gasfabriek. Het koopen geschiedde uitsluitend met het nooit te veel geprezen doel, aan de stad een uitspanningsplaats te verschaffen en het zeer mooie bosch te behouden. Het spreekt vanzelf, dat er aanstonds over werd gedacht, een goeden verbindingsweg naar "Birkhoven" te maken; want de Soesterweg (zijn officieele naam was: Naarderstraatweg) stond destijds in kwaden reuk en de Oude Soesterweg, waaraan toen nog geen enkel huis stond, was weinig meer dan een zandpad, vol kuilen en gaten. Wel werd er aanvankelijk over gedacht laatstgenoemden weg door valiede gesteunden van het burgerlijk Armbestuur te doen verharden, doch dit plan werd niet tot uitvoering gebracht. (NB De Oude Soesderweg tot aan de Borstraat werd bij besluit van 01-02-1913 verhard”.

bronnen

*1)  Zie ook Het aanzien van het Soesterkwartier, deel 1 , 6 augustus 2020 https://www.destadsbron.nl/nl/Het_aanzien_van_het_Soesterkwartier. Meer over Birkhoven, zie https://birkhoven.wordpress.com/geschiedenis/

 2)  Soms wordt er wel eens beweerd dat de Soesterweg een Keizerlijke weg is, een zogenaamde route imperiale, maar die stelling is niet juist. In een publicatie van de provincie Utrecht wordt gesteld dat er naast de straatweg tussen “Utrecht, Amersfoort  en Apeldoorn, die op kosten van het Rijk in 1808 een vier meter brede keienbestrating kreeg” er geen verharde weg in de provincie te bekennen was. Met genoemde straatweg word vast en zeker wel de weg van Amsterdam over Utrecht naar Amersfoort bedoeld: de Amersfoortseweg. Dat is dus de weg die hier in Amersfoort bekend straat onder de naam van ‘Utrechtseweg’. De Soester(straat)weg dateert zeer waarschijnlijk uit 1815. Zie eventueel Tastbare Tijd 2.0, een publicatie van de Provincie Utrecht (Vierde geheel herziene druk, uitgave Stokerkade, Amsterdam, 2015)en ook op internet te bekijken: https://geo.provincie-utrecht.nl/publiek/documenten/monumenten/TT/TT2_infrastructuur.pdf

*3) GRAVENHAGE den 13 july. Een Befluit van Z. M. van den 8 . behelst dat het domein van Soestdijk met alle zijne onderhoorigheden wel en in naam der Nederlandfche Natie aan Hoogstdeszelfs Doorluchtigen Zoon den Prins van Oranje Wordt aangeboden en afgedaan (Zie de voordragt deswegens van H. E. M. de Heeren Staten-Generaal, in onze Courant van den 4 dezer. (Middelburgsche Courant 18-07-1815)

*4) Archief Eemland: 0178 Charles Baron Nepveu en zijn zoon Jean Laurent Baron Nepveu, voornamelijk betreffende de huizen Boezemberg en ’t Hoogje, later genaamd Berg en Dal te Amersfoort, 1696-1881.

 *5) 54e jaarboek. Genootschap. Amstelodamum. Artikel 'driehonderd jaar de stad uit', Mr. P. van Eeghen. : (p.121) 

 *6) https://archief.amsterdam/inventarissen/details/494/path/10.10 Archief Familie ten Broeke en aanverwante families.  Zie ook het eerder verschenen artikel over de Oliemolen: https://www.destadsbron.nl/nl/Muurgedicht_aan_de_Eem

    nog geen reacties

(maak u bekend met uw volledige naam)

opmerkingen

Steun de Stadsbron!

U steunt ons met een gift via IDeal al met een bedrag vanaf 2 euro per artikel.

Draag bij!