3 reacties

Het Amersfoortse jaagpad

door Joke Sickmann
29 november 2019om 16:30u

Rohm & Haas Roanne.jpg
Foto Roanne Woldendorp 08-04-2011. Zicht op de Eem vanaf de Houtzagersbrug bij de Kwekersweg. Wat nu de Kleine Koppel genoemd wordt, daar begon vroeger al het Jaagpad.

Een volwaardige route langs de Eem

12 november j.l. was er een discussie in de gemeenteraad over het nieuwe bestemmingsplan van Kop van Isselt - deel 1. Het ging daarbij over een strook grond verderop langs de Eem in de bocht bij Warner Jenkinson (de War). De vraag was aan de orde, of het nog mogelijk is “om in het plan een ruimtelijke reservering op te nemen voor een fiets-/voetpad, zodat de ruimte behouden blijft om op termijn een aantrekkelijke doorgaande verbinding te creëren voor fietsers en voetgangers langs de Eem.”  Reservering van een klein deel van zijn grond voor dit doel komt eigenaar Rovase niet goed uit. De raad, wil echter wel een goede voorziening. Wethouder Janssen heeft nu toegezegd om de raad te informeren over de aanpassing die tot stand is gekomen in afwijking van het plan waarmee de selectieprocedure indertijd door Rovase is gewonnen. Dit betekent tevens dat het ter inzage leggen van dit ontwerpbestemmingsplan Kop van Isselt nog even moet wachten. Ook worden er nieuwe gesprekken gevoerd en zal ondergezocht worden wat er nodig is om toch een volwaardige route langs de Eem te kunnen realiseren.

fietspad wit 18 schets Tom de Wit.jpg

Schets: Tom de Wit. Het nieuwe pad langs de Eem. Situatie, zoals aangeduid in het stuk dat in de gemeenteraad ter sprake is geweest. Links de Koppelpoort. De rode lijn geeft het pad weer zoals de indieners van het amendement het pad voor zich zien: een fiets/wandelpad langs de Eem, geïnspireerd op het oude jaagpad van Amersfoort richting Soest. In de bocht van de Eem, is een schets afgebeeld van het nieuwe complex dat Rovase daar wil gaan bouwen. 

Tijd brengt misschien wel raad. De vertraging is een goede aanleiding om juist nu eerst nog eens te kijken naar de geschiedenis van dat jaagpad.

Een ‘treckpad’  voor de scheepsjagers

Het ontstaan van trekpaden in het waterrijke Nederland hangt samen met de opkomst van het vervoer over water van personen en van goederen. Vanaf de zeventiende eeuw is er zo geleidelijk aan een heel netwerk van trekvaarten en trekpaden ontstaan. Bij het voorttrekken van de schepen langs de vele waterwegen die Nederland telt,  werd doorgaans gebruik gemaakt van paardenkracht. De scheepsjager had voor zijn paarden een pad nodig om langs de oever te kunnen lopen.

De kade langs de Eem die nu bekend staat als de Kleine Koppel vindt dan ook haar oorsprong in de aanleg van het jaagpad langs de Eem. Aangenomen kan worden dat dit jaagpad al is aangelegd in de zestiende eeuw. Het eerste stuk van het traject liep vanaf de Koppelpoort langs de linkeroever van de Eem naar de Grote Melm in Soest. Daar konden de paarden met het wagenveer worden overgezet. Aan de overkant ging het jaagpad verder door tot aan de monding van de Eem. Vermeld dient te worden dat Amersfoort wel toestemming moest hebben van de verschillende grondeigenaren om van het pad langs het water gebruik te mogen maken.  Voor dit recht van overgang werd dan ook door het stadsbestuur jaarlijks een vergoeding betaald aan de eigenaren van de grond.

Ter oriëntatie – zo zag het er vroeger uit

Gravure Paulus van Liender.JPG

Om ons goed voor te kunnen stellen hoe het vroeger uitzag in de Eemhaven is deze gravure van Paulus van Liender een voortreffelijk hulpmiddel. De prent is indertijd in opdracht gemaakt om te dienen als illustratie in de “Beschryving der stad Amersfoort”, van de Amersfoortse geschiedschrijver Abraham van Bemmel. Dit boek is in 1761 uitgegeven. Op de gravure is een 18de eeuwse trekschuit afgebeeld. Links van het midden,  aan het einde van de Eem bij  de Koppelpoort,  is de drukke ‘Veerkaai’ weergegeven. Aan de rechterzijde (de linker Eemoever) overheerst nog het landelijke gebied. Zie ook de schuin aflopende wallekant. Daar is anno 1759 onvoldoende  plaats om op comfortabele wijze aan te meren en goederen in en uit te laden. Aan die kant van de Eem liggen in 1761 nog de playsirtuinen van de rijke luyden uit de stad.  Ietsje verder weg voorbij het obstakel dat oogt als een toegangspoort naar een tuin is zelfs nog het trekpaard te zien waarmee de trekschuit voortgetrokken wordt.  Nog verder staat daar rechtop ‘de Hand’, de paal die de plaats aangeeft waar de zeilschippers volgens de ordonnantie bij aankomst hun zeilen moesten strijken. Aan de overkant van de Hand staat aan de kade het pakhuis de Spijker. Deze  ‘Koornspijker’ en het naastliggend woonhuis was destijds eigendom van de welgestelde brouwersfamilie Van Lielaar.  Links van het pakhuis lag de grens tussen Amersfoort en Hoogland.  *1)

spijker detail withoos.jpg

De Spijker, zoals dit pakhuis honderd jaar eerder is afgebeeld op het grote Stadsgezicht van Matthias Withoos. Rechts van het pakhuis begint de Veerkay (schilderij museum Flehite, detail)

Abraham van Bemmel gaat in zijn ‘Beschryving’ uitvoerig in op de Veerkay en de gang van zaken bij de toenmalige beurtschipperij.  De beurtschepen vertrokken vanaf de Veerkade bij de Grote Koppel. Vermeldenswaard is dat er een perceel aan de kant van de Kleine Koppel  ligt dat in de transportakten van Amersfoort aangeduid wordt met ‘Jagersweide’.  De naam doet al vermoeden  dat op het genoemde weiland de trekpaarden, na het zware trekwerk door de scheepsjagers werden uitgespannen, gevoederd en gestald.

KAART V.D. nEUT dETAIL.jpg

Plattegrond Amersfoort en omgeving 1823 (detail, bewerking v.d. Neut 1957 - archief Eemland). Op de hierboven weergegeven kaart die gemaakt is voor het kadaster is later zorgvuldig de toenmalige situatie met de namen van huizen, percelen en eigenaren aangetekend.  Op deze kaart is ook de grens tussen Hoogland en Amersfoort aangegeven. Ter hoogte van het pakhuis dat aan het water ligt, buigt de grens zich af van de Eem. Het pad langs de oever aan de overkant werd benut als jaagpad en liep door tot aan de Grote Melm in Soest. De hiervoor genoemde Jagersweide staat nauwkeurig op de kaart aangegeven. Ook het perceel D 77 moet daartoe gerekend worden. Het Vierkantje ten oosten van de Jagersweide is thans Rohm & Haas. Het pad langs de Eem heeft op de kaart geen naam, maar wordt aangeduid met: 'de Stad Amersfoort'. In die tijd werd dit gebied doorgaans aangeduid met de omschrijving: "buiten de Kleine Koppel". 

Om de beurt varen

Abraham van Bemmel meldt dat in 1572 acht veerschippers van de stad op Amsterdam en ‘wederom’ terugvoeren, In het jaar daarop waren het  er al twaalf en weer later kwamen er nog eens twee beurtvaarders bij. Deze laatste twee hadden Amsterdam als thuishaven. Ten slotte volgt dan ook nog een mededeling over de vertrektijden uit die tijd.  ‘Deze Veerschepen varen des morgens ten zeven uuren van de Veerkay af naar Amsterdam.’

Aan de Veerkay moet het in die jaren een drukte van jewelste zijn geweest. De  scheepsjagers stonden met hun paarden aan de jaagpadzijde te wachten om de lijnen op te vangen. Interessant is ook dat de beurtschippers volgens de regels die door het gildebestuur waren vastgesteld eerst bij de Koppelpoort met elkaar ‘om de beurt’ moesten  dobbelen en zo onderling met elkaar moesten regelen wie wanneer aan de beurt was om met zijn beladen schip te vertrekken naar Amsterdam of naar één van de andere steden in Holland of elders in het land. In de Koppelpoort was boven de Waterpoort een kamer van het Schippersgilde. Een andere ruimte in het gebouw werd gebruikt door het Dragersgilde.

   gildebord.jpg 

Uithangbord Dragersgilde, (collectie Museum Flehite). Een replica van dit uithangbord van het Dragersgilde hangt aan de Koppelpoort.

Gilderegels betreffende de beurtvaart

Veel regels van het gilde zijn terug te vinden in de resolutieboeken van de stad. Ze werden ook opgetekend in de ‘puntboeken’ van het gilde. Sommige regels geven een aardige indruk van hoe het er aan toeging in Amersfoort. Zoals in onderstaande,  waarin aanwijzingen worden gegeven hoe het er aan toe moest gaan bij  het dobbelen om de beurt.  *2)

Van ‘t schippersgilde, aan regeerders van Amersfoort

Dat de verzoekers de klachten van de kooplieden en passagiers over de wanorde bij het aankomen en wegvaren van haar beurtschepen zoveel als mogelijk is zullen trachten te voorkomen. In het gilde is daarom het puntboek van het gilde nauwkeurig onderzocht. Dit heeft geleid tot de volgende verbeteringen:

o   Dat van nu af aan de schippers die aan de beurt zijn om met hun schepen in compagnie te varen, verplicht zijn om op de donderdagen om één uur, of uiterlijk op vrijdag om 8 uur binnen de Spijker te zijn op poene als bepaald in artikel 50 van het poinctboek.

o   Dat ook de kaaij niet zonder aangelegd veerschip mag blijven, maar dat zodra het laatste veerschip daar is weggevaren terstond het volgende schip er weer moet aanleggen. (Wie aan de beurt is, maar te laat aanlegt,  krijgt boete!)

o   Dat ook niemand op dinsdag als het om de vrijdagbeurten gaat om de buitenvrachten mag spelen, op poene van 25 gulden.

o   En dat geldt ook als er gespeeld wordt om een buitenvracht die niet te maken heeft met de beurt op Amsterdam en als die andere beurt gewonnen is mag de schipper niet meer meespelen, ook niet na de tweede beurt, ook niet bij de derde enzovoort, tot aan de laatste toe, ‘zulks’ dat ieder die een beurt gewonnen heeft moet stoppen met het meespelen net zo lang totdat ieder zo’n vracht heeft gewonnen.

o   Dat ook niemand om vrachten mag meespelen, tenzij zijn schip leeg aan de wal ligt, zonder onderscheid van goederen, op straffe van verbeurte (boete).

6. Zicht vanaf de Grote Koppel op de Oliemolen, 1920.jpg

Foto archief Eemland, jaren ‘twintig. Toen paarden aan de Eem nog heel gewoon waren. Grote Koppel ter hoogte van de voormalige Veerkade. Het zoontje van schipper Van den Heuvel houdt het paard aan de teugels. Aan de overkant van water het pakhuis van Gerritsen en rechts daarvan (aan de overzijde van de Eemstraat)  de Stoomolieslagerij van Van Nieuwenhuizen. Daarnaast de voormalige oliemolen die in die jaren alleen nog als pakhuis werd gebruikt.

De Jagersweide

Amersfoortse schippers sloten op 2 januari 1749 een contract bij de notaris waarbij zij afspreken met Aert van Snellenbergh uit Eembrugge dat Aert voor de eerstkomende 6 jaar de jagers en de paarden zal leveren die zij nodig hebben voor al hun veerschepen die zij in het veer hebben. Bij het sluiten van dit contract werd tevens verklaard dat Snellenbergh  de Jagersweide kon gebruiken: “'t weyland rondom de schuur, gelegen even buyten de kleyne Koppelpoort in de vrijheyd deser stad, met de paardestal, de haverkist, de hooysolder en 't afdak om in te woonen”.  Het contract werd gepasseerd buiten de Grote Koppelpoort, mogelijk in het Schippersveerhuis, dat daar net buiten de poort lag.

In 1798 zijn de gilden in Nederland officieel opgeheven maar toen moesten er natuurlijk nog allerlei zaken geregeld worden. Dat ging niet van de ene op de andere dag.  De Jagersweide is in 1816 door de schippers voor 800 gulden verkocht aan de tabaksplanter Jan van Nimwegen. De omschrijving van het perceel luidde toen “ Een hoek bouw, weiland en bosch groot ruim een en een half morgen met een Schuur en twee woningen daar op staand, gemerkt Br. Nummer 595, gelegen in de Gemeente van Amersfoort buiten de Koppelpoort daar aan de ene zijde de weduwe Gouddoever en aan de andere zijde de weduwe van den Bogaard naast gelegen zijn”.  (De weduwe van den Bogaard was toen de eigenares van de oliemolen!).  Van Nimwegen  verkocht de Jagersweide in 1822 weer door aan de steenrijke Theodorus Johannes van Lilaar, die in dat zelfde jaar ook eigenaar van het buitengoed Randenbroek was geworden.

Eem vanaf de Zandhopen N. Berkhout (1841), COLLECTIE mUSEUM fLEHITE.jpg

De Eem gezien vanaf de zandhopen.  ( N. Berkhout 1841 – museum Flehite). Aangezien de Erdal-Prodentfabriek in 1936 nabij de Zandhopen en op het terrein van de Jagersweide is gebouwd, lijkt het zeer aannemelijk dat de schilder Berkhout op dit doek de Jagersweide heeft afgebeeld. Het gebouw met het koepeltje iets links van het midden is mogelijk een afbeelding van  het buitentje Eemzicht ofwel de voorganger van dat buiten, (dat op het perceel van het Vierkantje is opgetrokken –zie de hiervoor afgebeelde bewerkte kadasterkaart van Van der Neut). Dit Eemzicht is later opgenomen in het complex van Rohm & Haas (de Zeepfabriek).Door de bocht heen - iets verder weg-  aan de overkant van de Eem,  is de 19e eeuwse versie van pakhuis de Spijker te zien.

lucifersfabriek.jpg

De Stoomlucifersfabriek, op de locatie van het latere Warner Jenkinsoncomplex (afb. circa 1881) Op de grens van het complex met het jaagpad staat een eenvoudig hek. Deze Stoomlucifersfabriek, van Beuker en Van der Valk, die in 1881 gebouwd is in de bocht van de Eem kan beschouwd worden als het oudste industriële erfgoed van Amersfoort buiten de Koppelpoort. De overeenkomst met de huidige situatie ter plaatse is nog goed aan te wijzen. Het complex met aanlegsteiger voor de schepen die de goederen af- en aanvoeren, staat op deze prent breed toegankelijk met het front gericht naar de Eem. Links de directiewoning die bij een latere verbouwing is gesloopt. In het midden een (op)stal aan het water, tegenwoordig bekend onder de naam Laboratoriumgebouw. Verderop en meer naar achteren, (aan de overkant van de binnenplaats)  een deel van het complex zoals het ook nu nog in 2019 er bij staat, behalve dan dat bij een verbouwing in 1889 op een deel van het gebouw een verdieping er bovenop is geplaatst. Voor het ontwerp tekenen vader en zoon G.B. & A. Salm, dezelfde architecten die al eerder in 1871 ook de Phoenixfabriek aan het Smallepad ontworpen hebben.

Een overtreding van de wet

In het begin van dit artikel is verslag gedaan van de discussie in de gemeenteraad over de vraag of het mogelijk is om ruimte te reserveren om in de toekomst een fiets/wandelpad aan te kunnen leggen langs de Eem.  Dat speciale onderwerp is tevens aanleiding om aan het slot van dit artikel nog even in te zoomen op een overtreding van de wet in de geschiedenis van het jaagpad

In het archief Eemland bevinden zich nog stukken waaruit blijkt dat de opvolger van de Stoomlucifersfabriek, namelijk Farbwerke  Pick, Lange en Co in 1889 een stevige verbouwing heeft doorgevoerd. In het jaarverslag van de gemeente Amersfoort van dat jaar staat vermeld dat de fabriek van aniline-verfstoffen van Pick, Lange & Co wat de gebouwen betreft, bijna met de helft is vergroot, “wat noodzakelijk was geworden door uitbreiding van het debiet”. In het archief bevindt zich nog een kopie van de gerechtelijke uitspraak waarin de drie partijen zowel Pick Lange & Co als nog  twee andere bedrijven die bij de bouw van de muur betrokkenen waren ieder veroordeeld zijn tot het betalen van een boete van 25 gulden, omdat ze zonder daarvoor een vergunning aan te vragen een muur hebben laten metselen om het fabriekcomplex af te scheiden van de Eem.  Als reden wordt aangevoerd dat de muur zonder vergunning  is aangelegd op grond van het Jaagpad, of  zoals het in de uitspraak staat: “is gebleken, dat de op de plaats waar thans de in deze bedoelde muur staat, voor het bouwen daarvan ene afrastering van palen en ijzerdraad aanwezig was terwijl uit de bezichtiging der kaart den Rechter is gebleken, dat de kortste afstand tusschen den stal en de Eem op de kaart bedraagt ongeveer 6 meter, dat dit echter naar het oordeel van den Rechter geen aanleiding geeft om het bewezen feit niet strafbaar te verklaren”. 3*)

Verwezen wordt dan nog naar de strafbaarheid op grond van “art. 7 van het XXVIII van de ordonnantie des eaux et forêts du mois d’ Aout 1669” etc. Het betrof hier een zogenaamde erfdienstbaarheid ten algemenen nutte. 4*)

Vrome wens contra harde werkelijkheid

Ach, misschien is het alleen maar een vrome wens om te durven hopen dat het in de toekomst toch nog eens mogelijk zal zijn om het historische jaagpad als uniek Amersfoorts erfgoed weer in ere te herstellen. Maar afgezien daarvan is het een interessante vraag of de verplichting tot erfdienstbaarheid op grond van  “art. 7 van het XXVIII van de ordonnantie des eaux et forêts du mois d’ Aout 1669” inclusief de eventuele aanpassingen van die wet in de 19de eeuw nog steeds rechtsgeldig is. Daarbij roept ook de huidige kadastrale kaart van het gebied een nieuw vraagteken op. Op de kaart die in 2015 door het kadaster is afgegeven staat namelijk wel de grens van het oorspronkelijke Jaagpad op het huidige Rovaterrein aangegeven, maar niet meer -  in aansluiting daarop –de grens op het naastliggende terrein. Zou dat komen omdat de betreffende strook van het Rovaterrein nog wel nadrukkelijk eigendom van de gemeente is, terwijl de gemeente Amersfoort met de verkoop van het naastliggende terrein nu ook haar recht op het Jaagpad heeft verspeeld?

bronnen

*1) Volgens een oud belastingregister in 1755.  *2) De oorspronkelijke tekst is overgenomen uit Poinctboek XXIIII van 1701. Deze tekst is door de auteur van dit artikel bewerkt. *3  Na de uitspraak van de Kantonrechter zijn genoemde partijen nog in hoger beroep gegaan, tot aan de Hoge Raad toe, maar ze werden in het ongelijk gesteld. Uitspraken 10-10-1900, 24-02-1900 en 01-04-1901  *4) https://www.tragewegen.be/e-zines-hidden/item/3133-vraag-van-de-maand-wat-is-een-jaagpadhttps://www.tragewegen.be/e-zines-hidden/item/3133-vraag-van-de-maand-wat-is-een-jaagpad

(maak u bekend met uw volledige naam)

opmerkingen

Steun de Stadsbron!

U steunt ons met een gift via IDeal al met een bedrag vanaf 2 euro per artikel.

Draag bij!