Verzet als
thema van de maand van de geschiedenis
Het emplacement van Amersfoort
De kinderen van Versteegh moeten
onder de wol *1)
Op 17
september 1944 werd via radio Oranje bekendgemaakt dat iedereen in het bezette
gebied die bij het spoor werkte, moest
gaan staken. De kennis van hoe het in die tijd met de staking er aan toe is gegaan
en wat dat betekende voor betrokkenen, ebt langzaam weg uit het collectief
geheugen van Amersfoort. Directe
ooggetuigen zijn er bijna niet meer. Bij navraag weten nakomelingen er weinig over
te vertellen. Er zijn vragen en gevoelens, maar veel kennis van feiten is er
toch niet. Wat het Soesterkwartier betreft wordt nog wel eens de naam van H.G. Huslage
genoemd. Een schoondochter (1922) woont nog in de buurt, maar ze heeft Huslage
sr. pas na de oorlog voor het eerst ontmoet. Ze zegt dat haar schoonvader er
weinig over verteld heeft. Herman Huslage (1891-1968), was destijds leidinggevend
ambtenaar bij NS, en werkzaam op het bureau van de Stationschef. Hij zat in de gemeenteraad voor de SDAP. Aangezien
die partij in de jaren ’20-’30 nogal aan de weg timmerde, veronderstel ik dat de naam Huslage in
het verzuilde Amersfoort van voor de oorlog in andere kringen dan die van het
spoor wel enige weerstand zal hebben opgeroepen. *2) Overigens kan ik me niet voorstellen dat
Huslage de enige spoorman is geweest die bij het verhaal over de staking naar
voren geschoven moet worden. Er zijn er vast en zeker nog wel meer. Zo’n staking
run je niet in je eentje. Herman Huslage was wel een actieve man. Hij durfde zijn nek uit te steken. Hij was onder
meer betrokken bij de Woningbouwcorporatie Goed Wonen in het
Soesterkwartier. In 1947 werd hij bovendien benoemd tot directeur van de corporatie. Hij woonde destijds aan het begin van de
Zonnebloemstraat *3)
Op zoek naar de kleine geschiedenis
Bij een bezoek aan de expositie in het museum aan de
St. Bonifaciusstraat dringt zich de
vraag op hoe het dan toch komt, dat er zo weinig details van die
stakingsperiode uit de Tweede Wereldoorlog bekend zijn. Het grote verhaal van
de oorlog kennen we wel. Maar de kleine geschiedenis is toch ook belangrijk? De
tentoonstelling lijkt een goede aanleiding om nog eens een keer aan de nakomelingen
van de spoormannen uit het
Soesterkwartier (en uiteraard ook aan de nakomelingen uit andere wijken van
Amersfoort) te vragen, of zij er vroeger thuis nog iets meer over
gehoord hebben, zodat wij nog wat nieuwe
informatie kunnen toevoegen aan de kennis die al voorhanden is, teneinde op
die manier samen met elkaar het verhaal van die laatste oorlogsjaren in
Amersfoort nog wat completer te krijgen. *4)
Om een voorbeeld te geven van wat ik
bedoel: in een artikel van Frits Groeneveld in de NRC over de spoorwegstaking (24-10-1994) vertelt Bart Cuperus over zijn
(Utrechtse) jeugdherinneringen. “Acht maanden lang zaten we ondergedoken in Utrecht.
Vanaf het begin van de spoorwegstaking in september 1944 tot aan de bevrijding.
Samen met moeder woonden wij in de Dillenburgstraat bij juffrouw Molsbergen in
een pension voor meisjesstudenten. Vader was hoofdingenieur bij de NS en zat
ergens anders. We zijn die tijd doorgekomen omdat er elke week een juffrouw op
de fiets geld kwam brengen. Daar leefden we van. Dat was het zogenaamde geld
van Van Hall dat van het Nationaal Steun Fonds kwam.”
Over de rol van
de bankiers , de familie Van Hall en over het zogenaamde NSF is wel veel te
vinden in de geschiedenisboeken, maar voor de betrokken nakomelingen is het juist
zo interessant om te weten waar je eigen vader of grootvader tijdens die staking onderdoken zat, en
vooral “hoe” het voor hen zelf was in die tijd. Daarom lijkt het me belangrijk om
juist die vragen nog eens een keer te stellen. Wie heeft het als kind nog meegemaakt en heeft
speciale herinneringen aan die tijd? Denk
bijvoorbeeld aan de angst voor de razzia’s. Aan de bombardementen op de
Wagenwerkplaats. Aan het springen van de munitietrein. Weet iemand nog waar en
bij wie vader of grootvader ondergedoken was. Of zat hij gewoon thuis. Had hij
daar een speciale schuilplek, en hoe zag die er dan uit? En hoe was het leven voor moeder in die tijd? Hoe
knoopte zij in die moeilijke jaren de eindjes aan elkaar. Ik denk dan bijvoorbeeld
ook aan het verhaal van Jacques van der Heiden (1936), één van de oprichters
van het tegenwoordige Wijkmuseum Soesterkwartier. Hij woonde destijds in de Rozenstraat. Hij zag als
kind dat het lichaam van iemand uit de buurt, die in het spergebied van Soest was
doodgeschoten, op een open bakfiets bij
die buurman thuis werd afgeleverd. Zo’n
belevenis hakt erin. Dat blijft op je netvlies staan. Verhalen van ooggetuigen zijn belangrijk. Denk
aan de strooptochten op de Wagenwerkplaats. Wie nam daar niet aan deel. Je
moest toch wel “wat” om te kunnen overleven. *5)
De houten blokjes
Jacques
vertelde mij ook een verhaal over de houten blokjes. De jongetjes uit de buurt
schooiden op de Wagenwerkplaats en hakten daar de blokjes uit de werkvloer van
de verlaten gebouwen. Die blokjes waren thuis hard nodig om vuur te kunnen stoken op het noodkacheltje in
die laatste koude oorlogswinter. Hij
vertelde ook over de angst die de kinderen hebben uitgestaan als er bij zo’n strooptocht
een paar patrouillerende Duitsers langs liepen. De kinderen moesten zich
verstoppen en hielden zij zich dan muisstil.
En dan is er
nog een belangrijke vraag: kan iemand uit eigen ervaring of van horen en zeggen en
dus wel uit de eerste hand (!) zich herinneren,
hoe het de spoormannen is vergaan die niet gestaakt hebben? En hoe is het hen vergaan direct na de oorlog?
1000 redenen om te zwijgen
Soms vraag
ik me af of de zwijgzaamheid, om maar niet te spreken van de zekere achterdocht,
die ik als nieuwkomer wel eens heb ervaren bij sommige Soesterkwartierders misschien ook iets
met de belevenissen uit die jaren te maken heeft. Wie kan
je nog wel vertrouwen in oorlogstijd en wie niet. Er zouden immers veel nsb-ers
in de buurt gewoond hebben! En wat doen die hoge heren je allemaal aan. Zij
hebben dan wel vanuit Londen het bevel gegeven. Maar jij hebt je gezin, je
vrouw, je kinderen waarvoor je moet zorgen. Ondanks de gezamenlijke
lotsverbondenheid met het spoor waren de tegenstellingen tussen de
leidinggevenden en de uitvoerende werkers in die jaren nog behoorlijk groot. Dit
alles moet wel leiden tot ambivalente gevoelens. Meer kennis van wat er
feitelijk gebeurd is lijkt belangrijk om de puzzel compleet te krijgen hoe het nu
werkelijk gegaan is in de oorlog.
Er zijn ook
praktische zaken die interessant genoeg zijn om er nog iets meer over te weten
te komen. Hoe was het bijvoorbeeld geregeld met het inkomen, want het
wekelijkse loonzakje kan je toch niet ophalen als je staakt en voedselbonnen krijgen
op vertoning van je stamkaart? Ho maar. Het moet toch wel een zware en duistere
tijd geweest zijn voor al de
betrokkenen. Ook voor de kinderen! En
dat in een stad die zich enkele jaren na de oorlog– blijkens artikelen in
kranten en tijdschriften – zich al weer vol trots profileerde als “de spoorstad
van Nederland”.
Om iets van
de sfeer van de jaren ‘44 en ‘45 te proeven
kunnen publicaties, vooral in de ondergrondse media uit die tijd een
beetje helpen. Het volgende gedicht spreekt boekdelen. Het is verschenen in “De
Wacht” . Het gedicht roept het algemene gevoel op dat in die tijd moet hebben
geheerst. *6) .
Uitgave De Wacht, 08-10-1944
17 september 1944 Amsterdam (ging het
zo ook in Amersfoort?)
Het volgende
verhaal over hoe het er aan toe is gegaan bij het begin van die spoorwegstaking
geeft ook het nodige voedsel aan ons voorstellingsvermogen. Het gaat over de
situatie in Amsterdam en is enkele
maanden na de bevrijding gepubliceerd. Zo moet het ook in Amersfoort
zijn geweest.
“Er hingen die zondag al vreemde geruchten in de lucht; 's middags nog
waren er berichten gekomen, dat er sterke geallieerde
luchtlandingsstrijdkrachten bij Arnhem waren neergekomen. Ik had juist m'n
vrije dag. en moest met de nachtploeg van 10 uur beginnen; en dat was maar goed
ook, want de spanning die overal hing, werkte zo op m'n zenuwen, dat ik
onmogelijk rustig zou hebben gewerkt. Tegen de avond, het zal een uur of vijf
geweest zijn, zit ik bij m'n
radiodistributieapparaat, en wacht of de 8.N.0. wat nieuws te vertellen heeft.
Het beroerde was. dat ik zelf geen radio-apparaat had, zodat ik Radio Londen
alleen bij kennissen kon horen. Enfin, in afwachting van de nieuwsberichten
spelen ze nog lustig marsmuziek of er geen wolkje aan de lucht is; plotseling
wordt er gebeld. Ik doe open, en daar staat Ome Piet. de fietsenbaas van de
overkant. Hij komt de trap opstommelen, en als ie boven is zegt ie: “Barend,
heb je het gehoord?" „Wat bedoel je, Piet," zeg ik. „Bedoel je die
luchtlandingen bij Arnhem?" „Welnee man," antwoordt Ome Piet. „Jullie
moeten er uit scheiden. Staken. Vanmiddag over Radio Oranje bekend
gemaakt."
Ome Piet is altijd een uiterst betrouwbaar berichtgever en hij zal nooit
iets vertellen, waar hij niet helemaal zeker van is. Maar aan de andere kant is
het een zaak van zoveel gewicht, dat ik er niet zo maar zonder meer op in kan
gaan. Maar als ik dan Ome Piet om bijzonderheden vraag, blijkt hij volkomen op
de hoogte te zijn van alle details. „Ze willen meteen doorstoten naar het
Westen, en om nou te zorgen, dat die Mof geen oorlogsmateriaal naar Arnhem
krijgt, moeten jullie de boel plat gooien. De regering heeft gezegd, dat ze de
verantwoording, die ze met het stakingsbevel op zich neemt, volkomen aanvaardt.
Het is duidelijk, dat het zaakje nou binnen een week gepiept is. Hij houdt het
niet lang meer, die Mof!!" Ik zal
je eerlijk bekennen, dat ik een beetje zenuwachtig was, toen ik even later op
straat liep om eens te kijken, hoe de zaken op het station stonden. Op de
hoeken dromden al groepjes mensen bij elkaar, die het nieuws al gehoord schenen
te hebben. Soms schoot er schichtig een spoorman op een fiets voorbij; dan ging
er een luid gejuich op.
Op het station was de dagdienst nog bezig. Ze hadden wel wat gehoord, maar
wisten nog niet precies wat. Bahnhofsoffizier Maerker liep als een briesende en
argwanende leeuw rond, alsof-ie voelde, dat er iets loos was. Elken
man, dien ik even apart kon krijgen, vroeg ik: „Wat zeg je er van?" Steevast
was het antwoord: „Is het toch waar?" En als ik dan vertelde, dat een
goeie kennis van me het zelf over Radio Oranje gehoord had, keken ze me met
grote ogen aan en gaven lucht aan hun gevoelens. Dan liepen ze naar de andere
kameraden, om het nieuws te vertellen. „Wat moeten we doen? Het werk meteen
neergooien of wachten, tot de dienst over is?" Algemeen werd besloten om
te doen ,of er nog niets aan de hand was en normaal tot het einde van de dienst
door te werken. Intussen liep ik naar het seinhuisje en haalde wat spullen, die
ik er nog had liggen. Dan ging ik naar de jongens, gaf ze een hand, en zei:
„Tot ziens, jongens! Tot over een week!" De meesten van hen zou ik niet
een week, maar bijna 8 maanden later terugzien. De volgende ochtend lag vrijwel
het hele Nederlandse spoorwegnet stil. De seinen bleven op onveilig staan en de
spoorbomen gingen niet meer dicht.” (De
Waarheid, , 17-09-1945)
Chantage
Binnen 14
dagen na de afkondiging van de staking werd namens de toenmalige (Duitsgezinde)
locoburgemeester bekend gemaakt dat de stakers weer aan de slag moesten en
meteen! Staken zou volgens de suggestie
van de bezetter a-sociaal zijn en er werd gedreigd dat als men niet terstond
aan het werk zou gaan er ingrijpende maatregelen zouden worden genomen.
26-09-2018 Wagenwerkplaats-Soesterkwartier
Heel
onverwacht ontvang ik een telefoontje van mevrouw Hornstra-Saas. Ze woont in Enschede,
maar ze is op bezoek in Amersfoort en belt me vanaf de Wagenwerkplaats, waar zij met dochter en kleinkinderen
rondwandelt. De kinderen zijn opgetogen en spelen in de Verkeerstuin. Mevrouw
Hornstra is ontroerd vanwege de uitstraling van dit mooie gebied en ze vertelt me
geëmotioneerd dat haar grootvader in de oorlog Stationschef is geweest op Station
Amersfoort. Zij kan zich de woning van de Stationschef op de hoek van de
Berkenweg nog heel goed herinneren. Nee, tijdens de oorlog woonde hij daar niet.
Dat was pas veel later toen hij Hoofdchef in Amersfoort was.
Ik was
reuzebenieuwd. Een directe getuige “van horen zeggen” diende zich hier aan. Zou grootvader Jo Saas zelf ook gestaakt
hebben? Nog geen week later reisde ik al
af naar Enschede. De kleindochter weet niet precies hoe het er aan toegegaan is
tijdens de oorlogsstaking. Toen was ze
immers nog niet geboren en opa heeft er ook maar weinig over verteld. Ja, hij
heeft wel gestaakt. Het enige wat de familie weet is, dat hij ondergedoken was bij
Patijn, maar waar? Wel kon ik “de
collectie Saas” zoals ik vanaf nu de verzameling Amersfoortse herinneringen van
Jo Saas maar heb genoemd mee terugnemen naar Amersfoort. Het zijn de Amersfoortse
spoorherinneringen van de familie Saas, zoals de oorkonde die Saas ontving toen hij 40 jaar
bij het spoor was, en bonkaarten o.a. gedateerd oktober 1944 Zou het een valse of
gestolen bonkaart zijn? (vraag ik mij af). Er zat ook een verfrommeld kladje bij
de verzameling. Dit met potlood beschreven frutseltje papier was kennelijk zo belangrijk dat
het bewaard moest worden. En ook een bijzonder handgeschreven verslag van 3
pagina’s groot in folioformaat: “Rapport omtrent toestand emplacement
Amersfoort bij den intocht der geallieerde strijdkrachten”. Uitvoerig wordt daarin verslag gedaan van de
vernielingen op het station en het emplacement.
Het rapport,
geschreven in een mooi, regelmatig vast handschrift, eindigt op de vierde
pagina met de volgende slotalinea:
“Genomen maatregelen.
Zoodra bekend werd dat de Duitschers
het Station zouden gaan verlaten is een samenkomst geweest met de Heeren v.d.
Goes, (Hbk), Brouwer (Hbk), Bus (kwtk) en Okkeloen plv. kwtk.), ten einde na te
gaan wat gedaan kan worden om berooving van het Station te voorkomen. Daartoe
was ook één der illegale werkers uitgenoodigd. De illegalen zouden een oog in
het zeil houden, doch hadden nog geen macht. Mijnerzijds werd onderhands aan de politie kennis gegeven. Helaas heeft
dit niet mogen baten, daar blijkbaar de Duitschers zelf de berooving in de hand
werkten. Latere bijeenkomsten onder leiding van den Heer E.A. Wolterbeek zijn U
bekend. Aldus vastgesteld te Amersfoort,
8 mei 1945, [getekend] de Cst. 1e. J. Saas”
* 7)
Er zitten
nog meer interessante stukken bij deze verzameling. Het is voor mij geheel nieuw
materiaal om op door te kunnen borduren. Ik neem mij voor om van nu af aan verder
te gaan met dit onderzoek. Doet u mee?
*1) Dit
artikel is geschreven naar aanleiding van de tentoonstelling over de
spoorwegstaking ’44-’45 in het Wijkmuseum Soesterkwartier. Zie www.wijkmuseumsoesterkwartier.nl
*2) S.D.A.P.
(Sociaal Democratische Arbeiders Partij).
Eind jaren ’30 waren de politieke verhoudingen in Amersfoort aardig
verdeeld. In 1939, toen ook Herman Huslage, Berend Noordewier en H. Fremouw – laatstgenoemde was ook een spoorman - in de
gemeenteraad van Amersfoort zaten, was de zetelverdeling (in totaal 25 zetels)
als volgt: SDAP 7, R.K. Staatspartij 7,
Christelijk Hist. 4 , Liberale Staatspartij 2 , Amersfoortsch Belang 1,
Vrijzinnig Democraten 1 en Anti Revolutionairen 3 zetels.
*3) In 1951 is
de naam van de Oude Soesterweg veranderd in Noordewierweg. De Zonnebloemstraat
is bij die gelegenheid opgegaan in de Noordewierweg. De huizen aan de even
zijde maken deel uit van het eerste woningbouwoplex van de woningbouwvereniging
Goed Wonen (gebouwd in 1921-1923, architect J.B. van der Haar). Het huis waarin Huslage woonde staat op de
hoek van de Goudsbloemstraat (thans Noordewierweg 180). Het zal dit huis zijn
dat op 4 oktober 1944 door handgranaten is vernield. (vgl. Joop Bloemhof)
*4) Veel
informatie over de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Amersfoort is uiteraard
wel terug te vinden in de boeken van SoesterkwartierderJoop Bloemhof
(1931-2012) , die als kind de oorlog ook van nabij heeft meegemaakt.
*5) Een
andere ooggetuige is Henny Mosterd (1933-2016), indertijd ook betrokken bij het
Wijkmuseum. Henny vertelde ons over het bombardement op de Wagenwerkplaats in
1944. Zie de video die in 2008 is opgenomen.
https://www.youtube.com/watch?v=xcw7NND3K3U
*6) Zie meer
over “De Wacht” http://publications.niod.knaw.nl/publications/WinkelDeVries_OndergrondsePers_1940-1945.pdf
*7)
De vermelde functies van genoemde heren zijn niet erg duidelijk. Volgens het
adressenboek van Amersfoort (1842) was v.d. Goes in die tijd Hoofdopzichter(van
de weg) en Ockeloen Assistent opzichter
van het Seinwezen.