Aj, fout. De jongeman die gisteravond namens Oxfam Novib bij ons aanbelde om ons te vragen te doneren voor een waterzuiveringsapparaat voor een arm land, is geen ‘collectant’, maar een ‘donateur-werver’. Dat vertelt Ruud Huurman, persvoorlichter van deze goede-doelenorganisatie, me daags na het avondlijke bezoekje.
De jongen deed het hartstikke goed in het halletje voor de voordeur. Hij bleef aardig en vriendelijk toen ik me geïrriteerd toonde dat ik niet gewoon wat geld in zijn collectebus kon deponeren. Hij had niet eens een collectebus. Wel een model van zo’n zuiveringsapparaat, maar daar kon natuurlijk geen geld in. Hij mocht, zei hij, vanwege corona helemaal geen geld aannemen. Dus of ik mijn gegevens met hem wilde delen, net zoals dat bijvoorbeeld gebeurt bij de Kinderzegels.
Nou vooruit dan, zuchtte ik, terwijl mijn kopje koffie in de huiskamer in rap tempo aan het afkoelen was.
Of ik ouder ben, dan vijfentwintig jaar wilde hij weten. Krap aan, zei ik. Maar even later moest hij mijn geboortedatum weten, dus die eerste vraag was behoorlijk overbodig. Mijn naam, mijn email, mijn telefoonummer, mijn bank, mijn banknummer: alles tikte hij in op zijn telefoon, en even later ontving ik per SMS een nummer dat ik aan hem door moest geven. Daarmee was mijn eenmalige donatie een feit.
Maar wacht even, een eenmalige donatie? In de SMS staat dat ik Oxfam Novib machtig om maandelijks eenzelfde bedrag van mijn rekening af te halen. “Nee hoor,” verzekerde de jongeman mij, “daar kan je na de eerste betaling heel makkelijk vanaf komen.”
Terwijl ik nog met hem in gesprek was, ging mijn telefoon. Oxfam Novib aan de lijn. Of ik hun werver een positieve beoordeling kon geven. Dat deed ik van ganser harte, terwijl hij op anderhalve meter afstand stond mee te luisteren. Ze stelde me meer vragen over zijn optreden en ik kon niet anders dan positief zijn over de jongen die duidelijk ingenomen was met mijn antwoorden. Toen ze me tenslotte vroegen of ik wist dat ik een jaarcontract had afgesloten en ik die vraag hardop herhaalde, begon hij wild te gesticuleren, ja te knikken en tegen me te fluisteren.
Ik zei ‘nee’ tegen de telefoon. Ik zei dat mijn bijdrage eenmalig was. En ik zag de jongen tegenover me van ellende ineenschrompelen. “Nu is alles voor niets geweest,” zei hij toen mijn telefoongesprek geëindigd was. “Ik krijg alleen stagepunten voor jaarcontracten. Voor éénmalige donaties krijg ik een kruisje.”
Hij droop af, bijna letterlijk. Hij zei het niet, maar je kon aan zijn gezicht zien dat hij een kwartier aan een oude zak had besteed die te beroerd was om net te doen alsof hij een jaarcontract had afgesloten.
Ik dronk mijn koude koffie op en besloot de volgende dag Oxfam Novib (‘Wij verslaan armoede’) te bellen.
Onder welke condities worden deze jonge collectanten, eh sorry, donateur-wervers eigenlijk de straat op gestuurd? Persvoorlichter Ruud Huurman draait er niet omheen. “Wij besteden die wervingsactiviteiten uit aan bureaus en ik weet niet precies hoe zij hun wervers opleiden en honoreren. Ik denk dat ze betaald worden op basis van wat ze bereiken. Met een bonussysteem of zo.”
Huurman geeft toe dat het in deze tijd heel moeilijk is om duurzame donateurs te werven, terwijl die juist voor organisaties als Oxfam Novib van levensbelang zijn. “We kennen allemaal de wervers die vooral in drukke winkelstraten staan, maar die straten zijn al bijna een jaar leeg. Dus verschuiven de acties nu naar de voordeuren. Daar kan rustiger gepraat worden.”
Hij zegt dat de baten van een eenmalige bijdrage nauwelijks opwegen tegen de kosten, en dat de mensen daarom ‘aangemoedigd’ worden om een contract voor een langere termijn aan te gaan. “En daarin zit aardig wat groei.”
De keerzijde van deze werkwijze is, geeft hij grif toe, dat mensen het soms verkeerd begrijpen of dat ze de wervers opdringerig vinden of dat deze aanbellen op een tijdstip dat het niet uitkomt. Op een moment bijvoorbeeld dat de bewoner juist een kop koffie heeft ingeschonken, denk ik.
Wat er bij mij is misgegaan, concludeert Huurman, is dat het controletelefoontje te vroeg kwam, namelijk toen de werver nog aan de deur stond. Hadden ze tien minuten later gebeld, dan had ik dezelfde antwoorden kunnen geven en dan was er niets geks gebeurd.
Dat kan wel zijn, zeg ik. Maar dan had ik niet geweten dat die vriendelijke jongen door mijn antwoorden in plaats van een vinkje een kruisje achter zijn naam had gekregen.
“Daar hebt u gelijk in,” geeft de voorlichter toe.
Anderzijds: dan had ik ook dit stukje niet kunnen schrijven. Waarvan ik overigens hoop dat de aardige jongeman er geen last mee krijgt.