En nu is Maria van Kesteren ook al dood. In de Volkskrant staat een mooie necrologie over haar.
Van de drie excentrieke dames van het fameuze Kapelhuis in Amersfoort leeft nu niemand meer. Hyke Koopmans en Margje Blitterswijk waren al eerder overleden.
In mijn vorige Grimlach schreef ik dat niets in Leusden eraan herinnert dat Nederlands beste dichter, Gerrit Achterberg, er de laatste negen jaar van zijn leven heeft doorgebracht. In deze column mag ik Amersfoort de oren wassen vanwege het hinderlijk veronachtzamen van een belangrijk stuk cultureel verleden.
Niets in deze stad herinnert meer aan het Kapelhuis.
Van 1960 tot 1992 was de galerie in Amersfoort gevestigd,
eerst in de Volmolen naast de Koppelpoort, daarna – verreweg de langste tijd - op
de hoek van de Krankeledenstraat en het Onze Lieve Vrouwekerkhof en vanaf
halverwege de jaren tachtig aan de overkant van het plein, op de hoek van de
Breestraat, waar nu de VVV zit.
Het was begonnen als een handweefwerkplaats en groeide al snel uit, mede gestimuleerd door toenmalig burgemeester Hermen Molendijk, tot een gezaghebbende galerie voor toegepaste kunst, zoals textiel, sieraden, design en - vooral - keramiek. Voor de exposities kwamen mensen uit het hele land naar Amersfoort, want de dames Koopmans, Blitterswijk en Van Kesteren hadden met hun eigenzinnige smaak oog voor talent en presenteerden het werk van veelal jonge kunstenaars uit binnen- en buitenland van wie velen later grote faam zouden verwerven.
Van links naar rechts: Margje Blitterswijk, Hyke Koopmans en Maria van Kesteren, gefotografeerd in 1985 door Godert van Colmjon. De foto staat in het boek over Het Kapelhuis.
Het uit 2003 daterende boek Galerie Kapelhuis, dertig jaar vernieuwing in de toegepaste kunst 1960-1990 bevat aan het eind een indrukwekkend overzicht van liefst 239 exposities. Amersfoort is een tijd lang dankzij de drie dames dé keramiekstad van Nederland geweest. In 1992 hield de galerie op te bestaan.
Blok brons
De Voorthuizense beeldhouwer Gerard Overeem heeft naar eigen zeggen ‘leren kijken’ in het Kapelhuis, en hij heeft er zijn eerste, bescheiden kunstaankopen gedaan. Hem viel een paar jaar geleden op dat er geen informatiebordje op het Kapelhuis zit en dat ook anderszins niets meer in de stad te vinden is dat verwijst naar de indertijd zo vermaarde galerie.
Hij schreef in 2018 een brief aan de gemeente waarin hij aanbood om op eigen kosten een ‘bescheiden monument’ aan te brengen op ooghoogte in de noordgevel, een blok brons met daarin gegraveerd een deel van de tekst die Benno Premsela in het boek over het Kapelhuis geschreven heeft. Voor Overeem is dat een eerbetoon aan de drie dames die voor zijn eigen culturele ontwikkeling en ongetwijfeld van vele duizenden anderen, een zo grote rol hebben gespeeld.
Op zijn brief kreeg hij op 31 augustus 2018 een officiële bevestiging compleet met registratienummer en daarna is het totaal stil gebleven. Alle pogingen van Gerard Overeem om in contact te komen met de verantwoordelijke ambtenaar liepen spaak, en op 8 april 2019 liet hij de gemeente schriftelijk weten dat hij, ernstig teleurgesteld, zijn aanbod introk.
“Dat ik na herhaald bellen en het antwoordapparaat meerdere keren te hebben ingesproken niets heb vernomen heeft mij doen besluiten van dit kleine cadeau aan de stad en deze vorm van eerbetoon aan die drie vrouwen af te zien en het gereserveerde bedrag aan een dankbaarder doel te besteden’.
De hele tekst van de bekende Nederlandse vormgever Benno Premsela waaruit Overeem een paar passages had willen vereeuwigen, luidt:
Het Kapelhuis is een voorhoedepost geweest van wat in dit land nog altijd tot de ‘gebonden kunsten’ wordt gerekend. Ikzelf – het is een stokpaardje van me – zie het onderscheid niet goed tussen gebonden kunsten en vrije kunsten. Maar de discussie daarover is nog lang niet afgelopen. De bijdrage van Het Kapelhuis is enorm geweest. De galeriehoudsters zijn achter kunstenaars gaan staan die nergens bij hoorden; ze hebben als eersten die kunstenaars een platform geboden en wat dat betreft is Het Kapelhuis in Nederland niet weg te denken. Amersfoort heeft als gemeenschap nagelaten dat te onderkennen en te dragen. Amersfoort is blind gebleven voor de kwaliteit die het in huis had. Het Kapelhuis heeft zich manmoedig gehandhaafd – het zijn dappere dames. Ze hadden eigenlijk naar Amsterdam moeten gaan, daar hun galerie moeten vestigen, dan hadden ze een veel grotere rol kunnen spelen. Ze hebben, en dat bedoel ik niet negatief, geprofiteerd van de nalatigheid van de Nederlandse musea op dit punt, terwijl wij toch beschikken over kunstenaars van wereldniveau. Het Kapelhuis heeft zich voor deze kunstenaars altijd sterk gemaakt en dat vind ik moedig.