Hoe zou het er in huize Bolsius aan toegegaan zijn?
Lucas wist uit hoofde van zijn functie dat zijn echtgenote Marica een hoge koninklijke onderscheiding zou krijgen, maar zij mocht dat van tevoren natuurlijk niet weten. Tot de heilige tradities van het onderscheidingswezen behoort immers het verrassingselement. De te decoreren persoon moet onder valse voorwendselen op 26 april naar het gemeentehuis worden meegetroond waar hij/zij geconfronteerd wordt met een groot aantal familieleden, vrienden en bekenden en dan langzaam iets begint te vermoeden.
“Marica, ik zou het leuk vinden als je me vandaag vergezelt bij de lintjesregen.”
“Aaaah, nee he Luuk. Ik ben al zo vaak mee geweest, en ik verveel me daar altijd te pletter. Al die obligate verhaaltjes die je voorleest, en dat onhandige gepruts van jou met dat opspelden. Ik ga vandaag lekker in de tuin werken.”
“Ja, dat zou ik ook wel willen. Maar ik vind het gewoon leuk als je er bij bent. De mensen in de stad zien je sowieso bijna nooit, dat hoor ik regelmatig, en één keer per jaar is toch niet te veel gevraagd…”
“Hoeveel zijn het er dit jaar, Luuk?”
“Negentien.”
“Negentien keer vijf minuten! Wil je het echt hééél graag Lukie?”
“Ja echt, Mariekje. Héééél graag.”
“Nou goed dan. Op voorwaarde dat ik een nieuwe jurk mag kopen.”
Zo ongeveer zou het gegaan kúnnen zijn.
Lucas moest jokken tegen zijn vrouw, hij mocht haar althans de waarheid niet zeggen, en dat vond hij geen gemakkelijke opgave. Ze hadden immers ooit samen afgesproken eerlijk tegen elkaar te zijn. En nu liep hij maanden lang met dit zware geheim rond. Want burgemeesters worden geacht een advies te geven als er een aanvraag voor een koninklijke onderscheiding binnenkomt voor een ingezetene van zijn gemeente. Iedere potentieel gedecoreerde wordt van tevoren uitvoerig gescreend.
En zo kreeg hij ergens in het najaar van 2018 de mededeling op zijn bureau dat er een koninklijke onderscheiding was aangevraagd voor Marica Bakker. Toen hij op het aanvraagformulier las, dat zij werkzaam is als verpleegkundige in Hoorn en in het Erasmus Medisch Centrum, drong het met een klap tot hem door dat het om zijn bloedeigen echtgenote ging.
Jezus, dacht hij. Hoe moet ik dat zo lang stilhouden? En wil zij zelf zo'n lintje wel? Zo bijzonder vindt zijn Marica haar vrijwilligersbezigheden nou ook weer niet.
Hij wist natuurlijk dat Marica begeleidster is op medische bedevaarten naar bestemmingen als Lourdes. Hij wist dat zo goed, omdat hij zelf ook begeleider is. Samen maken ze het voor mensen mogelijk om in bedevaartoorden te bidden voor hun eigen beterschap of dat van anderen. Het is mooi werk, daar niet van, maar of zijn vrouw dáárvoor een lintje zou accepteren?
En niet zo maar een lintje, zag hij bij bestudering van het aanvraagformulier: het gaat ook nog om een heuse benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Ja, hij weet ook dat zijn Marica heel erg actief is in de wereld van het schaatsen en het inlineskaten, maar dat is vooral een gevolg van het feit dat hun kinderen fanatieke schaatsers zijn. Zij zit tegenwoordig landelijk in allerlei voorbereidingscommissies en technische comité's. Hij klaagt er thuis wel eens over dat zij met al die bezigheden drukker is dan hij als burgemeester, maar daar moet ze altijd om lachen. “Zo’n burgemeestersbaantje stelt toch ook niks voor,” zegt ze dan vilein. "Nou," brengt hij daar dan tegenin. "Dan moet je voor de grap eens een Koningsdag organiseren waarop de hele koninklijke familie aanwezig is!"
Maar goed, hij heeft natuurlijk positief geadviseerd over die onderscheiding, want wat moest hij anders? En hij heeft, geheel in strijd met zijn huwelijksmores, maanden zijn kaken op elkaar gehouden. En met zijn ambtenaren heeft hij de keiharde afspraak gemaakt dat in de persberichten op geen enkele wijze vermeld mocht worden dat het hier om des burgemeesters vrouw zou gaan, want dat zou het volk verkeerd kunnen opvatten. Ze zouden kunnen denken dat hij het zelf voor zijn vrouw bekokstoofd had. Vriendjespolitiek, zouden de mensen zeggen, en iedereen weet hoe gevoelig dat tegenwoordig ligt. Hij hoorde Hans van Wegen al weer vervelende insinuaties verspreiden, hij kon zich ook weer zo'n zuur Grimlachje voorstellen. Was die lintjesregen maar alvast voorbij, dacht hij vaak.
Marica was echt verrast toen hij haar naar voren riep om haar te ridderen, en ze lachte bedeesd toen hij haar - in het geheel niet onhandig - de orde opspeldde. “Wat kan jij goed liegen,” fluisterde ze. “En wat heb jij een mooie jurk aan,” riposteerde hij.