tags:

Een nieuw huis voor de kunsten

door Ron Jagers
31 juli 2025om 13:12u

Vooraf

Het debat over een nieuw Huis voor de Kunsten op de plek van het oude stadhuis in Amersfoort is losgebarsten. Graag voeg ik een nieuw perspectief aan die discussie toe.

In het kielzog van dit debat krijgen de ‘gewone’ uitvoerende kunstenaars weer regelmatig te horen dat zij sterk afhankelijk zouden zijn van gemeentelijke of andere publieke subsidies. Was dat maar zo. In werkelijkheid gaat het grootste deel van het beschikbare budget naar de bouwsector. Het is bovendien de vraag hoeveel er uiteindelijk overblijft voor de exploitatie – en welk deel daarvan daadwerkelijk bij de uitvoerende kunstenaars terechtkomt. Laat staan bij de kunstenaars uit Amersfoort zelf.

Als we willen bouwen aan een levendig, lokaal kunstenklimaat middels een Huis voor de Kunsten, dan moeten we eveneens beleid gaan maken vanuit het perspectief van de uitvoerende kunstenaar. Het is hoog tijd dat de grijsgedraaide plaat over subsidies wordt vervangen door een eerlijke blik op de werkelijke verdeling van middelen.

Om in het achterhoofd te houden

De inkomenspositie van de individuele beeldend kunstenaar is ronduit mager. De meeste kunstenaars leven rond of zelfs onder het bestaansminimum. Slechts een klein percentage – naar schatting 2 à 3% – verdient een riant inkomen met de verkoop van hun werk. Voor de overgrote meerderheid betekent dit: bijbanen, freelancen, of financieel leunen op een partner met een vaste baan.

Tegenover hen staan de professionals in de tweede lijn: medewerkers van musea, fondsen, adviesorganen en overheden. Zij hebben vaste contracten, pensioenopbouw en een stabiel inkomen. Houd deze tegenstelling in gedachten bij het lezen van het vervolg.

Een blik op het speelveld

In Nederland zijn zo'n 445 galeries actief en circa 110 musea richten zich op beeldende kunst. Daartegenover staan ongeveer 15.000 beeldend kunstenaars en 24.000 zelfstandige fotografen. De concurrentie is enorm. De toegang tot het podium – galerie of museum – is voor de meeste kunstenaars beperkt, zo niet gesloten.

De spagaat: presenteren of blijven wachten?

Een kunstenaar wil dat zijn werk gezien wordt. Kunst krijgt pas betekenis als het publiek het kan ervaren. De presentatie is cruciaal – belangrijker nog dan het financiële rendement. Maar zonder verbinding met een galerie of instelling is zichtbaarheid vrijwel onmogelijk.

De enige optie: het heft in eigen handen nemen. Zelf exposities organiseren, ruimtes huren, uitnodigingen en flyers drukken, een website onderhouden, sociale media benutten, samenwerken met andere disciplines. Dat kost tijd, energie én geld.

Dan komt de kunstenaar in aanraking met subsidiegevers – en daar begint het volgende gevecht.

Het systeem werkt tegen

Subsidies zouden makers moeten ondersteunen, maar in de praktijk zijn ze ingericht op instellingen. Huur als individueel kunstenaar een expositieruimte? Niet subsidiabel. Kosten voor een gezamenlijke presentatie - huur, promotie en dergelijke - delen met andere kunstenaars? Te commercieel. Verkoop je werk tijdens je eigen presentatie? Dan val je al snel buiten de regeling – want: commercie!

Het wrange is dat kunstenaars juist investeren in eigen presentaties om het publiek te bereiken. Om het kunstwerk te laten ontstaan in confrontatie met het publiek. Niet de verkoopbaarheid staat voorop – maar dat doet er voor de subsidieverstrekkers niet toe. Ondertussen vloeit het subsidiegeld wél rijkelijk naar instellingen die al beschikken over ruimtes, salarissen, en voorzieningen.

Tijd voor herijking

Geen kunstklimaat zonder uitvoerend kunstenaars. Toch lijkt het beleid ingericht op behoud van instituties, niet op ondersteuning van makers. Wie buiten de gevestigde structuren opereert, plast naast de pot. Of krijgt het advies het plan ‘aan te passen aan de criteria’.

Het is tijd om het beleid tegen het licht te houden vanuit het perspectief van de individuele kunstenaar. Kunst moet schuren, bevragen, vernieuwen. Die ruimte moet er ook zijn in het subsidiebeleid – juist voor kunstenaars die dat risico willen en moeten nemen.

Tot slot

Ik hoop het nog mee te maken dat beleidsmakers, fondsen en instellingen gaan inzien dat een levendig kunstklimaat alleen bestaat dankzij de hardwerkende, zelfstandige kunstenaars. Dat hun initiatieven – hoe klein of commercieel ogend – noodzakelijk zijn. En dat steun aan deze makers geen gunst is, maar een voorwaarde voor een gezonde cultuursector.

bijsluiter

Dit is een ingezonden stuk door Ron Jagers, beeldend kunstenaar, grafisch ontwerper en fotograaf in Amersfoort.

    nog geen reacties

(maak u bekend met uw volledige naam)

opmerkingen

Steun de Stadsbron!

U steunt ons met een gift via IDeal al met een bedrag vanaf 2 euro per artikel.

Draag bij!