In het boek Twee keer valse start over kunsthal KadE beschrijft auteur Miro
Lucassen in twee hoofdstukken de opkomst en de ondergang van het Armandomuseum
in Amersfoort. Naar aanleiding van de dood van Armando mag De Stadsbron deze
hoofdstukken van uitgever Regionaal Spitwerk apart publiceren. Wie het hele,
nog steeds actuele boek wil lezen, kan het als ebook in iedere Nederlandse
boekwinkel bestellen.
Armando in september 2008, gefotografeerd door Conny Meslier
Glasgerinkel verstoort de opening van Paul
Coumans’ afscheidsexpositie in De Zonnehof. Een kind, niet geboeid door de
toespraken, maait in een moment van onbedachtzaamheid het glaskunstwerk
Fountainstudy van Mari Boeyen omver. De schrik en de schade zijn groot, maar
niet blijvend. Boeyen zal het werk nogmaals maken, hij wil zijn plek op deze
expositie niet leeg laten.
Kunstenaars leven niet bij brood alleen;
belangstelling en waardering voor hun werk is zeker zo belangrijk. Andersom
werkt het net zo: museumdirecteuren en kunsthandelaren leveren beter werk als
ze goede relaties onderhouden met levende kunstenaars en hun
vertegenwoordigers. In de middelgrote stad Amersfoort is Paul Coumans zeer
bedreven in dit aspect van het vak. Hij weet zijn artistieke partners te
verleiden met beloftes over activiteiten binnen en buiten het Rietveldpaviljoen,
waar soms inderdaad verrassend veel publiek op af komt.
Eén van de kunstenaars met wie Coumans een
warme relatie onderhoudt, is het multitalent Armando. In 1993 leidt dat tot een
Armando Festival, hoe merkwaardig dat woord ook klinkt in verhouding tot het
werk van de beeldhouwer, schilder, filmer, schrijver, acteur en violist.
Armando is gefascineerd door het kwaad, zijn vaak monumentale werk straalt
zelden de vrolijkheid uit die het woord festival oproept. Maar in Amersfoort
blijkt dat in die periode geen bezwaar: de in Amsterdam geboren Armando is er
opgegroeid, zijn werk staat deels in het teken van het concentratiekamp waar
hij als tiener al gefascineerd naar keek. Heel wat Amersfoorters begrijpen zijn
thema ‘schuldig landschap’ en willen wel eens zien wat hun in Berlijn
woonachtige ex-stadgenoot te zeggen heeft. Ter herinnering aan deze
manifestatie vraagt de stad Armando om een blijvend kunstwerk te maken. Het
wordt een reuzenladder, die nog steeds de zuidelijke entree van Amersfoort markeert.
Enkele jaren later, als Paul Coumans en
Armando aan de lunch zitten in de Amsterdamse bodega Keyzer, komt de kunstenaar
met een verrassend voorstel. Hij heeft na suggesties van Coumans eens nagedacht
over zijn nalatenschap, die enkele honderden kunstwerken kan omvatten. Armando
heeft geen kinderen en hoewel hij succesvol is, staat er in zijn atelier en in
opslagplaatsen nog heel wat onverkocht materiaal. Voorraad, maar deels gaat het
ook om werken die hij niet wil verkopen. Zijn echtgenote houdt een collectie
bij uit al zijn artistieke periodes, zodat er altijd een volledig beeld te
geven valt van zijn ontwikkeling.
Als Amersfoort nu eens een selectie van
tien stukken uit zijn werk aanschaft en er een tentoonstellingsruimte voor
inricht, dan legt Armando er nog tien bij plus een beeld. De overige
schilderijen, tekeningen, beeldhouwwerken en andere producties zal hij
Amersfoort in bruikleen geven. In zijn testament zal hij deze collectie aan de
stad nalaten, met voorwaarden over goed beheer en tentoonstellingen. Enige
uitzondering op deze deal is een selectie die hij al beloofd heeft aan de
directeur van het Kupferstichkabinett in zijn woonplaats Berlijn, een museum
voor etsen en andere prenten.
Het voorstel komt als een grote verrassing
voor Coumans, maar natuurlijk ziet de directeur van De Zonnehof direct dat hier
een unieke kans ligt. Armando is een in Europa en daarbuiten gerespecteerd en
gewaardeerd beeldend kunstenaar wiens werk in vele musea is opgenomen, tot aan
het Museum of Modern Art in New York. Het universele thema van het kwaad staat
garant voor kunst die de toeschouwer een ferme opdoffer kan geven, nu maar ook
over tientallen jaren. En deze Armando biedt een collectie aan waar een museum
voortdurend exposities omheen kan maken? Doen!
Enthousiast gaat de directeur op audiëntie
bij de burgemeester en de wethouder van cultuur, die ook financiën onder zijn
hoede heeft. En hoewel er in de tweede helft van de jaren negentig fikse
bezuinigingsrondes gaande zijn, zien ook burgemeester Annie Brouwer en wethouder
Tom de Man de mogelijkheden van een Armando Museum. Een culturele attractie met
landelijke uitstraling kan Amersfoort best gebruiken. Mensen maken de stad, is
het motto van Brouwer. En als mensen met een goed plan komen, dan dient de
gemeente een serieuze poging te doen om dat plan mogelijk te maken.
Coumans probeert Armando’s aanbod eerst te
verbinden aan zijn eigen droom: een uitbreiding en modernisering van De
Zonnehof. Daar krijgt hij de handen niet voor op elkaar. Wethouder De Man heeft
een praktischer oplossing: de grotendeels leegstaande Elleboogkerk,
gemeentelijk bezit, staat te wachten op een nieuwe bestemming. Eigenlijk is het
gebouw te koop, met de nodige beperkingen aan wat een nieuwe gebruiker ermee
mag doen. Het loopt niet storm en De Man heeft er al een indringend telefoontje
over gehad van zijn voorganger Fons Asselbergs. De kerk hoort in dit gave
monumentale stukje stad, de sfeer mag hier niet verloren gaan, vinden ze
allebei. Als de zaak enkele maanden later wordt besproken in de raadscommissie
voor cultuur en financiën, heeft De Man zijn argument klaar voor iedereen die
met tegenwerpingen komt: doorgaan op het pad van verkoop schept het risico dat
er een tapijthal in de Elleboogkerk zal komen. En dat wil toch zeker niemand?
De verbouwing van de kerk tot museum kost
1,8 miljoen gulden, de aanschaf van de kunstwerken 750.000, fondsen leggen
nog eens een half miljoen op tafel, een anonieme lokale ondernemer dicht het
laatste gat in het budget en in december 1998 opent koningin Beatrix het
Armando Museum. Het is dan twee jaar na de eerste presentatie van de plannen
door de kunstenaar, de Zonnehof-directeur en de wethouder.
Het
schuldig vuur
Foto Miro Lucassen
Op de stralende eerste maandagmiddag van de
herfstvakantie, 22 oktober 2007, zoeken vlammetjes gretig hun weg in de kap van
de Amersfoortse Elleboogkerk, het Armando Museum. De zon schijnt, veel mensen
zijn op straat, en een minuut of tien nadat de Onze Lieve Vrouwetoren op het
hele uur eenmaal heeft geslagen, zien sommigen een sliertje rook boven het dak
kringelen.
In het museum is niemand aanwezig. Het is
dicht, zoals bijna alle musea op maandag. De vrijwilligers hebben vakantie,
hoofd Yvonne Ploum is rond 12 uur vertrokken naar een afspraak elders in
de stad. De loodgieter die in de ochtend met zijn stagiair gewerkt heeft aan de
zinken dakgoten, geniet van zijn lunchpauze.
Hoewel meer en meer Amersfoorters opmerken
dat er iets aan de hand is bij de Elleboogkerk, belt nog niemand 1-1-2. Een
automatische rookmelder in de tentoonstellingsruimte geeft om 13.26.31 uur als
eerste een seintje aan de alarmcentrale. Conform het protocol rukt één
brandweerwagen uit, om te kijken of er echt iets aan de hand is. Automatische
brandmelders hebben het namelijk nogal eens mis, alleen al in Amersfoort meer
dan 500 keer per jaar.
Maar dit keer gaat het alarm te laat af.
Als de brandweer de kazerne verlaat, breken de vlammen al door het dak en
binnen enkele minuten braakt de Elleboogkerk een kolkende zwarte rookwolk uit.
Om 13.33 uur komt dan toch het eerste verontruste telefoontje binnen bij
1-1-2. Op hetzelfde moment draait de brandweerwagen de Langegracht op en ziet
de bemanning dat het foute boel is. Een tweede brandweerauto en ladderwagen
zetten koers naar het museum, al snel gevolgd door meer wagens. Een duikploeg
die in het Sportfondsenbad aan het oefenen is springt het water uit, collega’s
uit Leusden en Woudenberg rijden in hoog tempo naar Amersfoort om te
assisteren.
Museumhoofd Ploum, gealarmeerd door de
meldkamer, komt aangesneld en opent om 13.35 uur de voordeur voor de brandweer.
Binnen hangt een brei van geelbruine rook en vuur, voorwerpen vallen naar
beneden. Het dak zal instorten, beseft de bevelvoerder. Hier proberen te
blussen is veel te gevaarlijk. De brandweer moet bovendien voorrang geven aan
het voorkomen van slachtoffers. Er is niemand binnen, stelt Ploum hem gerust.
De leider van de brandweerploeg trekt zijn conclusies: de huizen in de directe
omgeving moeten leeg en zijn mensen zullen er nog een harde dobber aan hebben
om te voorkomen dat meer panden verloren gaan. Zonder afdoende maatregelen
loopt ook stadsmuseum Flehite, aan de andere kant van de Breestraat, ernstig
gevaar.
Het gecontroleerd uitbranden van het
Armando Museum zal nog uren duren en veel ontzette kijkers op de been brengen,
maar er vallen geen slachtoffers. In de hitte van het vuur gaan
63 kunstwerken verloren, meer dan de helft bruiklenen van andere musea en
particuliere verzamelaars. Ze hingen er nog maar net; drie weken eerder ging de
tentoonstelling In het woud - op zoek naar betekenis open, waarbij de
samenstellers Armando’s werk verbinden met klassieke en hedendaagse
kunstenaars. De schadelijst vermeldt onder andere de ets Reiziger in het
woud van Jacob van Ruisdael, een exemplaar van de gravure Melencolia I
uit 1514 van Albrecht Dürer, een berglandschap van de zeventiende-eeuwse
schilder Hercules Segers, twee werken van Anselm Kiefer, Bos van de
Vlaamse figuratieve schilder Luc Tuymans, de aquarel Grazende schapen tussen
berkenbomen van Anton Mauve en een twintigtal schilderijen en litho’s van
Armando zelf. Slechts enkele kunstwerken komen in de weken na de brand zwaar
beschadigd onder de puinhopen vandaan, waaronder de bronzen sculptuur Der
Baum 1995 I/I van Armando. Het heeft de verzengende hitte van
1100 graden overleefd. Enkele andere stukken belanden zwaar beschadigd bij
restauratieateliers, zoals Armando’s 4 x 8 zwarte bouten op zwart 6-61. Van
het paneel is niets over, maar alle bouten zijn er nog. Dat blijkt voldoende
voor een restauratie.
Amersfoort heeft hiermee de twijfelachtige
eer om de eerste grote Nederlandse museumbrand mee te maken sinds 1864, toen
het Schielandshuis in Rotterdam 300 schilderijen verloor. Dat was bijna de
volledige collectie, afkomstig van de Utrechtse verzamelaar Boijmans. Maar
Rotterdam herstelde het gebouw, heropende het museum en ging voort met
verzamelen totdat er twee nieuwe panden nodig waren om de verschillende
collecties onder te brengen. Ook Amersfoort lijkt te kiezen voor herstel en
restauratie. In een uitverkocht theater De Flint verzamelt de stad zich voor de
manifestatie Hart onder de Riem. Honderd lokale kunstenaars hebben een vlag
beschilderd om hun steun te betuigen en burgemeester Albertine van Vliet
spreekt gepassioneerd over de plicht om het Armando Museum te herbouwen. De kunstenaar
zelf is de schok alweer enigszins te boven. Zijn fascinatie voor schuldig
landschap, het kwaad en de wonderlijke wegen van het lot lijdt niet merkbaar
onder de schade die het schuldig vuur heeft aangericht. Armando is dan
77 jaar oud en hij is volop aan het werk. Op de manifestatie leest hij
drie verhalen voor en hij houdt de kortste toespraak van die dag: “Ik zeg niet
veel. Maar ik ben zeer dankbaar.” Bij een bezoek aan de ruïne van zijn museum
blijven de emoties achterwege: “Ik wist wat ik te zien zou krijgen. Wat me wel
heeft verbaasd, is de inconsequentie van de brand. Schilderijen zijn verbrand,
de fruitschalen zijn gespaard gebleven. En de standaard met ansichtkaarten en
de paraplubak stonden overeind naast het ingestorte trappenhuis.”
Terwijl in de stad een fel debat oplaait
over de schuldvraag van de brand, een debat dat nooit een bevredigend slot zal
krijgen, begint het Armando Museum aan een zwervend bestaan. Het houdt
tentoonstellingen in een voormalige kapel en het Mondriaanhuis, om vervolgens
de beschikking te krijgen over De Zonnehof. Het Rietveldpaviljoen is nog steeds
afgeschreven, staat nog immer op de nominatie om gesloten te worden, maar is
met wat kleine aanpassingen best handig als uitwijklocatie. Onder de noemer
Armando Museum Bureau gaat Yvonne Ploum hier verder met exposities rond het
gespaarde deel van Armando’s werk, dat in het externe depot buiten het museum
lag.
Directeur Gerard de Kleijn van Amersfoort
in C maakt eind 2007 een strategische vergissing, vindt hij achteraf. Hij
denkt: als de kerk dan toch herbouwd wordt, is dat een goede gelegenheid om
iets te doen aan knelpunten die sinds de opening in 1998 zijn vastgesteld. De
nieuwe Elleboogkerk zal herrijzen als een nog beter Armando Museum, neemt hij
zich voor. Ook Yvonne Ploum ziet kansen: straks is het niet meer museumpje
spelen in een kerk, maar staat er een museum binnen de historische schil van de
kerk.
Bij de gemeente krijgt Amersfoort in C te
horen dat de financiering voor extra’s en nieuwe plannen niet uit de publieke
middelen zal komen. Als het lukt, dan alleen met sponsorbijdragen. De uitkering
van de verzekering dekt slechts de herbouw van het pand en de inrichting zoals
die was. Amersfoort heeft er geen geld voor over om zelf het Armando Museum
verder te ontwikkelen, want na de eerste jaren hebben de bezoekcijfers geen
stijgende lijn laten zien.
De Kleijn en Ploum willen toch verbeteren.
Ze zetten eerst in op architect Gijsbert van Hoogevest, die de vorige
restauratie heeft uitgevoerd, het gebouw goed kent en betrokken is bij de
restauratie van het Rijksmuseum in Amsterdam. De gemeente voelt zich echter
niet vrij om het project zonder Europese aanbesteding in gang te zetten. Het
samenwerkingsverband van Verlaan en Bouwstra met Marx en Steketee sleept de
opdracht uiteindelijk in de wacht. Zij ontwerpen een nieuwe kap met lichtstraat
en een ruimte zonder de historische kolommen, zodat het museum de nieuwe
Elleboogkerk zo vrij mogelijk kan indelen.
Amersfoort in C gaat intussen de boer op om
sponsors te werven. Uiteindelijk hapt de BankGiroLoterij toe: er is
1 miljoen euro beschikbaar om de plannen voor een mooier Armando Museum
uit te voeren. Maar terwijl de ontwikkeling van dit alles in volle gang is,
breekt wereldwijd de economische crisis uit. Alle overheidsinstellingen krijgen
te maken met forse bezuinigingen.
Daarbovenop maakt Amersfoort een ongekende
wisseling van de wacht mee na de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2010. De
kiezers maken de lokale groepering Burger Partij Amersfoort de grootste partij,
waarop de tot dan toe dominante PvdA besluit zich terug te trekken in de
oppositie. Amersfoort krijgt een collegesamenstelling die de stad niet eerder
heeft gezien: vijf partijen met elk een wethouder. De lokale Burger Partij
Amersfoort komt met een wethouderskandidaat die het stadhuis nog nooit van
binnen heeft gezien, de VVD brengt eveneens een nieuwkomer in, de wethouders
van CDA en GroenLinks draaiden nog maar kort mee. Namens D66 neemt Mirjam
Barendregt zitting in het college voor de portefeuilles cultureel klimaat,
ruimtelijke ordening en het stadshart. Ze heeft twaalf jaar in de gemeenteraad
gezeten en draait daarmee het langst mee van alle collegeleden.
Het nieuwe stadsbestuur breekt met
tradities. Alles mag anders, want eindelijk zitten er geen PvdA’ers meer aan
het roer. De wethouders hebben elkaar onder druk van de economische crisis een
radicale opdracht gegeven: bedenk voor elk beleidsterrein, in ieders
portefeuille, maatregelen die tot
25 procent van het budget kunnen besparen. Er bestaan geen heilige
huisjes, voor niemand geldt een uitzondering. De huizenmarkt staat stil, de
inkomstenbronnen uit nieuwbouwwijken en bedrijventerrein zijn opgedroogd, het
rijk schrapt en schraapt. Als dit zo doorgaat, zullen tekorten de gemeentelijke
reserves opslokken. En dat mag nooit gebeuren: gemeentebestuurders hebben
sowieso al een broertje dood aan potverteren, risico’s en ongedekte cheques.
Dit college heeft dat gevoel extra sterk, omdat de kampioen van de maakbare
samenleving, de PvdA, nu in de oppositie loert op kansen om de nieuwe
combinatie beentje te lichten.
Als wethouder Barendregt in de gaten krijgt
dat tijdens de uitwerking van de bezuinigingsopdracht de herbouw van de
Elleboogkerk zal starten, stelt ze haar collega-wethouders voor om de
aanbesteding van het werk stop te zetten. Nu bouwen, betekent volgens haar dat
Amersfoort in C nooit meer zal kunnen voorstellen om te stoppen met het Armando
Museum als bezuinigingsmaatregel. En die optie, vindt de wethouder, moet
serieus worden onderzocht, net als het afstoten van het gloednieuwe KAdE of het
Mondriaanhuis. Het college steunt haar voorstel, dat begin juli op de agenda
staat in de week na het vertrek van burgemeester Albertine van Vliet.
Is dat een toevallige samenloop van
omstandigheden of een opzettelijk gekozen moment? Van Vliet is een groot
liefhebber van Armando’s werk, de kunstenaar kan het goed met haar vinden. Maar
dat is van geen belang als het om de formele kant van zo’n beslissing gaat. In
het gemeentebestuur heeft de burgemeester zeggenschap over openbare orde en
veiligheid, maar cultuur is een zaak van de aangewezen wethouder, Mirjam
Barendregt. Die trapt op de rem, en de net vertrokken burgemeester heeft geen
gelegenheid om tegengas te geven.
Wat uitstel in het slepende dossier kan
best, vinden de Amersfoortse wethouders. De gemeenteraad krijgt te horen dat de
herbouw nu niet doorgaat. Zo maakt het project een pas op de plaats en neemt de
stad geen voorschot op de uitkomst van toekomstige besluiten, zoals dat heet in
politiek jargon.
Maar natuurlijk schept juist dit besluit om
de herbouw stil te zetten, zijn eigen overtuigingskracht. Waar zijn de
verzekeringsgelden anders voor bestemd dan voor de herbouw van de monumentale
kerk? Moet de ruïne dan nog jaren blijven liggen?
Alleen Gerard de Kleijn beseft dat het mis
dreigt te gaan. Hij reageert boos in de media, maar staat alleen. Van alle
enthousiasme uit de manifestatie Hart onder de Riem is niets meer over, de stad
en zijn kunstenaars zwijgen. In de tijdelijke huisvesting in De Zonnehof staat
het Armando Museum Bureau op een waakvlammetje dat nauwelijks politieke en
publieke interesse wekt. In de wandelgangen van het stadhuis krijgt Yvonne
Ploum keer op keer te horen dat haar museum zeker niet zal heropenen. De stad
kan de twee grootheden Armando en Mondriaan niet voluit eren, daarvoor is
Amersfoort te klein. Haar voorland: voor zover Armando nog te zien zal zijn,
zal ze beleefd om ruimte voor exposities moeten vragen aan de andere musea.
Een ander mogelijk slachtoffer van
bezuinigingen, het Mondriaanhuis, blijft in deze discussie vrijwel buiten
beeld. Het geboortehuis van de wereldberoemde schilder heeft een onvermoeibare
politieke verdediger in de gemeenteraad, Simone Kennedy van de ChristenUnie.
Zij heeft enkele jaren eerder al voor elkaar gekregen dat de gemeente bijdraagt
aan een betere klimaatinstallatie en wijst haar collega-politici erop dat
Amerikaanse toeristen in Europa graag een omweg maken om het Amersfoortse
geboortehuis te zien. Het Mondriaanhuis sluiten zal bovendien weinig bijdragen
aan bezuinigingen: dit kleine museum maakt verreweg de laagste kosten van het
viertal.
Gerard de Kleijn, die beide zonen van
Amersfoort wil behouden, verbijt zijn ergernis. Hij heeft bittere spijt: had
Amersfoort in C nu toch maar ingezet op een gewone herbouw van het museum zoals
het was, zegt hij achteraf. Dan was de kerk klaar geweest voordat de crisis
alles overhoop gooide, en had Amersfoort meer zicht gehad op de unieke positie
die kunstenaar Armando heeft voor de geschiedenis van de stad. Bij zijn bestuur
pleit hij medio 2010 vurig voor een rechtszaak, omdat de gemeente zich
onbehoorlijk gedraagt en omdat er contracten met de Armando Stichting zijn over
het tentoonstellen van de verworven werken en de toekomstige nalatenschap.
Kees Spaan, voorzitter van Amersfoort in C,
ziet het anders. In het souterrain van zijn Amsterdamse grachtenpand komt hij
met Yvonne Ploum tot de conclusie dat Amersfoort simpelweg Armando niet meer
lust. Waarom zoeken we dan geen andere locatie, vragen ze zich af. En enige tijd
later ontdekt Ploum de ideale plek: landhuis Oud-Amelisweerd. Alweer een gebouw
in eigendom van een gemeente, dit keer de stad Utrecht, waar een nieuwe museale
bestemming voor moet komen. En na een paar rondjes praten, is Utrecht best voor
Armando te porren. Kees Spaan geeft zich niet meteen gewonnen: wat moet de
kunst van Armando in een landhuis op de grens met Bunnik waar ook nog eens veel
zorg en aandacht nodig is voor antiek Chinees behang? Maar zodra hij voor het
eerst over de drempel van het te restaureren Oud-Amelisweerd stapt, is hij
overtuigd: hier kan Armando’s werk juist goed tot zijn recht komen, in contact
met bos en landschap.
In die opmerkelijke zomer van 2010 komen
het persoonlijke en het cultuurbeleid ook erg dicht bij elkaar. Zowel Yvonne
Ploum als Gerard de Kleijn zien hun professionele functioneren beïnvloed door
de liefde. Ploum krijgt een relatie met haar collega van het Centraal Museum in
Utrecht en dat wordt haar vaak voor de voeten geworpen als motief voor de
verhuizing van de Armando-collectie naar Amelisweerd. Onzin, vindt ze zelf: de
relatie maakte het juist ingewikkelder om de discussie goed te voeren. “Ik zou
nooit iets doen waarvan ik denk dat het niet goed is voor het werk van
Armando.”
De Kleijn wordt eveneens verliefd, op een personeelslid van het Mondriaanhuis. De directeur van Amersfoort in C is streng voor zichzelf: relaties op zo’n kleine werkvloer zijn een probleem, vindt hij, zeker in een gezagsverhouding. En dan hoort de hoogste in rang te wijken. Hij zal dus vertrekken, en per 1 oktober 2010 heeft hij inderdaad een andere
baan. Als directeur van Museum Gouda blijft hij in de sector en zal hij nog
voor landelijke opschudding zorgen met de verkoop van een schilderij van
Marlène Dumas.
Op 6 december 2010 zetten de gemeente
Amersfoort, de gemeente Utrecht, de provincie Utrecht, de Armando Stichting en
Amersfoort in C de handtekeningen onder een intentieverklaring over de
verhuisplannen naar Amelisweerd. In de gemeenteraad laat niemand een traan over
het aangekondigde vertrek van de als somber en ontoegankelijk ervaren
kunstcollectie die de stad steeds weer confronteert met het ongemakkelijke
verleden van Kamp Amersfoort. Wethouder Barendregt heeft in recordtijd haar
bezuiniging op de musea voor elkaar.