Iedereen lijkt voorstander van een Armando-paviljoen in Kamp Amersfoort. Iedereen? Een klein groepje verzet zich fel om morele redenen. Gehoord worden deze mensen niet, en gebeurt het wel dan met het grootst mogelijke onbegrip. Niet terecht, over hun gevoelens mag je niet heen walsen, betoogt Eric van der Velden.
Een groot kunstenaar is niet per definitie een voorbeeldig mens. Opvallend vaak niet, zelfs. Welke biografie je ook leest, heilig zijn ze nooit. Zelfs over onze nationale knuffelkunstenaar Jan Wolkers lees je dingen, waarvan je kan denken: nou, dat had wel een tandje minder egocentrisch gemogen. Bewonderaars van een kunstenaar willen van kritiek op de persoon doorgaans niets weten. Een idool moet een idool blijven; wie het waagt hem of haar op het menselijke vlak de maat te nemen, doet aan karaktermoord of begrijpt niets van de bron van creativiteit.
Er valt veel voor te zeggen om een privé-leven buiten de kunst te houden. Laat de kunst voor zichzelf spreken, de rest is bijzaak. Maar soms gaat dat lastig, en helpt kennis over de achtergrond van een kunstenaar bij het waarderen en begrijpen van zijn werk. Armando (1929 - 2018) is zo’n kunstenaar. Weet je niet dat zijn puberervaringen in de omgeving van Kamp Amersfoort richting hebben gegeven aan zijn creativiteit, dan blijven zijn schilderijen en beelden abstract. En dreigt onbegrip voor het gegeven dat zijn werk in geen enkele toonaangevende collectie met moderne Nederlandse kunst ontbreekt.
Cirkelgang
Het plan om bij Kamp Amersfoort een Armando-paviljoen te bouwen, heeft het aantrekkelijke van de cirkelgang. Terug naar de beeldenbron. Dat kan alleen daar, en dat maakt deze expositieplek tot een unieke plek voor iedereen die deze kunstenaar lief heeft en zo dicht mogelijk bij zijn creatieve erfenis wil zijn. Dus: ja doen, beter valt de nare smaak van het mislukken van het Armando Museum in de Elleboogkerk en Oud Amelisweerd niet weg te spoelen. Het is de best denkbare rustplek voor de 21 Armando’s die de stad aan dit onbezonnen museumavontuur heeft overgehouden.
Alleen: Kamp Amersfoort is al een herdenkings- of bedevaartsoord. Niet voor kunstliefhebbers, maar voor nabestaanden van oorlogsslachtoffers. Een deel behoort tot de hardliners. Duitsers zijn voor hen nog steeds moffen. Ze krijgen een rode waas voor de ogen als iemand het lef heeft om te stellen dat SS’ers in de grond ook maar gewone jongens waren.
Arthur Graaff behoort tot die groep van getraumatiseerde nabestaanden. Als woordvoerder van de anti-fascistenbond AFVN - de naam is groot, de aanhang klein - bestookt hij onvermoeibaar organisaties en initiatieven die bij de grijstinten tussen het zwart en het wit zijn beland. De Amersfoortse cultuurwethouder Fatma Koser Kaya kreeg onlangs een lange brief van hem met als strekking dat Armando weliswaar beslist geen fascist, nazi, neofascist of neonazi was, maar wel een onloochenbaar bewonderaar van de SS. Een bewondering die hij ondanks hevige kritiek nooit gerelativeerd of herroepen zou hebben. Eerder voerde Graaff actie tegen het opvoeren van een theatraal eerbetoon aan Armando in het Kamp. De opvoering werd afgelast, wat Graaff kwam te staan op een snoeiharde column van Tommy Wieringa in NRC. De zelf benoemde anti-fascist wordt neergezet als een slecht geïnformeerde fanaticus, die met selectief citeren Armando in een kwaad daglicht zet.
Martin Bril
Fanaticus, dat zeker. Maar slecht geïnformeerd kun je de ooit als journalist voor respectabele media schrijvende Graaff niet noemen. Wel interpreteert hij uitspraken zo dat ze in zijn verengde denkraam passen. Oordeel zelf, om te beginnen met een citaat uit een interview dat Martin Bril in 1990 met Armando en Hans Sleutelaar voor de Haagse Post had. Het is een terugblik op hun bundel De SS’ers waarmee zij in 1967 een storm van verontwaardiging veroorzaakten. Over dat boek straks meer.
Armando: ,,In mijn naaste omgeving kende ik er zo drie, ja. En dat waren alledrie jongens die niet uit nsb-gezinnen kwamen. Alledrie gingen ze uit pure opstandigheid. Die waren niet fout. Nee, vier weet ik er. Prima in orde, flinke, gezonde jongens, zoals dat heet. Tegenwoordig gaan jongens om hun vader te pesten in een kraakpand wonen, of ze gaan aan de drugs, en in die tijd gingen ze als ze ruzie met hun vader hadden bij de ss. Die knapen waren niet fout of zo, maar ze waren in de contramine. Alleen, het vervelende was dat ze niet terugkwamen, of invalide terugkwamen. Of als ze wel terugkwamen acht jaar de lik in moesten. Dat is niet zo leuk natuurlijk.
Sleutelaar: Voor hetzelfde geld waren ze bij de Engelsen gegaan.
Armando: Tuurlijk. Ik weet er nog één. Ik weet er vijf. Ook niet fout, ook gewoon.
Bril: Allemaal jongens uit de buurt, een paar jaar ouder, maar…
Armando: Ja, negentien, twintig, ook vaak jongens die hun draai niet konden vinden, of die anders als arbeider naar Duitsland zouden moeten, of weet ik veel. Een jongen was bakkersknecht, nou ja die kwam je dan tegen. Hoe was het? Moest je nog oppassen ook dat je met zo’n gozer praatte. Hard hard hard, zeiden ze dan. Dat hoorde je altijd, dat het zo’n harde opleiding was. Heel trots dat ze in dat uniform liepen, en er was hun ook wat beloofd hè, als de oorlog voorbij was, zouden ze onder de pannen zijn. Maar ja, het zijn ook van die leeftijden waarop je vreemde beslissingen neemt. En er was niks te doen. Ik zat in een zwemvereniging. Waterpolo. Daar waren er ook al twee.
Sleutelaar: Het lijkt wel of jij het aantrekt.
Armando: Haha.
Bril: Wat had je zelf gedaan als je wat ouder was geweest?
Armando: Ik zou het nooit gedaan hebben.
Bril: Je keek niet tegen die jongens op?
Armando: Nee, je vond het stom. Maar de Duitsers zelf, en dat besefte je niet goed, want je haatte ze omdat het je vijand was, maar tegelijk bewonderden we ze, hoewel we dat nooit tegen mekaar zouden zeggen. Ze waren professioneler. Macht ziet er prachtig uit, en is tevens weerzinwekkend.’’
Beest in de bek kijken
Armando distantieerde zich niet van het kwaad, hij wilde het beest in de bek kijken. Voor de bundel SS’ers interviewden hij en Sleutelaar mannen zonder spijt, zonder schuldgevoel. Het boek droeg hij op aan ene Dick, een neef en ‘prima jongen’ die ook bij de SS had gezeten. Is het echt zo onbegrijpelijk dat de Graaff c.s. zoveel jaar na dato nog steeds meent dat dit boek uit de handel moet worden gehaald? Stel dat in deze tijd een kunstenaar met het boek De Pedo’s zou komen. Naar analogie van De SS’ers geeft hij veroordeelde kindermisbruikers de ruimte om hun drijfveren te belichten. Om er van te leren, om te weten hoe deze mensen hun daden voor zichzelf kunnen verantwoorden. De Volkskrant had een dergelijk interview met een veroordeelde pedoseksueel klaar liggen. Uiterst interessant, vertelde hoofdredacteur Remarque in DWDD, maar de krant zag toch af van publicatie. Uit respect voor de slachtoffers van kindermisbruik. Respect voor de gevoelens van beschadigde mensen, daar draait het om. Met dit in gedachte komt columnist Herman Vuijsje in de NRC tot een heel wat milder standpunt dan zijn collega Tommy Wieringa.
Op Sieta Koet van Amersfoort2014 na, was er niemand in de Amersfoortse gemeenteraad die stil stond bij de vraag of Graaff het misschien waard is om gehoord te worden. Of je niet eerst moet onderzoeken hoe controversieel Armando nog is in kringen die het meest onder de bezetting van de Duitsers hebben geleden. Of ze het genuanceerde en gelaagde zwart van Armando aankunnen. Het is in eerste instantie hun kamp.
Het is in elk geval van groot belang hoe je Armando met het Kamp gaat verbinden. Als boegbeeld van het goed, als een groot mens dat baanbrekend werk heeft verricht in het debat over de dunne scheidslijn tussen goed en kwaad? Of als de gewone Amersfoortse jongen in ongewone omstandigheden, die zijn leven lang geworsteld heeft met zijn oorlogsherinneringen. En die zijn persoonlijke strijd fenomenaal van zich af heeft weten te schilderen.
Er komt een moment dat ook Armando zijn onthullende biografie krijgt. Ook daarom is het verstandig om hem niet op een voetstuk te plaatsen.
Kan hij er ook niet vanaf lazeren.